Meervoudig Wegkijken, Multicultureel Vakmanschap bij de politie misluktMay 31, 2016
Het beleid ten aanzien van Multicultureel Vakmanschap bij de politie heeft gefaald. Dit blijkt uit openbaar gemaakte documenten. Daarnaast stelde het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit, van 2007 tot eind 2014 verantwoordelijk voor beleid en trainingen om interne en externe discriminatie tegen te gaan, weinig tot niets voor.
Onderzoeken naar eigen ervaringen met de politie maken duidelijk dat veel mensen de indruk hebben dat agenten discrimineren. Eind december 2015 verscheen het rapport Werelden van verschil, over de sociaal-culturele afstand en positie van migrantengroepen in Nederland van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). [16-12-15] In het SCP-rapport wordt gesteld dat migrantenjongeren ‘in alledaagse situaties, op de arbeidsmarkt en in contact met de politie uitsluiting ervaren.’
Dit zorgt voor een tweedeling die spanningen kan oproepen: ‘Onder deze jongeren leeft ook een wantrouwen tegenover de Nederlandse media, de landelijke politiek en de politie. Dit draagt bij aan het gevoel geen onderdeel te zijn van de Nederlandse samenleving.’ Ervaren discriminatie is echter nog geen bewijs voor het structureel plaatsvinden van discriminatoir gedrag van agenten. Wetenschappelijke onderzoeken echter geven hier ook geen eensluidend antwoord op.
Als antwoord op de aantijgingen van discriminatoir optreden van politiefunctionarissen zet de politie sinds enkele jaren in op multicultureel vakmanschap. Op de website van de politie wordt dit vakmanschap gedefinieerd als ‘de professionaliteit van politiemedewerkers om om te gaan met de vele culturen en leefstijlen in de politieorganisatie en in de samenleving. Deze professionaliteit gaat over kennis, houding, respect, gedrag en het kunnen omgaan met culturele dilemma’s.’
De term is al geruime tijd in zwang. Zo spraken het Ministerie van Binnenlandse Zaken (dat toen nog verantwoordelijk was voor de politie) en de toenmalige korpsen al in 2007 af dat ‘de korpsen zorgen voor ontwikkeling Multicultureel Vakmanschap (MCV) bij alle medewerkers’. MCV kan een bijdrage leveren aan het tegengaan van politiediscriminatie. Professioneel omgaan met culturen in de samenleving betekent immers: non-discriminatoir en politieoptreden dat niet is gebaseerd op vooroordelen over etnische minderheden. Een serieus MCV-beleid kan dus een indicatie zijn dat de overheid en politie discriminatie serieus nemen.
MCV-beleid
In dit artikel wordt nader ingegaan op de vraag of de doelstelling uit 2007 is gehaald: zorgt de politie inderdaad voor de ontwikkeling van multicultureel vakmanschap bij al haar medewerkers? Daarnaast gaat het om de vraag of er serieus beleid wordt gevoerd rond MCV en of de politie hiermee politiediscriminatie tegengaat. Wordt er landelijke sturing aan dit MCV-beleid gegeven en hoe vertaalt zich dat naar de afzonderlijke eenheden? Wat houdt dit concreet in voor de trainingen en cursussen die over MCV worden gegeven? Waar gaan deze trainingen precies over, hoeveel politiefunctionarissen hebben trainingen gevolgd, en wat is het effect van die cursussen?
Dit artikel maakt duidelijk dat – hoewel de term MCV alweer tien jaar geleden werd geïntroduceerd – er geen landelijk beleid wordt gevoerd op dit onderwerp. Dit wordt duidelijk aan de hand van de geschiedenis van het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) dat tussen 2003 en 2015 het beleid mede vorm diende te geven, en dat sinds 2012 door de Nationale Politie wordt ondernomen.
Buro Jansen & Janssen heeft in 2015 een WOB-verzoek ingediend waarin werd verzocht om documenten openbaar te maken over onder andere MCV. De interne via de WOB openbaar gemaakte documenten schetsen een beleid waar landelijke leiding en sturing ontbreekt. Wel nemen regionale politie-eenheden initiatieven maar die getuigen van een zeer diverse invulling van het begrip MCV waarbij het de vraag is in hoeverre het nog gaat over waar MCV mede voor bedoeld was: het tegengaan van politiediscriminatie.
De zoektocht naar het MCV bij de politie is niet eenvoudig. Begripsverwarring ligt voortdurend op de loer en de politie gebruikt omfloerst taalgebruik. Die begripsverwarring gaat zowel over het woord discriminatie maar ook over het MCV zelf. Het benoemen van de term discriminatie ligt gevoelig, zeker in relatie tot de politie. Wanneer de term discriminatie in politiedocumenten wordt gebruikt, slaat dit doorgaans op discriminatie door burgers. Discriminatie binnen de politieorganisatie en discriminatie van burgers door de politie worden zelden expliciet als discriminatie benoemd.
Multicultureel vakmanschap wordt in politiedocumenten niet alleen op allerlei manieren ingevuld, maar ook soms vervangen door andere begrippen. Zo kan MCV gaan over aan eer gerelateerd geweld (EGG) of over het begrijpen van een cultuur in een moordzaak zoals de politie dat omschrijft als Netwerken, leefstijlen & cultuur (NLC). Naast EGG, NLC wordt ook het spotten van ‘verdacht gedrag’ als invulling van MCV gebruikt, het zogenoemde SDR (search, detect, react), dat als een soort wetenschappelijke methode wordt gepresenteerd. Het wil echter niet zeggen dat het niet gebaseerd is op vooroordelen.
Sinds 1 januari 2013 zijn de vroegere 26 politiekorpsen opgegaan in de Nationale Politie bestaande uit elf eenheden. In dit artikel wordt de aanduiding ‘korpsen’ zoveel mogelijk gebruikt voor situaties voorafgaand aan 2013 en ‘eenheden’ voor de periode sindsdien.
Discriminatoire politie
Dit artikel is een vervolg op Discrimineert de politie van 23 juli 2013 dat geschreven is naar aanleiding van een onderzoek dat in 2012 werd gestart. In 2012 vroeg Buro Jansen & Janssen middels een beroep op de WOB beleidsdocumenten op bij alle toenmalige 25 politieregio’s. Het informatieverzoek betrof: ‘rapportages, evaluaties en notities ten aanzien van selectief, discriminatoir handelen, optreden of op een andere manier functioneren van zowel individuele functionarissen als beleidsmatig handelen van het apparaat als geheel.’
Vijftien regio’s antwoordden over geen relevante documenten te beschikken. Negen korpsen stuurden J&J documenten toe, veelal rapportages van politieklachtencommissies. Uit het WOB-verzoek bleek dat de meeste korpsen geen beleid voerden op het gebied van discriminatie. Het WOB-verzoek van 2012 maakte duidelijk dat er geen sprake is van eenduidig beleid binnen de politiekorpsen om politiediscriminatie tegen te gaan.
Uit sommige door de politie openbaar gemaakte stukken van enkele korpsen kwam wel naar voren dat de urgentie van het tegengaan van politiediscriminatie binnen het korps wordt onderkend. In een document van het toenmalige regionale korps Limburg Noord wordt zelfs vermeld dat ‘een politie die door een deel van de bevolking als ontoegankelijk, weinig respectvol, stigmatiserend of zelfs discriminerend wordt ervaren, het lastig heeft.’ [Stand van Zaken aanpak discriminatie, 2009 of februari 2011].
De politie Zeeland gaat nog een stap verder: ‘Uit discriminatie ervaringen in 2005 blijkt dat discriminatie door gezagsdragers en andere publieke functionarissen meer negatieve impact heeft op personen dan andere vormen van rassendiscriminatie.’ Deze opmerkingen zijn ook terug te vinden in landelijke documenten van de politie, zoals de beleidsnota discriminatie van de Raad van Hoofdcommissarissen uit 2008.
Voortbordurend op het onderzoek uit 2013 heeft Buro Jansen & Janssen in 2015 een nieuw WOB-verzoek ingediend waarin werd verzocht om alle documenten over ‘multicultureel vakmanschap, meervoudig kijken, het herkennen van en omgaan met vooroordelen, SDR (search, detect, react) en ontwikkeling van de drie grondhoudingen.’ Dit keer lag de nadruk niet op het discriminatoir optreden van de politie zelf, maar op de trainingen en cursussen om discriminatie tegen te gaan.
Eenheid Rotterdam
In reactie op het nieuwe WOB-verzoek heeft de politie nieuwe stukken openbaar gemaakt. In sommige stukken wordt, net als bij het WOB-verzoek van 2012, opnieuw gerefereerd aan de urgentie voor het tegenaan van discriminatie van burgers door politieagenten.
De eenheid Rotterdam maakte het document EMO20042015, ‘plan van aanpak Veilig buiten veilig binnen’. openbaar. In dat document beschrijft de eenheid zoals zij de huidige maatschappelijke verhoudingen aanschouwt: ‘De hedendaagse ontwikkelingen in onze samenleving, zoals verscherpte verhoudingen tussen bevolkingsgroepen – vaak als gevolg van conflicten elders – doen een toenemend beroep op het vermogen van de politie in een polariserende samenleving om de-escalerend en stabiliserend op te treden en de vrede te bewaren.’
Volgens de politie Rotterdam zou daarop het antwoord moeten zijn: ‘een politieorganisatie die op basis van goed onafhankelijk politiewerk, kennis & vakmanschap, het verschil maakt door het verschil te zien zonder onderscheid te maken.’ Discriminatie door politiefunctionarissen hoort in een dergelijke organisatie dus niet thuis, zowel niet naar collega’s als naar burgers. De conclusie is helder en sluit aan bij het SCP-rapport over de uitsluiting van migrantenjongeren: ‘Als we hier niet op de juiste manier invulling aan geven daalt het vertrouwen in de politie en staat onze legitimiteit ter discussie.’
Rotterdam is in een ander openbaar gemaakt document nóg explicieter en legt de link tussen discriminatie door de politie, etnisch profileren en multicultureel vakmanschap. In een niet gedateerd discussiedocument ‘multicultureel vakmanschap, discriminatie en etnisch profileren’ [begin 2015] wordt discriminatie door de politie benoemd:
‘Uit onderzoek blijkt dat bij identiteitscontroles, verkeerscontroles en preventief fouilleren etnische minderheden vaker lijken te worden gecontroleerd dan andere groepen mensen, zonder dat hier een objectiveerbare reden toe is. Hierbij wordt kennelijk geselecteerd op grond van ras, huidskleur, nationaliteit, taal of religie. Etnische minderheden lijken daarbij sneller gezien als een risico of aangemerkt als ‘verdacht’, zonder dat zij iets doen. … De politie treedt dus op tegen discriminatie, maar lijkt zich hier soms zelf ook schuldig aan te maken.’
Discriminatie binnen eigen organisatie
Het discussiedocument van de Rotterdamse eenheid gaat niet alleen over politiediscriminatie van burgers, maar ook over discriminatie binnen de politieorganisatie zelf. Het document stelt: ‘Daarnaast komt het de laatste tijd vaker voor dat m.n. allochtone en/of islamitische collega’s zich niet veilig voelen op het werk, omdat er bijvoorbeeld door collega’s kwetsende opmerkingen gemaakt worden over het islamitische geloof. Ze voelen zich onder druk gezet om verantwoording af te leggen over hun geloof. Het gaat hierbij niet alleen om het gevoel van ‘gediscrimineerd’ worden, maar over ongewenste omgangsvormen in het algemeen.’
De opsteller(s) van het document hebben het naast discriminatie op grond van ras en religie ook over discriminatie op grond van seksuele geaardheid: ‘En dit punt geldt niet alleen voor allochtone/islamitische collega’s. Ook van homoseksuele politiemensen krijgen we soortgelijke signalen.’
Onder de kop bewustwording/leiderschap concluderen de opstellers dat ‘het actief bespreken van de politietaak in relatie tot de huidige polarisatie en de erkenning van het feit dat etnisch profileren zich ook voordoet binnen de politie de eerste stap is richting bewustwording […] De aanname dat er sprake is van etnische profilering en dat we ons er (bijna) allemaal (onbewust) schuldig aan maken vraagt om een andere, meer open houding en alertheid op onze eigen motieven, houding en gedrag.’ De notitie bevat ook een gedeelte over het ‘vervolg’, waarin staat vermeld dat de notitie op 16 maart 2015 tijdens een management-teamoverleg van de eenheid besproken zal worden. De status van het document is niet bekend noch of, en welke opvolging de leiding van de eenheid Rotterdam aan het document heeft gegeven.
Het Rotterdamse document toont aan dat het tegengaan van politiediscriminatie door sommigen binnen de politieorganisatie van belang wordt bevonden. De strekking van het discussiestuk komt overeen met een interne memo van voormalig chef Bouman van de Nationale Politie van februari 2015, waar het NRC Handelsblad begin 2015 uit citeert. ‘Binnen de Nationale Politie worden moslimagenten door collega’s uitgesloten, gekleineerd en zonder respect behandeld’, aldus Bouman. En dat niet alleen, moslims zouden volgens hem ‘willekeurig van straat worden geplukt.’
De interne memo staat in schril contrast met de reactie van Bouman op een rapport van Amnesty International over etnisch profileren van eind 2013. Amnesty concludeerde dat er aanwijzingen zijn voor het plaatsvinden van etnisch profileren. Over de omvang van het fenomeen kan de organisatie niets zeggen op basis van de bestaande literatuur. Amnesty riep de overheid op om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en meer onderzoek te laten doen.
Destijds vond Gerard Bouman dat het Amnesty-rapport ‘iedere politiemedewerker ernstig tekort’ doet en dat het daardoor ‘onze complexe taken in onze complexe samenleving bepaald niet eenvoudiger op maakt’. [politie.nl 01-11-13] Het artikel van Bouman laat de indruk achter dat dat hij anderhalf jaar na zijn kritiek op Amnesty in 2015 meer belang hecht aan het tegengaan van politiediscriminatie, maar met zekerheid is dat niet te stellen.
Landelijk Expertisecentrum Diversiteit
Toch staat het onderwerp diversiteit en discriminatie bij de politie al veel langer op de agenda. Vijftien jaar geleden, op 1 maart 2001 om precies te zijn, werd het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) onder verantwoordelijk PvdA-minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Klaas de Vries opgezet om, zoals de naam al suggereert, de diversiteit bij de politie te vergroten. De politie viel toen nog onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het LECD moest op allerlei terreinen ondersteuning bieden aan de diversiteit binnen de politiekorpsen. Het ging toen onder meer over trainingen, cursussen, begeleiding en andere taken. Naast ondersteuningswerk was het LECD vooral opgezet om te komen tot landelijk beleid met betrekking tot diversiteit. In januari 2006 kreeg het voortbestaan van het LECD vier extra jaren door toenmalig VVD-minister Remkes toegezegd om haar taken uit te kunnen voeren. Opnieuw was de centrale taak diversiteit binnen de korpsen. Discriminatie was lange tijd niet in het takenpakket van het LECD opgenomen. In het instellingsbesluit van 2001 en de verlengingen in 2003 en 2006 komt het niet voor.
Pas in 2010 wordt discriminatie in het takenpakket opgenomen. In januari 2010, bij de laatste verlenging van het bestaan van het LECD door CDA-minister Hirsch Ballin staat het woord discriminatie in het verlengingsbesluit naast diversiteit en de gevleugelde term multicultureel vakmanschap, die ook al niet eerder in de ministeriële besluiten was voorgekomen. Uit de ministeriële besluiten van Binnenlandse Zaken wordt niet duidelijk of het nu gaat om discriminatie door de politie of discriminatie door burgers.
Na dertien jaar komt er, op 1 januari 2015, een eind aan het LECD. De laatste vier jaar heeft het centrum gewerkt aan het borgen van definities, activiteiten en beleid binnen de Nationale Politie. Dit roept vragen op over de activiteiten ten aanzien van het verbeteren van de diversiteit in de eerste negen jaar van het bestaan van het LECD. Toch blijft de vraag waarom het ‘borgen’ van beleid binnen de politie niet van dag één door het centrum werd gestimuleerd maar pas gedurende de laatste vier jaar van haar bestaan.
Volgens de evaluatie van het LECD door Regioplan Beleidsonderzoek vormde een van de problemen van het centrum dat zij naast de politieorganisatie was gesitueerd en niet binnen de organisatie zelf wat haar effectiviteit heeft beperkt. Een andere reden zou kunnen zijn dat het centrum zelf niet meer naar behoren functioneerde en de laatste jaren gekenmerkt werd door interne problemen.
In Discrimineert de politie? [Buro Jansen & Janssen, juli 2013] kwam het LECD aan bod. ‘Probleem is dat het expertisecentrum van de politie, het centrum dat de participatie van allochtonen, vrouwen, homoseksuelen en gehandicapten bij de politie moet bevorderen, zelf niet het schoolvoorbeeld is van een organisatie die diversiteit hoog in het vaandel heeft staan.’ In het artikel wordt beschreven hoe er uiteindelijk nog maar één allochtone medewerker in dienst was bij het LECD en dat een onderzoek concludeerde dat: ‘Leidinggevenden binnen de politieacademie veel te weinig hebben gedaan aan klachten van medewerkers over machtsmisbruik, discriminatie en interne ruzies.’ [Rapportage onafhankelijk onderzoek LECD, 22-03-12]
Dertien jaar voor noppes
In 2014 verschijnt er een evaluatie van het LECD, samengesteld door het externe onderzoeksbureau Regioplan Beleidsonderzoek. Regioplan concludeert dat ‘de activiteiten van het LECD vooral betrekking hebben gehad op de fasen van bewustwording en planvorming’ en dat ‘van daadwerkelijke implementatie op de werkvloer’ minder terecht is gekomen. Dertien jaar diversiteitsbeleid van het LECD heeft ‘slechts in beperkte mate geleid tot (blijvende) gedragsverandering’, waarbij blijvend zelfs tussen haakjes is geplaatst.
Die geringe verandering is nog verontrustender als wordt gekeken naar het bereik van het centrum. Regioplan schrijft op basis van gesprekken met politiefunctionarissen en documenten van het LECD dat ‘LECD-activiteiten vooral veel mensen hebben bereikt die zich uit hoofde van hun functie al met diversiteit bezighouden.’ Geringe gedragsverandering voor een beperkte groep functionarissen die zich toch al met diversiteit bezig hielden, klinkt niet echt als een solide prestatie van een bestuursorgaan in dertien jaar tijd.
Volgens Regioplan zijn de resultaten van het werk van het LECD niet eens meetbaar. Onder opbrengsten schrijft het bureau: ‘Op activiteitenniveau is niet goed vast te stellen wat de resultaten zijn van de interventies en of en hoe deze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het LECD ten aanzien van diversiteit.’ Binnen het centrum zelf is nog nooit systematisch gekeken naar de effecten van haar werkzaamheden.
Enkele politiefunctionarissen zijn wel positief over het LECD, maar ook bij hen draait het om de selecte groep die zich toch al met het thema diversiteit bezighield. Deze functionarissen zouden blij zijn met de ‘aanjaagfunctie (het onder de aandacht brengen en houden van het thema) en het neerzetten en faciliteren van structuren binnen de politieorganisatie.’
Of dit de miljoenen aan belastinggeld voor het LECD rechtvaardigt, is de vraag, zeker als ook nog eens blijkt dat ‘een complicerende factor in het beoordelen van de opbrengsten van het LECD is dat gesignaleerde veranderingen in de voormalige regiokorpsen niet altijd (alleen) zijn toe te schrijven aan het LECD. Ook vanuit de voormalige regiokorpsen zelf zijn ontwikkelingen op dit vlak in gang gezet.’
Wie het evaluatierapport van Regioplan doorleest komt tot de slotsom dat dertien jaar lang een diversiteitscentrum in leven werd gehouden zonder dat duidelijk is wat het centrum heeft bijgedragen. Maar het ministerie van Veiligheid en Justitie, dat sinds 2010 verantwoordelijk is voor de politie en hiermee dus ook voor het LECD, geeft haar eigen draai aan de evaluatie.
In een interne nota van 11 februari 2015 schrijft het ministerie: ‘De evaluatie wijst uit dat het LECD met name veel activiteiten heeft uitgevoerd die betrekking hebben op de fasen van bewustwording en planvorming […] Uit de gesprekken ontstaat het beeld dat de belangrijke resultaten vooral gelegen zijn in de structuren (aandacht voor de thema’s) en het neerzetten en faciliteren van structuren binnen de politie organisatie die belangrijk zijn voor goed diversiteitsbeleid.’
Daar waar Regioplan spreekt van borgen aan de hand van dezelfde definities, doet het ministerie het voorkomen alsof er structuren zijn opgebouwd die de veranderingen al bijna hebben bewerkstelligd. Het ministerie merkt nog wel op dat er niet is geëvalueerd, maar daar zijn de woorden ‘niet systematisch’ aan toegevoegd. Daardoor lijkt het alsof het LECD haar activiteiten zelf heeft gemonitord en geëvalueerd, wat niet het geval is. Het beperkte bereik van het LECD, het feit dat onduidelijk is of de voormalige regiokorpsen zelf niet al het een en ander in gang hadden gezet: de ambtenaren van het ministerie benoemen het niet.
In de interne beleidsreactie adviseert een ambtenaar de minister om de Kamer te paaien. ‘De Kamer en media hechten groot belang aan diversiteit van het politiepersoneel en aan de aanpak van discriminatie. Gezien de publieke belangstelling en de moeilijk vast te stellen resultaten van het LECD wordt u aangeraden het evaluatierapport zelf met een beleidsreactie naar de Kamer te sturen’, schrijft een senior beleidsmedewerker van het ministerie. Volgens de ambtenaar moet de minister dan ook nog even opmerken dat ‘u als korpschef de aandacht heeft voor de thema’s diversiteit en discriminatie en voor goede borging van de LECD-activiteiten.’
Niets veranderd
Multicultureel Vakmanschap (MCV) werd in de periode 2006-2009 geïntroduceerd binnen de politieorganisatie. In het document ‘de samenwerkingsafspraken diversiteit bij de politie van 2008-2011 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties’ van november 2007 is de ‘Ontwikkeling van multicultureel vakmanschap’ expliciet opgenomen. Het gaat in het document vooral over een ‘ontwikkelproces rondom het multicultureel vakmanschap’ door het LECD in samenwerking met de politieacademie en de korpsen en de ontwikkeling van een ‘leerlijn multicultureel vakmanschap’ door de politieacademie. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid concludeerde in het rapport Diversiteit bij de politie van 2009 dat er niet veel was opgeschoten.
Vanaf 2010 is het LECD pas verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het MCV. Het LECD heeft daartoe een leerlijn MCV mede vormgegeven, bijgedragen aan expertgroepen MCV binnen de korpsen en incidentele ondersteuning verleend. Van de ontwikkeling van het MCV is niet veel terecht gekomen, blijkt uit de LECD-evaluatie van Regioplan Beleidsonderzoek. Enkele regiokorpsen geven aan dat de ontwikkelingen in hun korpsen onafhankelijk van het LECD zijn gegaan. Met de opheffing van het LECD op 1 januari 2015 is de vraag: hoe gaat het nu verder met het Multicultureel Vakmanschap?
Zowel de evaluatie van Regioplan als twee nota’s van het ministerie van Veiligheid en Justitie van 4 december 2014 en 11 februari 2015 spreken veelvuldig over de borging van de ‘werkzaamheden en activiteiten van het LECD’ binnen de Nationale Politie. De nota van 4 december 2014 van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) van het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat ‘per 1 januari 2015 […] de activiteiten van het centrum zijn overgedragen en geborgd binnen de nationale politie. De definities die het LECD en de nationale politie hanteren voor deze thema’s sluiten nauw bij elkaar aan en staan borging niet in de weg.’ Wat die borging precies inhoudt, wordt niet uitgelegd.
Een belangrijk onderwerp van die borging is het multicultureel vakmanschap (MCV). De omschrijving van het begrip MCV is dusdanig breed dat er grote kans bestaat dat verschillende eenheden het begrip anders uitleggen. Want wat is precies ‘de professionaliteit van politiemedewerkers om om te gaan met de vele culturen en leefstijlen in de politieorganisatie en in de samenleving.’ Daarbij komt dat die ‘professionaliteit gaat over kennis, houding, respect, gedrag en het kunnen omgaan met culturele dilemma’s.’
Gezien het belang dat binnen de overheid en de politie aan het MCV wordt gehecht, zou men verwachten dat bij een dusdanig complex begrip er landelijk beleid is ontwikkeld. Dit beleid ten aanzien van diversiteit en discriminatie bij de eenheden moet door de eindverantwoordelijke, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en/of de Nationale Politie, worden ontwikkeld nu het LECD is opgeheven.
Nationale Politie
Met het WOB-verzoek richtte Buro Jansen & Janssen zich in april 2015 op de trainingen en cursussen bij de politie. Er werd verzocht om alle documenten over het aantal trainingen dat door politie Nederland en haar eenheden op de terreinen multicultureel vakmanschap, meervoudig kijken, het herkennen van en omgaan met vooroordelen, SDR (search, detect, react), ontwikkeling van de drie grondhoudingen is aangeboden aan haar functionarissen, een overzicht van het aantal functionarissen dat aan deze trainingen heeft deelgenomen en het interne beleid ten aanzien van het deelname aan deze trainingen.
Middels het WOB-verzoek verwachtte Buro J&J een overzicht te krijgen van zowel de landelijke aanpak als de aanpak van de eenheden, en andere relevante documenten over aspecten van het MCV-beleid zoals effectmetingen ten aanzien van de bestrijding van politiediscriminatie, sturing en begeleiding van de eenheden om doelstellingen te behalen, richtlijnen voor cursussen en trainingen, de resultaten van cursussen.
In antwoord op het WOB-verzoek stelt de Nationale Politie (NP) dat ‘MCV de volle aandacht heeft binnen de NP en binnen deze overkoepelende term komen omgangsvormen aan de orde die betrekking hebben op discriminatie in welke vorm dan ook (etnisch profileren/discriminatoir optreden/seksuele geaardheid/diversiteit/integriteit of dergelijke).’
Volgens de NP is er ook sprake van een landelijke benadering: ‘Sinds de vorming van de NP is de inspanning erop gericht ook op dit gebied te komen tot een landelijke benadering van MCV met het doel dat politiefunctionarissen — waar zij ook werkzaam zijn — zich bewust blijven van de omgangsvormen (in- en extern) die onder andere van belang zijn voor vakmanschap waar het gaat om diversiteit in de samenleving (MCV).’ In antwoord op de WOB schrijft de directeur korpsstaf NP dat ‘de verstrekte informatie eigenlijk representatief is voor de NP.’
Blijft de vraag hoe die landelijke benadering er dan uitziet. Dit wordt niet duidelijk uit de openbare stukken van de NP en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, en de via de WOB openbaar gemaakte stukken. Het antwoord van de directeur korpsstaf NP roept vragen op. Representatief is namelijk iets anders dan een concreet geformuleerd beleid en de implementatie van dat beleid.
Een andere vraag die in de WOB-stukken onbeantwoord blijft, is hoe de zogenoemde borging van het MCV-beleid binnen de NP tot stand is gekomen. Bij de opheffing van het LECD zouden de taken van het centrum zijn overgedragen aan de NP. Volgens Regioplan Beleidsonderzoek werd dit onder meer bereikt door middel van het afstemmen van de definities van het MCV en andere concepten tussen het LECD en de NP. Uit de WOB-stukken en beleidsdocumenten wordt niet duidelijk hoe het MCV geborgd wordt binnen de NP.
Het is tevens de vraag welk beleid dan representatief is voor het gehele nationale korps? Dat van de eenheid Noord-Holland of Rotterdam, de wijkagent uit Limburg of de enkele cursussen in Noord-Nederland? Zoals Regioplan in de evaluatie van het LECD al schrijft zijn door de voormalige regiokorpsen op het terrein van diversiteit en multicultureel vakmanschap al ontwikkelingen in gang gezet.
Die ontwikkelingen verschillen van korps tot korps in het verleden en eenheid tot eenheid sinds het ontstaan van de NP. De Landelijke benadering is beleid van dertien afzonderlijke NP-eenheden, niet van een gedeeld nationaal korps. Hieronder zullen we ingaan op de reactie van de eenheden op het WOB-verzoek. Hieruit blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen de eenheden in de wijze waarop zij MCV benaderen.
Pluralistische politie
Het Multicultureel Vakmanschap bij de politie laat niet alleen een palet aan verschillende cursussen zien zowel qua aanbieders als vorm en inhoud, maar ook een zeer diverse benadering van het thema door de voormalige regiokorpsen en de huidige eenheden. Wie de stukken van de politie bekijkt, krijgt de indruk dat van enige regie geen sprake is. Iedere regio heeft zijn eigen benadering en dit lijkt vooral afhankelijk van de inzet, motivatie en prioriteiten van functionarissen die diversiteit, discriminatie, multicultureel vakmanschap, meervoudig kijken, pluralistisch denken of welke andere benaming of benadering van MCV in hun pakket hebben.
De Politieacademie schrijft in haar antwoord op het WOB-verzoek dat ‘het MCV onderwijs de afgelopen jaren is geïntegreerd in alle basisopleidingen aan de Politieacademie.’ De NP antwoordt in november 2015: ‘omdat het belang van MCV op al haar onderdelen zwaar weegt binnen de politie is de aan u verstrekte informatie eigenlijk representatief voor de Nationale Politie’. De directeur korpsstaf NP stelt: ‘sinds de vorming van de Nationale Politie is de inspanning erop gericht ook op dit gebied te komen tot een landelijke benadering van MCV.’ Die landelijke benadering is niet te ontwarren uit de veelheid van instanties die cursussen aanbieden, de diversiteit aan trainingen en het gebrek aan implementatie, strategie, sturing en evaluatie.
Is de aanpak van discriminatie door de politie, zoals voorgestaan door de Landelijke Eenheid en de eenheid Noord-Holland, representatief voor wat er landelijk gebeurt? Beide korpsen doen niets aan MCV, diversiteit en andere trainingen en beleid ten aanzien van mogelijk discriminatoir optreden van de politie. De NP schrijft: ‘Ik informeer u dat bij deze eenheden geen documenten met betrekking tot opleidingen MCV zijn aangetroffen. Tevens zijn bij deze eenheden geen andere documenten aangaande MCV aangetroffen.’
Of is de aanpak uit Rotterdam het voorbeeld. Het Rotterdamse korps kreeg in 2008 de ‘Diversiteitprijs Nederlandse politie 2008’ voor het project Prroud. Alle ruim 6.000 functionarissen werkzaam bij het korps kregen een training van twee dagen en een ‘congresbijeenkomst’. De stafjurist schrijft in 2015: ‘In het kader van diversiteit is door politie Rotterdam-Rijnmond destijds een training ingekocht: PRROUD. Dit speelde echter in 2009-2010 en in 2011 hebben de laatste medewerkers de training gevolgd. Ik kan geen evaluaties of iets dergelijks vinden.’
De NP schrijft dat bij de eenheid Rotterdam ‘geen documenten aangaande opleidingen zijn aangetroffen, wel een notitie Plan van aanpak Veilig buiten veilig binnen, discussiedocument MCV, discriminatie en etnisch profileren.’ Sinds 2011 hebben er geen Rotterdamse agenten aan trainingen en cursussen deelgenomen.
Eenheid Amsterdam
In Amsterdam zijn er geen cursussen MCV gegeven of ingekocht, ook niet na het onderzoek van antropoloog Çankaya. Dit is opvallend want de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid noemt Amsterdam in haar advies van 2009 nog als voorbeeld van goed MCV-beleid. Çankaya onderzocht in 2012 proactieve controles binnen het korps Amsterdam-Amstelland. In een interview met de Politieacademie omschrijft hij de essentie van zijn onderzoek: ,,Wie worden er door agenten aangehouden en op basis van welke, al dan niet bewuste argumenten?”
Dit komt kortweg neer op het feit dat de politie zich richt op burgers met verdachte profielen, jongeren uit etnische minderheden. Na presentatie van het onderzoek van Çankaya stelde korpschef Aalbersberg in Het Parool: ,,Agenten worden erop getraind beter te selecteren op gedrag.” De politie-eenheid Oost Nederland zal dit later de ‘aanpak selectie mechanismen’ noemen, maar interne en externe documenten over die aanpak zijn niet voor handen. Er is geen beleid ten aanzien van MCV.
Uit zowel openbare als interne stukken lijkt het beleid in Amsterdam de afgelopen jaren te hebben bestaan uit enkele SDR-cursussen. De eenheid Amsterdam stuurt Buro J&J een Onderzoeksrapport Search Detect & React (SDR) uit november 2012 toe. SDR is gericht op het herkennen van ‘abnormaal gedrag dat leidt tot ongewenst gedrag’ en is bedoeld als ‘preventie van incidenten en delicten.’ Volgens het rapport hebben in 2012 62 functionarissen uit twee wijken van Amsterdam (gelegen in Amsterdam Zuidoost en Amsterdam West) aan de training deelgenomen.
In het rapport wordt ingegaan op de effectiviteit van de trainingen en wordt gesteld dat de cursus ook het ‘voorkomen van ethnic profiling zodat discriminatie wordt tegengegaan’ voor ogen had. Dit laatste gold vooral voor de chef van het wijkteam August Allebeplein die als reden voor het aanbieden van de training SDR ‘het vermoeden van het voorkomen van ethnic profiling binnen het team’ aangaf.
Uit het rapport: ‘De gewenste situatie waarin ethnic profiling minder voorkomt en de medewerkers van het wijkteam zich er meer bewust van zijn geworden is enigszins bereikt. Er is echter geen managementinformatie beschikbaar om dit te ondersteunen.’ Het effect van de gehele cursus wordt zelfs in twijfel getrokken: ‘Concrete bijdragen van de training SDR aan het voorkomen van crimineel gedrag of het verstoren van de openbare orde zijn niet bekend. Ook daarover is geen managementinformatie voorhanden.’ Na 2012 wordt er geen SDR training meer in Amsterdam gegeven.
In 2015 heeft Amsterdam ingezet op zogenoemde ambassadeurs. Chef van de eenheid Amsterdam, dhr. Aalbersberg, zegt in een interview met de lokale omroep AT-5 dat ,,de politie ‘ambassadeurs’ inzet bij verschillende wijkteams om agenten alerter te maken op etnisch profileren.” Het gaat om drie teams. Wat de effecten ten aanzien van discriminatie door de politie zijn van de ‘ambassadeurs’ is niet duidelijk. De eenheid Amsterdam heeft geen documenten vrij gegeven over de ‘ambassadeurs.’
Geen landelijke aanpak
Er bestaat dus geen landelijke aanpak voor de ontwikkeling van het MCV. Volgens de NP zou het beleid blijken uit de aanpak van de verschillende eenheden. Wie de aanpak, sturing en beleid van de Landelijke Eenheid en de eenheden Noord-Holland, Rotterdam en Amsterdam op een rijtje zet, vraagt zich af wat die landelijke aanpak dan is.
Het Rotterdamse korps heeft ruim vier jaar geleden al haar medewerkers op een tweedaagse training gestuurd en over het huidige beleid nu zijn geen documenten beschikbaar. Twee korpsen, de landelijke eenheid en de eenheid Noord-Holland, hebben überhaupt geen beleid en de Amsterdamse politie stuurt 62 leden van haar team op een training waarvan het nut en het effect onduidelijk zijn. Of wordt de landelijke aanpak verbeeld door de ambassadeurs die in 2015 in Amsterdam zijn geïntroduceerd. Het blijft gissen.
Het ontbreken van een landelijke aanpak ten aanzien van MCV roept de vraag op of het probleem van discriminatoir optreden van politiefunctionarissen door de leiding van de NP nu wel of niet serieus wordt genomen? De Politieacademie stelt van wel: ‘Het MCV-onderwijs is de afgelopen jaren geïntegreerd in alle basisopleidingen aan de Politieacademie.’
Het blijft echter de vraag wat die integratie dan precies inhoudt? In de stukken van de Politieacademie en de Landelijke Eenheid wordt deze integratie niet beschreven. Zoals in de LECD-evaluatie van Regioplan wordt gesuggereerd worden er in bepaalde regio’s wel initiatieven genomen. De regio’s worden daarbij echter niet gesteund door de landelijke leiding van de politie. NP: ‘MCV heeft de volle aandacht binnen de NP’ terwijl de Landelijke Eenheid helemaal geen beleid voert. Daarnaast is er geen enkel document dat erop wijst dat de politie beleid ontwikkelt ten aanzien van discriminatoir gedrag.
De stukken die door de andere eenheden openbaar zijn gemaakt, maken duidelijk dat alle regio’s hun eigen aanpak hebben. De eenheid Oost-Nederland stuurt bijvoorbeeld een overzicht van de trainingen MCV in de jaren 2012 t/m 2014. In totaal hebben daar vier functionarissen aan deelgenomen. Daarnaast is er een heel palet aan andere cursussen, waarvan onduidelijk is of die discriminatie als thema hebben. Het gaat dan onder andere om Dilemma/Morele Oordeelsvormingstrainingen, training diversiteit, NPG omgaan in multiculturele omgeving (NPG betekent waarschijnlijk Non-Politioneel Gedrag), waar in totaal ook slechts rond de dertig personen aan deel hebben genomen.
In een intern document Werken aan diversiteit, integriteit en omgangsvormen in Oost NL [09-12-13] wordt vermeld: ‘Ondertussen staat het onderwerp etnisch profileren ook nadrukkelijk op de maatschappelijke, politieke en ‘Politie-agenda’. In het document wordt een soort plan van aanpak geschetst: ‘Hierbij zou voor ons intern de nadruk moeten liggen op de analyse in OON (interne expertgroep eenheid Oost-Nederland). Deze vraag is neergelegd bij het VIK (Veiligheid, integriteit, klachten), om te kijken of er een analyse te maken is op klachten van burgers over ons optreden.’
Politie Oost-Nederland stelt dat er landelijk moet worden opgetrokken om ‘gezamenlijk oplossingen te bedenken om bewustwording, deskundigheid en vaardigheid bij de executieve collega’s te vergroten en/of te verstevigen.’ Opvallend is dat in het interne document van Oost-Nederland wordt verwezen naar de eenheid Amsterdam die ‘naar aanleiding van ervaring met en onderzoek naar etnisch profileren, een plan van aanpak selectie mechanismen heeft ontwikkeld.’ In de stukken die door het Amsterdamse eenheid openbaar zijn gemaakt wordt dit ‘plan van aanpak selectie mechanismen’ niet genoemd.
Zomaar wat diversiteit
De eenheid Oost-Nederland verwijst naar de niet bestaande landelijke aanpak en de aanpak van de eenheid Amsterdam die SDR-training heeft toegepast om, zonder succes, discriminatoir optreden van agenten te bestrijden. Bij de eenheid Zeeland West-Brabant, zijn ook SDR cursussen gegeven, maar of die gericht waren op het tegengaan van etnisch profileren wordt niet vermeld.
In totaal werden in Zeeland West-Brabant elf trainingen/cursussen MCV gegeven en een aantal SDR opleidingen via de Politieacademie. Het aantal deelnemers hieraan is onbekend. De trainingen zijn gegeven door: of het LECD, of een onbekend bedrijf (naam niet vrijgegeven) of een opleidingsadviseur politie ZWB (Zeeland West-Brabant). De nadruk zou hebben gelegen op MCV, maar de inhoud van de trainingen is niet openbaar gemaakt.
Eenheid Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe) heeft in 2012 en 2013 in totaal 19 functionarissen op cursus gestuurd: een kandidaat voor de opleiding Basis Interculturele Communicatie aan de Politieacademie en 18 personen voor de opleiding MCV die werden afgenomen bij een onbekende instantie. Verder komen uit de WOB-stukken geen documenten naar voren die duiden op een beleid in Noord-Nederland ten aanzien van MCV, diversiteit of andere thema’s met betrekking tot discriminatoir optreden.
Bij de eenheid Oost-Brabant hebben in 2010/2011 vijftien functionarissen een cursus MCV gevolgd, in 2012 twee personen een cursus omgaan in een multiculturele omgeving en in 2014 tien personen de opleiding expertgroep MCV. Ook de naam van het externe bureau dat Oost-Brabant inhuurt is niet openbaar gemaakt. Volgens een concept document netwerk leefstijlen & culturen zou de ‘opleiding Vakmanschap voornamelijk het thema multiculturele diversiteit beslaan.’ De inhoud van de cursus is niet openbaar gemaakt.
Netwerk leefstijlen & culturen
Eenheid Oost-Brabant zet als enige in op netwerk leefstijlen & culturen (NLC). Het document NLC beschrijft verder de missie en het werk van een groep politiefunctionarissen die het NLC vormen. De groep voegt als het ware een cultureel element toe aan de inlichtingen en de opsporing en openbare orde taken.
Zij schrijven de laatste jaren steeds vaker te worden ingezet, zowel voor advies als directe interventies. Het gaat daarbij om zaken als ‘een schietpartij in Deurne, de doodslag van een Turkse snackbar eigenaar, voorlichting aan familierechercheurs bij zaken waarbij slachtoffers uit andere cultuur komen, een minderjarige Marokkaans meisje uit Marokko terug laten komen, spoedinterventie om te voorkomen dat minderjarige in Afghanistan werd uitgehuwelijkt.’
Volgens het document lag het startpunt van het NLC in 2010/2011. De opstellers van het document omschrijven de hoofdthema’s van het NLC als ‘Eer Gerelateerd Geweld, (Multicultureel) Politie Vakmanschap, Gelijkwaardigheid (voorheen Discriminatie) en Diversiteit.’ In het document wordt niets vermeld over de aanpak van discriminatie door de politie zelf.
Wel wordt gesproken over discriminatie als een van de werkterreinen van het NLC-team, maar de vraag is wat de politie bedoelt met: ‘de verkenning rondom discriminatie heeft opgeleverd dat de extra aandacht voor dit thema, die in de operatie nodig is om zowel de sensitiviteit als het vakmanschap bij de collega’s te bevorderen, veel overeenkomsten heeft met de wijze waarop door het NLC zaken worden opgepakt.’ Betreft het hier discriminatoir optreden van agenten of burgers? Ook de omschrijving van het ‘(Multicultureel) Politie Vakmanschap’ is onduidelijk: ‘Dit omvat alle vraagstukken die te maken hebben met of gerelateerd zijn aan cultuur en leefstijlen in de eigen organisatie en de samenleving.’
De documenten wekken de indruk dat het NLC-team van de eenheid Oost-Brabant verantwoordelijk is voor allerlei aspecten ten aanzien van cultuur, leefstijlen, diversiteit en discriminatie. Niet alleen met betrekking tot opsporingsonderzoeken, maar ook tot de interne politieorganisatie. Het is vreemd om een gespecialiseerd rechercheteam, zoals het NLC dat opsporingsonderzoeken ondersteunt, verantwoordelijk te maken voor de bestrijding van discriminatie of de diversiteit binnen het gehele korps. Dit is vooral vreemd aangezien er geen visie en sturing is bij zowel de leiding van de eenheid Oost-Brabant als de NP.
De eenheid Limburg heeft geen NLC-team en wordt de term ‘netwerk leefstijlen & culturen’ niet gebruikt. Bij deze eenheid is een wijkagent actief die eenzelfde takenpakket heeft als het NLC-team van Oost-Brabant en die een overzicht openbaar heeft gemaakt van zijn werk op het ‘culturele’ vlak. De eenheid Limburg heeft echter weer een andere benadering waarbij specifieke trainingen en/of cursussen geen rol spelen. Ook deze eenheid heeft geen centrale leiding ten aanzien van diversiteit of bestrijding van discriminatoir optreden van de politie.
Verschillende functionarissen bij de eenheid Limburg hebben informatie doorgegeven in antwoord op het WOB-verzoek. Een juridisch beleidsmedewerker schrijft in een email dat in 2010 300 medewerkers ‘een ‘Binnenste Buiten’-dag waarin MCV was geïntegreerd’ hebben bezocht. Wat dat inhoudt wordt niet duidelijk uit de stukken. In 2012 en 2013 bezochten 150 en 200 functionarissen een vrouwen-netwerkdag.
Een wijkagent uit Venlo geeft een overzicht van zijn activiteiten die uiteenlopen van een ‘cursus cultuur in het Midden-Oosten’ tot een ‘Landelijke Bijeenkomst Expertgroepen MCV’. Maar ook een ‘cursus eer gerelateerd geweld’, een bezoek aan een Turkse moskee, deelname aan de Gay Pride, een Roemenië lezing, een bijeenkomst met als thema radicalisering en allerlei andere bijeenkomsten, presentaties en cursussen. Wat de werkzaamheden van deze wijkagent zeggen over de mate van discriminatoir optreden van het Limburgse korps, de eventuele onderkenning van het probleem en de aanpak staat niet in de documenten.
Eenheid Midden-Nederland
Het beeld van de multiculturele wijkagent die probeert de diversiteitsdimensie binnen eenheid Limburg te integreren, is misschien gechargeerd, maar wordt wel opgeroepen na inzage van de verkregen WOB-documenten. Een enkele politie-eenheid geeft de indruk dat zij het belang van trainingen onderschrijven en een poging doen beleid te ontwikkelen.
Een jurist van de eenheid Midden-Nederland komt in de Wob aan het woord: ‘Zoals we gisteren telefonisch hebben afgesproken, tref je hierbij — een op een de bestanden aan die voornamelijk vergaard zijn door (naam weggelakt) die nog steeds voor MNL (Midden Nederland) druk is met MCV onder de aandacht van collega’s te houden. Ook zit hij in een landelijke werkgroep etnic profiling.’ De persoon die wordt beschreven is de portefeuillehouder diversiteit. Of zijn werkzaamheden ook betrekking hebben op discriminatoir optreden van de politie valt niet te herleiden uit de documenten. De functionaris neemt wel deel aan de landelijke werkgroep etnic profiling, maar van die werkgroep zijn geen stukken openbaar gemaakt.
De reactie van Midden-Nederland op het WOB-verzoek is redelijk openhartig. Een beschikbaar gestelde email van 19 juni 2015 maakt duidelijk dat er allerlei stukken van Midden-Nederland aan de NP zijn gestuurd. Het betreft weliswaar afkortingen, maar ze geven een indruk van de verzameling: ‘Pol Utrecht VPdec12 Progr.pdf; Toelichting training Vakmanschap.pdf; Aanpak Politie Training mentale veiligheid, werkcultuur’ JK.pdf; RAPT sept 2011 – juli 2012 verslag voor JK.pdf; voorstel Vreemdelingen Politie Utrecht.pdf; Opdracht Miriam.pdf; Wob-verzoek (trainingen) multicultureel vakmanschap.xls; Matrix doelgroepen acties mei 14.xls.’
In de mail zelf beschrijft de functionaris de bijlagen: ‘Verder tref je een exceloverzicht aan van voormalig korps FVL (Flevoland) aangaande gegeven trainingen, met daarbij de opmerking dat dit niet het complete beeld van begeleiding/training MCV is. Er was bijv. een collega die voor zowel FVL (Flevoland) als GNV (Gooi en Vechtstreek) gemotiveerd binnen deze korpsen dit onderwerp her en der in de districten onder de aandacht heeft gebracht. Zij is hiervoor speciaal ingezet (inhuur via gemeente Almere heb ik begrepen) met het doel de (executieve) politiemedewerkers bewustwording bij te brengen waar het gaat over ‘anders zijn’ en ‘leren over opvoeding — gebruiken en denkwijzen binnen andere culturen’, alsook omgaan met probleemgroepen etc. De bijgevoegde matrix geeft weer wat zij hierin gedaan heeft ofwel welke projecten daarbij zijn uitgevoerd.’
De WOB-bijdrage van eenheid Midden-Nederland is een verademing in vergelijking met andere eenheden en vooral de NP. Het feit dat de NP vervolgens een groot deel van de stukken niet openbaar maakt, zegt iets over de mate van transparantie en openheid bij die dienst. De jurist van Midden-Nederland schrijft aan de Landelijke Eenheid: ‘Verder tref je het verslag aan van een onderzoek naar MCV binnen onze eenheid. Het onderzoek werd in opdracht van (naam zwart gemaakt) uitgevoerd (zie ook bijlage).’ Tussen de stukken bevindt zich enkel de opdracht, het verslag ontbreekt, want niet openbaar gemaakt door de NP.
Trainingen
Midden-Nederland lijkt daadwerkelijk werk te maken van MCV, maar of dit ook beleid inhoudt om discriminatoir optreden van de politie zelf aan te pakken staat niet in de stukken. Wel investeert de eenheid in allerlei trainingen en geeft duidelijk aan dat de leiding van Midden-Nederland het thema hoog op de agenda heeft staan: ‘Vanuit deze gedachte zetten we in op het meenemen van collega’s op de werkvloer en hun leidinggevenden in het ontwikkelen van MCV bij hun zelf. Het gaat om bewustwording en het leren reflecteren op je eigen handelen en houding.’
Bij de trainingen zelf lijkt het in eerste instantie dat eenheid Midden-Nederland niet veel verschilt van de overige tien eenheden. Toch valt de mix van medewerkers op de werkvloer, leidinggevenden, medewerkers van personeelszaken en specifiek de vreemdelingenpolitie op. Een impressie van de trainingen in de regio: ‘Trainingen op het gebied MCV over de periode 2012-2014. Wijkagenten en Noodhulp district 1 dag 20 deelnemers. Trainingsdag (open aanbod zie factuur) 20 deelnemers. 12 en 13 maart 2013 twee trainingsdagen Vreemdelingenpolitie ca. 45 deelnemers. T.b.v. RAPT (Regionale Arrestantenzorg Parketpolitie en Transport) zijn er verschillende trajecten zowel voor de leidinggevenden als voor de medewerkers gegeven. Ook zijn er voor P&O — medewerkers en leidinggevenden — verschillende trajecten georganiseerd. Bij de Vreemdelingenpolitie heeft een traject gelopen voor leidinggevenden.’
Hoewel de trainingen niet direct gericht zijn op discriminatoir optreden van de politie gaat de eenheid het onderwerp niet uit de weg gaat: ‘Deze voortdurende ontwikkelslag werd/wordt door collega’s onderkend en zij zijn zich ervan bewust dat deze kennis en vaardigheden hen gaat helpen bij het aanpakken van allerlei dilemma’s. Onder het thema MCV vallen ook de termen zoals meervoudig kijken, vooroordelen, etc.’
Het antwoord van de eenheid Midden-Nederland concretiseert de opmerking uit de evaluatie van het LECD over de regio’s. Daarin wordt vermeld dat de resultaten van het LECD niet te meten zijn en dat dit mede komt doordat ‘vanuit de voormalige regiokorpsen zelf ontwikkelingen op dit vlak in gang zijn gezet.’ Of de regionale aanpak van eenheid Midden-Nederland wel effect sorteert, is niet duidelijk. De regio is echter veel serieuzer in haar benadering dan het LECD en de NP.
Zelfs over de integratie van MCV-onderwijs in alle basisopleidingen is Midden-Nederland duidelijk. De Politieacademie is vaag wat die integratie nu inhoudt: ‘Het MCV onderwijs de afgelopen jaren is geïntegreerd in alle basisopleidingen aan de Politieacademie.’ Midden-Nederland: ‘Vanaf 2012 tot heden hebben alle instromende studenten van het initieel onderwijs, in de beginfase van hun studie op het moment dat ze in het korps zijn, een bewustwordingsdag waarin onder andere het thema etnic profiling aan de orde komt.’ Of dit integratie binnen de opleiding is en voldoende om discriminatoir optreden van agenten tegen te gaan, wordt in de verkregen stukken niet vermeld.
Eenheid Den Haag
Op het WOB-verzoek wordt door de eenheid Den Haag uitgebreid gereageerd, met maar liefst 57 pagina’s. De volgende documenten werden openbaar gemaakt: Het document Diversiteit politie Hollands Midden uit 2010, een ongedateerd manifest diversiteit politie Den Haag, een plan van aanpak multicultureel vakmanschap uit 2009, passages uit diverse jaarverslagen en een overzicht van de trainingen.
Men zou veel visie en duidelijkheid over de aanpak verwachten, helemaal omdat Den Haag sinds 2013 nogal onder vuur is komen te liggen vanwege aanhoudende berichtgeving over discriminatoir optreden en buiten-proportioneel geweld van de Haagse politie. Dit blijkt echter niet het geval. Het document ‘Diversiteit Politie Holland Midden’ begint weliswaar met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet (iedereen is gelijk) maar spreekt vervolgens met geen woord over discriminatoir handelen van agenten.
In de overige documenten komt het onderwerp discriminatie ook niet aan bod. Discriminatoir optreden van de Haagse politie komt alleen ter sprake in het jaarverslag uit 2014. De korpsleiding: ‘mede naar aanleiding van de diverse demonstraties er beschuldigingen werden geuit richting de politie van discriminatie, geweldmisbruik en etnisch profileren.’
De korpsleiding wijst er echter op dat onderzoekers de politie vrij pleiten: ‘Onderzoekers van de Universiteit Leiden concludeerden echter dat geen sprake is van structureel etnisch profileren door de politie in Den Haag. Ook bracht de Nationale Ombudsman in een rapport (Contrasterende Beelden) naar buiten dat er geen aanwijzingen zijn voor structurele misstanden bij de politie.’
Toch zou de externe kritiek volgens het jaarverslag wel tot ‘een goede discussie [hebben] geleid over vooroordelen, stereotyperingen, multicultureel vakmanschap en verbinding.’ Welke discussie dit is geweest en wat dit voor gevolgen heeft gehad, wordt niet duidelijk uit het jaarverslag en de andere openbaar gemaakte stukken.
Ook het grote scala aan cursussen en trainingen schept geen duidelijkheid aangaande het anti-discriminatie beleid van Den Haag. De eenheid heeft vooral geïnvesteerd in een tweedaagse LHBT-training voor vertrouwenspersonen, Roze in Blauw-leden en taakaccenthouders waaraan in totaal 80 medewerkers hebben deelgenomen, vooral mensen die al betrokken zijn bij het thema.
Daarnaast is er voor 40 wijkagenten een cursus over Marokkaanse cultuur en religie georganiseerd. En een cursus ‘Teambalans’ voor twee districtsrechercheteams, een methode om ‘teams de mogelijkheid te bieden om op een aansprekende wijze met elkaar het gesprek te voeren over de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling’. Het aantal deelnemers aan de cursus wordt niet vermeld.
Tevens vond er een cursus bejegeningsprofielen voor de bureaus Gouda en Beresteinlaan plaats. De bijlagen betreffende de bejegeningsprofielen zijn niet openbaar gemaakt. Verder een cursus ‘hoe de straat de school binnendringt’ voor sectorhoofden en teamchefs van drie bureaus. En tot slot ‘generatiemanagement, opsporing met levensfasebewust werken’ voor alle medewerkers Bureau Forensische Opsporing. Wat generatiemanagement nog met discriminatie en/of multicultureel vakmanschap te maken heeft, blijkt niet uit de stukken.
Interne diversiteitsvaagheid
De documenten van de verschillende eenheden laten zien dat er geen landelijke aanpak ten aanzien van MCV is, dat de eenheden allemaal zo hun eigen aanpak hebben, dat het onduidelijk is of de activiteiten die eenheden onder de MCV noemer organiseren ook iets met politiediscriminatie te maken hebben en dat het aantal cursussen en trainingen zeker de laatste twee jaar zeer beperkt is geweest.
Nu zeggen aantallen deelnemers en onduidelijke trainingen natuurlijk niet alles over een eventuele cultuuromslag en de mate waarin binnen de politieleiding aandacht wordt gegeven aan activiteiten om discriminatoir politieoptreden tegen te gaan. De vraag is echter of de constatering van het Sociaal Cultureel Planbureau dat de meeste migrantenjongeren wantrouwig staan tegenover de politie dan helemaal op zichzelf staat? Is die ervaren discriminatie dan geen aanwijzing voor het bestaan van een politiecultuur waarin discriminatie al dan niet structureel plaatsvindt?
Multicultureel vakmanschap werd in 2006 gepresenteerd als zijnde ‘professionaliteit van politiemedewerkers om om te gaan met de vele culturen en leefstijlen in de politieorganisatie en in de samenleving’. Oftewel, het functioneren van politiefunctionarissen dat niet is gebaseerd op vooroordelen, zowel binnen als buiten de politieorganisatie. Wanneer er geen duidelijk beleid is over het MCV-beleid ten aanzien van discriminatie van burgers door de politie, is het de vraag of dit dan ook geldt voor het MCV-beleid ten aanzien van discriminatie binnen de politieorganisatie.
Het WOB-verzoek van Buro Jansen & Janssen had betrekking op alle documenten met betrekking tot multicultureel vakmanschap, meervoudig kijken, het herkennen van en omgaan met vooroordelen, SDR (search, detect, react), ontwikkeling van de drie grondhoudingen bij functionarissen van politie Nederland. De meeste eenheden, waaronder de Landelijke Eenheid, verstrekten geen documenten waarin wordt ingegaan op interne discriminatie.
Zoals uit de beschrijving van de documenten hierboven blijkt, komt interne discriminatie en diversiteit slechts een enkele keer aan bod. Het NLC-team van Oost-Brabant heeft diversiteit en interne discriminatie in zijn pakket, maar geeft niet aan op welke wijze zij met deze onderwerpen aan de slag is gegaan. Rotterdam schrijft in een intern discussie-document over discriminatie op grond van ras, religie en seksualiteit en vermeldt expliciet discriminatie van allochtone, islamitische en homoseksuele collega’s. Het document maakt echter niet duidelijk wat hier door de eenheid aan wordt gedaan.
De eenheid Den Haag is de enige die een aantal documenten openbaar maakt waarin interne discriminatie aan bod komt. De documenten maken duidelijk dat interne discriminatie en diversiteit nauw met elkaar verweven zijn. Veel politiefunctionarissen van niet-Nederlandse afkomst verlaten de politie vroegtijdig, vooral vanwege interne discriminatie, terwijl zij wel gemotiveerd zijn en over voldoende capaciteiten beschikken om het politiewerk uit te kunnen voeren.
Den Haag geeft aan dat er allerlei doelen zijn gesteld, zoals ‘meer vrouwen op hogere posities’, dat er gewerkt moet worden aan het ‘vergroten en het behouden van het aandeel allochtone politiemedewerkers’ en ‘het binnenhalen en begeleiden van andersvaliden’. (Diversiteit Politie Hollands Midden 2010). De eenheid verwijst in hetzelfde document naar project de Schakel, waarmee geprobeerd wordt agenten van niet Nederlandse afkomst voor de politie te behouden. Aanleiding voor het project was dat ‘er weliswaar allochtonen binnen komen, maar dat die aan de andere kant net zo snel weer uitstromen.’
Een verklaring voor die uitstroom is te lezen in het hoofdstuk ‘interne diversiteit’ onder het kopje ‘multiculturele dilemma’s’ uit het document Diversiteit Politie Hollands Midden 2010: ‘Denk aan een vrouwelijke FTO rechercheur die bij een moskee komt voor sporenonderzoek en tegen een barrière oploopt. Of, er is binnen de teams sprake van onderlinge spanningen door verschillen van inzicht of dubbelzinnig getinte grappen.’
In de paragraaf ‘veiligheidsthema’s vertaald naar diversiteit’ komt de uitstroom op een andere manier terug: ‘Hierbij ligt een link naar organisatiecultuur, stijl van leidinggeven, het managen van diversiteit en de aanpak van ongewenst gedrag. Diversiteitsbeleid legt ook de aandacht op: het wegnemen van blokkades voor collega’s met een beperking of handicap of belemmeringen die collega’s ervaren die willen doorstromen naar leidinggevende posities of specialistische functies. Ook signalen van pestgedrag jegens (hoogopgeleide) nieuwkomers, werkstudenten of collega’s vanwege hun seksuele voorkeur, vragen om directe acties van het management.’
Project Schakel beoogde volgens het document Diversiteit Politie Hollands Midden 2010 om ’20 allochtonen binnen 2 jaar binnen te halen en wat nog veel belangrijker is, binnen te houden.’ Volgens het document is het project geslaagd. Een ander intern document, Korpsvisie Politie Den Haag 2008 – 2011 (plan van aanpak Multicultureel Vakmanschap 2008 – 2011), zet daar echter vraagtekens bij: ‘Ondanks de inspanningen van de afgelopen jaren de Nederlandse politieorganisatie er op dit moment nog niet aan toe om diversiteitsbeleid dat gericht is op de ‘bekende’ doelgroepen los te laten.’
Volgens dit document zou dit betrekking hebben op de gehele politie, dus niet alleen Den Haag. Volgens het plan van aanpak zijn ‘er ook binnen regio Den Haag weliswaar een aantal belangrijke slagen gemaakt maar moet een aantal doelstellingen op dit vlak nog worden gerealiseerd.’ Om welke slagen en welke doelstellingen het hier gaat, wordt niet vermeld. Wel wordt duidelijk dat er onderzoek is gedaan naar het vertrek van goede functionarissen: ‘Onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet aan hun capaciteiten of motivatie ligt […] Soms gaat het om discriminatie onder collega’s of niet geaccepteerd worden door ondergeschikten.’
MCV heeft niet alleen betrekking op extern professioneel functioneren van agenten, maar ook binnen de politieorganisatie. De politie heeft in antwoord op het WOB-verzoek weinig documenten openbaar gemaakt die betrekking hebben op de professionaliteit binnen de eigen organisatie. Deze documenten suggereren dat het plaatsvinden van discriminatie binnen de eenheden wellicht soms wordt gesignaleerd, maar dat geen beleid wordt gemaakt om interne discriminatie tegen te gaan, en dat niet tot nauwelijks tegen interne discriminatie wordt opgetreden.
Conclusie
Het beleid ten aanzien van Multicultureel Vakmanschap (MCV) bij de politie heeft gefaald. Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) werd in 2001 opgericht en was van 2007 tot eind 2014 verantwoordelijk voor beleid en trainingen ten aanzien van MCV. De activiteiten van het LECD hebben weinig tot niets opgeleverd. De activiteiten van het LECD is niet geïmplementeerd binnen de NP. De politieagenten die werden bereikt door het LECD waren al geïnteresseerd in onderwerpen zoals discriminatie en diversiteit.
Het effect van de activiteiten is onduidelijk omdat deze niet zijn gemeten en tevens omdat regionaal er al allerlei activiteiten in gang waren gezet. De verkregen WOB-stukken schetsen een beeld van eenheden die allerlei verschillende activiteiten uitvoeren, een ratjetoe. Verschillende eenheden lijken allemaal maar wat te doen. Iedere eenheid heeft zijn eigen insteek, sommige eenheden doen niets en anderen doen wel wat, een lijn valt er niet in te ontdekken.
Landelijk is er geen beleid en na het opheffen van het LECD ook geen centrale sturing en ondersteuning van cursussen, trainingen en mensen die proberen diversiteit en discriminatoir optreden op de agenda te zetten. Door verschillen in aanpak van Friesland tot Zeeland en van Noord-Holland tot Limburg blijft de aanpak van de politie versnipperd.
Het gebrek aan beleid ten aanzien van discriminatoir optreden van de politie en MCV laat echter zien dat een landelijke aanpak ontbreekt, maar dat er ook geen wil is om deze te formuleren. De eenheden lijken ieder hun eigen weg te gaan en zelf ook geen beleid te ontwikkelen. Dat levert een beeld van vrijblijvendheid en willekeur op. Het kan leiden tot initiatieven zoals bij de eenheid Rotterdam of Midden-Nederland, maar ook tot niets zoals bij de eenheid Noord-Holland het geval is, of onduidelijkheid over wat er nu gebeurt bij de eenheid Amsterdam.
De inspectie Openbare Orde en Veiligheid (inspectie OOV) concludeerde al in 2009 dat het begrip MCV op veel manieren wordt uitgelegd, dat de implementatie van MCV binnen de politie niet gestructureerd wordt aangepakt, opleidingen zeer beperkt plaatsvinden en dat cursussen op zichzelf staan. Het merendeel van de door de Inspectie geïnterviewde politiefunctionarissen hadden geen cursus of opleiding over gedrag of omgangsvormen gevolgd. Volgens veel respondenten had MCV betrekking op de inzet van allochtone agenten in bepaalde wijken.
Inspectie OOV stelde dat voor ontwikkeling van MCV een goede opleiding en training onontbeerlijk zijn en adviseerde vrijblijvend dat de afzonderlijke korpsen dit samen met het LECD en de Politieacademie zouden uitwerken. Het inspectierapport van 2009 werd afgerond op het moment dat de politie nog onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties viel.
Het LECD kreeg in 2010, naast diversiteit, expliciet de verantwoordelijkheid voor het MCV-beleid en de bestrijding van politiediscriminatie. In 2012 werd de Nationale Politie opgericht. Regioplan Beleidsonderzoek stelt in de LECD-evaluatie van 2014 dat de LECD-activiteiten, dus ook het MCV-beleid en bestrijding van politiediscriminatie, zijn geborgd binnen de Nationale Politie. De minister van Veiligheid en Justitie onderschreef deze conclusie.
Er is sinds het rapport van de Inspectie OOV 2009 niets veranderd. Van borging van LECD-activiteiten, waaronder MCV en het tegengaan van politiediscriminatie, is niets terecht gekomen. Er is geen landelijk beleid en sturing ten aanzien van MCV, bestrijding van discriminatoir politieoptreden. De afzonderlijke regio’s doen verschillende dingen. Trainingen en cursussen gaan niet alleen over MCV maar waaieren uit over allerlei andere thema’s, zoals eer gerelateerd geweld (EGG), Netwerken, leefstijlen & cultuur (NLC) of het zogenoemde spotten of SDR (search, detect, react).
Er is geen inzicht in het aantal trainingen en aantal deelnemers. Verschillende bedrijven worden ingehuurd en er ontbreekt overzicht en inhoud van de aangeboden cursussen. Tevens worden de effecten van die trainingen niet gemeten. Er is geen gezamenlijk beeld van wat MCV is, hetgeen de Inspectie OOV in 2009 reeds constateerde. Conclusie: er is geen landelijk beleid. MCV en het tegengaan van politiediscriminatie hebben kennelijk geen prioriteit bij de politietop.
Barbaars
Het mislukken van het beleid van het tegengaan van discriminatoir optreden van de politie kan worden begrepen door te kijken naar de interne discriminatie en daaraan gekoppelde diversiteit binnen de politiediensten. Interne discriminatie bij de politie was en is een probleem. Het voortduren van interne discriminatie is illustratief voor het failliet van het MCV-beleid, want dat gaat niet alleen over professioneel functioneren van politieagenten binnen de samenleving, maar ook over professionaliteit binnen de politieorganisatie.
Het gebrek aan leiding en prioriteit bij zowel de politietop als op het ministerie van Veiligheid en Justitie ten aanzien van de thema’s wordt duidelijk uit de interne beleidsreactie van het ministerie van Veiligheid en Justitie over het einde van het LECD. Ambtenaren stellen in deze notitie dat ‘De Kamer en media groot belang hechten aan diversiteit van het politiepersoneel en aan de aanpak van discriminatie.’ De voormalige minister van Veiligheid en Justitie, Opstelten, zou nog even opmerken dat hij ‘als korpschef de aandacht heeft voor de thema’s diversiteit en discriminatie’. Vraag is of de minister echt aandacht heeft gehad voor deze thema’s en daarmee MCV, of dat de opmerking enkel voor de bühne was. Je zou dit laatste wel verwachten, want met de invoering van de NP is de minister de korpsbeheerder.
Dat de voormalige minister weinig feeling met de thema’s heeft, blijkt uit de benoeming van de portefeuillehouder Gelijkwaardigheid & MCV van de NP, Paul van Musscher, tevens politiechef van de eenheid Den Haag. Van Musscher kwam in de zomer van 2014 in het nieuws door nogal controversiële uitspraken. Op de lokale tv-zender Omroep West zegt Van Musscher in een eerder in 2010 opgenomen interview dat hij van een ‘deskundige’ heeft vernomen ,,dat de inwoners uit Gouda uit het Rif gebergte komen. Dat zijn Berbers. Berber komt van het woord Barbaar. En dat is inderdaad cultureel ingebakken dat ze wat wilder zijn. Wat makkelijker op straat leven. Wat ruiger. Je zou kunnen zeggen dat het genetisch meegekomen is.”
Voor iemand die vier jaar later tot portefeuillehouder Gelijkwaardigheid & MCV van de NP werd benoemd, zijn dit op zijn minst twijfelachtige opmerkingen die discriminatie binnen de politie zeker niet tegengaan en discriminatoir optreden binnen en buiten de politie voor sommigen mogelijkerwijs legitimeren.
Natuurlijk kan Van Musscher zich verschuilen achter de niet nader genoemde ‘deskundige’ (Van Musscher heeft die nooit vrijgegeven), maar het feit dat een leidinggevende van de politie Marokkaanse Nederlanders wegzet als cultureel anders, zelfs barbaars, en ook nog eens genetisch afwijkend, waardoor er bijna een legitimatie is voor het profileren van Marokkaanse Nederlanders, roept de vraag op of de politietop geschikt is om discriminatoir optreden van haar personeel zelf aan te pakken. De vraag is dan ook of het ooit nog wat gaat worden met het beleid van het tegengaan van discriminatoir optreden van de politie.
Het artikel op de website van Buro Jansen & Janssen
En het artikel als pdf
Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen
Meervoudig wegkijken, Multicultureel vakmanschap bij de politie mislukt (samenvatting)May 31, 2016
Het beleid ten aanzien van Multicultureel Vakmanschap bij de politie heeft gefaald. Dit blijkt uit openbaar gemaakte documenten. Daarnaast stelde het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit, van 2007 tot eind 2014 verantwoordelijk voor beleid en trainingen om interne en externe discriminatie tegen te gaan, weinig tot niets voor.
Het beleid ten aanzien van Multicultureel Vakmanschap (MCV) bij de politie heeft gefaald. Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) werd in 2001 opgericht en was van 2007 tot eind 2014 verantwoordelijk voor beleid en trainingen ten aanzien van MCV. De activiteiten van het LECD hebben weinig tot niets opgeleverd. De activiteiten van het LECD is niet geïmplementeerd binnen de NP. De politieagenten die werden bereikt door het LECD waren al geïnteresseerd in onderwerpen zoals discriminatie en diversiteit.
Het effect van de activiteiten is onduidelijk omdat deze niet zijn gemeten en tevens omdat regionaal er al allerlei activiteiten in gang waren gezet. De door Buro Jansen & Janssen verkregen WOB-stukken schetsen een beeld van eenheden die allerlei verschillende activiteiten uitvoeren, een ratjetoe. Verschillende eenheden lijken allemaal maar wat te doen. Iedere eenheid heeft zijn eigen insteek, sommige eenheden doen niets en anderen doen wel wat, een lijn valt er niet in te ontdekken.
Landelijk is er geen beleid en na het opheffen van het LECD ook geen centrale sturing en ondersteuning van cursussen, trainingen en mensen die proberen diversiteit en discriminatoir optreden op de agenda te zetten. Door verschillen in aanpak van Friesland tot Zeeland en van Noord-Holland tot Limburg blijft de aanpak van de politie versnipperd.
Het gebrek aan beleid ten aanzien van discriminatoir optreden van de politie en MCV laat echter zien dat een landelijke aanpak ontbreekt, maar dat er ook geen wil is om deze te formuleren. De eenheden lijken ieder hun eigen weg te gaan en zelf ook geen beleid te ontwikkelen. Dat levert een beeld van vrijblijvendheid en willekeur op. Het kan leiden tot initiatieven zoals bij de eenheid Rotterdam of Midden-Nederland, maar ook tot niets zoals bij de eenheid Noord-Holland het geval is, of onduidelijkheid over wat er nu gebeurt bij de eenheid Amsterdam.
De inspectie Openbare Orde en Veiligheid (inspectie OOV) concludeerde al in 2009 dat het begrip MCV op veel manieren wordt uitgelegd, dat de implementatie van MCV binnen de politie niet gestructureerd wordt aangepakt, opleidingen zeer beperkt plaatsvinden en dat cursussen op zichzelf staan. Het merendeel van de door de Inspectie geïnterviewde politiefunctionarissen hadden geen cursus of opleiding over gedrag of omgangsvormen gevolgd. Volgens veel respondenten had MCV betrekking op de inzet van allochtone agenten in bepaalde wijken.
Inspectie OOV stelde dat voor ontwikkeling van MCV een goede opleiding en training onontbeerlijk zijn en adviseerde vrijblijvend dat de afzonderlijke korpsen dit samen met het LECD en de Politieacademie zouden uitwerken. Het inspectierapport van 2009 werd afgerond op het moment dat de politie nog onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties viel.
Het LECD kreeg in 2010, naast diversiteit, expliciet de verantwoordelijkheid voor het MCV-beleid en de bestrijding van politiediscriminatie. In 2012 werd de Nationale Politie opgericht. Regioplan Beleidsonderzoek stelt in de LECD-evaluatie van 2014 dat de LECD-activiteiten, dus ook het MCV-beleid en bestrijding van politiediscriminatie, zijn geborgd binnen de Nationale Politie. De minister van Veiligheid en Justitie onderschreef deze conclusie.
Er is sinds het rapport van de Inspectie OOV 2009 niets veranderd. Van borging van LECD-activiteiten, waaronder MCV en het tegengaan van politiediscriminatie, is niets terecht gekomen. Er is geen landelijk beleid en sturing ten aanzien van MCV, bestrijding van discriminatoir politieoptreden. De afzonderlijke regio’s doen verschillende dingen. Trainingen en cursussen gaan niet alleen over MCV maar waaieren uit over allerlei andere thema’s, zoals eer gerelateerd geweld (EGG), Netwerken, leefstijlen & cultuur (NLC) of het zogenoemde spotten of SDR (search, detect, react).
Er is geen inzicht in het aantal trainingen en aantal deelnemers. Verschillende bedrijven worden ingehuurd en er ontbreekt overzicht en inhoud van de aangeboden cursussen. Tevens worden de effecten van die trainingen niet gemeten. Er is geen gezamenlijk beeld van wat MCV is, hetgeen de Inspectie OOV in 2009 reeds constateerde. Conclusie: er is geen landelijk beleid. MCV en het tegengaan van politiediscriminatie hebben kennelijk geen prioriteit bij de politietop.
Het artikel op de website van Buro Jansen & Janssen
En het artikel als pdf
Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen
Georgiër gepakt met verdacht scheermesMay 27, 2016
Minder landen in actie tegen mobiel banditisme.
U heeft het misschien niet gemerkt, maar tussen 16 en 20 mei 2016 is er weer een Operatie Trivium uitgevoerd. Nederland deed mee van 17 tot en met 20 mei. Het idee is: Buitenlandse misdadigers worden aangepakt door middel van het van de weg halen van voertuigen met een buitenlandse nummerplaat. Dan volgt controle op alles wat misschien niet mag. Gegevens worden via het Trivium hoofdkwartier in Birmingham opgevraagd bij Europol en uitgewisseld. Bij 1 op de 10 is er wel iets mis, dus de actie is altijd succesvol. Wat de wettelijke basis is voor het rondsturen van de politie-informatie is niet geheel duidelijk.
Trivium 6 werd gehouden in het Verenigd Koninkrijk, Litouwen, Roemenië en Nederland. Dat is heel wat minder dan Trivium 5 van december 2015, toen werd gezegd dat 12 landen meededen en we op een kaartje konden zien dat Schotland, Ierland, Engeland, Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Roemenië en Bulgarije zouden hebben meegedaan. Naar de overige landen kunnen we alleen raden want erg scheutig met feiten waren de organiserende West Midlands Police en verkeerspolitievereniging Tispol niet.
Sommige dingen zijn hetzelfde gebleven. Zo is Operatie Trivium nog steeds niet te vinden op de site van Europol, die de spil in de informatieuitwisseling zou zijn. Andere dingen zijn nieuw. Zo zou Trivium 6 dit keer in het hele Verenigd Koninkrijk zijn gehouden. Ook wordt Operatie Trivium voor het eerst genoemd op politie.nl, maar alleen voor wat betreft Noord-Nederland. In Nederland is de reikwijdte van de operatie uitgebreid. ‘Op snelwegen, parkeerplaatsen, het onderliggende wegennet, in internationale bussen maar ook op het water en in treinen voerde de politie controles uit.’ Dat is apart, want je verwacht geen verkeerspolitie in een trein of op het water.
Er is kennelijk iets veranderd sinds december 2015 en al improviserend werd met de KMAR en de belastingdienst een gezellige totale controle gehouden, waarbij ‘specialisten’ met speciale apps identiteitspapieren controleerden want mobiel banditisme ‘heeft de hoogste prioriteit bij de politie’. Maar niet echt. De Veiligheidsagenda 2015-2018 noemt als prioriteiten: ondermijnende criminaliteit, cybercrime, horizontale fraude, kinderporno en High Impact Crimes, waarbij mobiel banditisme een beetje aan dat laatste begrip bungelt. Of is bezit van een mogelijk gestolen scheermes een High Impact Crime?
Ook nieuw is dat mobiel banditisme volgens de politie niet alleen wordt uitgeoefend door Oost-Europeanen, maar dat ook inbrekergroepen die vanuit Nederland opereren betrokken zijn. Om onbekende redenen is er extra weinig audiovisuele productie rond Trivium 6.
(bron: VikingFMnews)
Wat is er aan de hand? Is het budget op? Waarom doen al die andere landen niet meer mee? Waarom noemt Driebergen Trivium nooit, en Noord-Nederland wel? Waarom hebben die aparte persberichten? Als iemand mogelijk een niet-betaald scheermes bij zich heeft, moeten ‘specialisten’ dan de Europol database doorzoeken? Heeft de politie niets beters te doen? Aangiften opnemen misschien? Opsporen van strafbare feiten die zich al hebben voorgedaan en ter kennis van de politie zijn gekomen in plaats van op zoek gaan naar nieuwe strafbare feiten waarbij de vermoedelijke dader al aanwezig is? Wat heeft er meer impact op de slachtoffers? Wie bepaalt wat de prioriteiten van de politie zijn?
Als bonus nog wat actiebeelden van Trivium 6:
(bron: VikingFMnews)
De jaloezie van de inefficiënte politieMay 20, 2016
De staatsomroep NOS berichtte gisteren onder de alarmerende kop ‘Rapport kraakt functioneren recherche’, hoe de minister van Veiligheid en Justitie een zeer kritisch rapport over het functioneren van de recherche naar de Tweede Kamer stuurde. Enkele van de bevindingen waren ‘Stroperige overlegstructuren, gebrek aan bijscholing, oncollegiaal en onprofessioneel gedrag en het vaak ontbreken van elementaire recherchevaardigheden.’ Dit beschamende rapport komt kort na berichten over honderden miljoenen extra die moeten worden gespendeerd aan de nieuwe Nationale Politie, een reorganisatie die zeer omstreden is.
Vandaag berichtte Welingelichte Kringen nog meer fraais. ‘Justitie hield het Teevenbonnetje opzettelijk geheim.’ Het artikel gaat verder met ‘Pieter Cloo, de allerhoogste ambtenaar van het departement en een vertrouweling van Opstelten en Teeven, werd bij herhaling op de vindplaats gewezen. De voormalig secretaris-generaal liet zijn departement echter communiceren dat het bonnetje onvindbaar was. Het ligt voor de hand dat Cloo, als vriend van Opstelten, handelde in opdracht of met medeweten van de minister. Maar dat staat niet vast.’
De beide artikelen samenvattend is er dus nogal veel mis bij de politie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het ruikt er minder fris. ‘Cloo Geruch’ zou men zeggen in Duitsland.
Bij het Ministerie van Defensie schijnt het er toch geheel anders aan toe te gaan. De mannen en vrouwen van dit ministerie voeren overal ter wereld gevaarlijke opdrachten uit en met succes. Anti-piraterijmissies door de Marine en het Korps Mariniers, inzet in Afghanistan, enkele jaren terug in Irak, inzet van Special Forces in Mali, inzet van de Luchtmacht tegen IS met goed gevolg. De resultaten zijn er naar binnen de krijgsmacht: talloze militairen komen terug van missies met hoge onderscheidingen.
Ook de Marechaussee, als militaire politie, werkt hard. Twee jaar geleden nog stelden zij een groot onderzoek in naar motorclub Veterans MC. Uit dit onderzoek bleek dat de leden van Veterans MC zich niet schuldig maakten aan het plegen van strafbare feiten.
Vandaag echter bericht De Telegraaf in het artikel ‘Aanval op motorclubs’ dat ondanks het feit dat zowel Justitie als Defensie op de hoogte zijn van het Marechaussee-rapport er toch enorme druk wordt uitgeoefend op militairen die lid zijn van Veterans MC om afstand te nemen van hun club. Óf ontslag te nemen als militair.
‘Defensie beschouwt de club als outlaw mc. Dit doet het departement op aangeven van het ministerie van Veiligheid en Justitie, dat een lijst met zulke organisaties bijhoudt.’, zegt De Telegraaf. Defensie heeft dus zelf onderzoek laten doen door een efficiënte organisatie, de Koninklijke Marechaussee, en daaruit blijkt niets nadeligs. Vervolgens komt een ministerie dat liegt en bedriegt met rapportages van een organisatie die helemaal niet efficiënt is, de politie, en nu moet Defensie onderscheiden, dappere militairen waarop niets aan te merken is ontslaan.
Dat is lekker thuiskomen na je risicovolle uitzending. Gelukkig bericht De Telegraaf ook dat er volop militaire commandanten zijn die het lidmaatschap van de Veterans MC door de vingers zien. Dat is kameraadschap. Kameraadschap gesmeed onder vuur en niet in een achterkamertje. Nu de Koninklijke Marechaussee geen smetten kon vinden op het vest van Veterans MC, zou het de burgemeester van Den Haag sieren wanneer hij dit jaar op Nationale Veteranendag de Veterans MC uitnodigde om mee te rijden met het veteranendéfilé.
Beeldvorming boven transparantieMay 4, 2016
De politie vindt beeldvorming in de media heel belangrijk. De burgers moeten het gevoel krijgen dat de politie iets doet waar de samenleving wat aan heeft. En burgers kunnen helpen bij de opsporing van strafbare feiten. Daarvoor is het programma Opsporing Verzocht en zijn er regionale televisieprogramma’s waarvan de inhoud volledig wordt bepaald door de politie. Volgens de Ikea-methode worden wat beelden getoond van zaken die de politie belangrijk vindt, en de burger moet helpen. Soms gaat er iets mis en worden onschuldige mensen getoond terwijl wordt gezegd dat ze iets vreselijks hebben gedaan, soms komen er weinig tips en wordt de kijker vermanend toegesproken dat het onderzoek zo natuurlijk niet opschiet.
Bij de nieuwsmedia is er altijd interesse voor misdaadnieuws. De politie speelt hier op in en nodigt journalisten uit om mee te gaan wanneer er een actie staat te gebeuren. Aan de andere kant moeten die journalisten precies melden wat de politie wil, anders volgt uitsluiting. Deze combinatie maakt het voor de lezer/kijker niet makkelijker er achter te komen wat er nou aan de hand is.
Bijvoorbeeld operatie Trefpunt 4 april 2016. De grootste actie ooit tegen ondermijnende synthetische drugs en hennepteelt (waarbij de suggestie van een verband tussen hennepteelt en synthetische drugs mooi is meegenomen). 20.000 gesprekken van meer dan 700 ‘criminelen’ gefilmd, 124 invallen gedaan en 56 mensen aangehouden. Dat was wat. Maar de journalisten die mee mochten hoor ik nu (of toen) niet vragen: Wat gebeurt er met die andere 650 ‘criminelen’? Wat was de samenhang tussen de 124 locaties? Wat is daar gevonden? Waarom mocht de pers alleen mee naar 6 of 7 van die locaties? Hoeveel van de in beslag genomen spullen zijn weer teruggegeven? Hoeveel heeft het tweeënhalf jaar durende onderzoek en het vrijmaken van 1500 man politie voor een dag eigenlijk gekost?
Drie dagen later wordt er gevochten in het Van der Valkhotel in Rotterdam. Alle media vinden dit interessant en willen er iets mee doen. De politie heeft een verhaal klaar over rivaliserende OMG’s die wilden overleggen, wat uit de hand liep. Beelden ontbreken. Geen motoren, geen jasjes, geen vechtpartij, alleen heel veel politie. En hoe laat gebeurde het eigenlijk?
‘Volgens bronnen ging het om leden van de Hells Angels en de Mongols. De bendes hadden volgens de politie vanavond met elkaar afgesproken in het hotel. Op het moment dat ze elkaar zagen bij de bar, ontstond een vechtpartij, die zich later buiten voortzette.’
Aldus Robert Bas van de NOS op 7 april om 20:58. Hij schrijft ook dat het hotel is uitgekamd en dat mensen die zich hadden verstopt zijn gearresteerd. Het lijkt of de ‘bronnen’ in zijn verhaal niet de politie zijn. Misschien is hij zelf de bron, ‘hij houdt de clubs al een tijdje in de gaten‘.
Volgens RTV Rijnmond heeft een getuige gezien dat 1 persoon heeft geschoten, en dat deze man in een auto is gestapt en weggereden toen de politie er al was.
Op de beelden van de politie-inzet en de geboeide arrestanten, gemaakt door een calamiteiten-cameraman, schemert het. De zon ging op 7 april onder om 20:26.
De politie meldt de volgende ochtend dat rond 23:30 zekerheid was dat zich in of rond het hotel geen motorclubleden meer bevonden, en dat de hotelgasten terug naar hun kamers konden.
De volgende ochtend staan cameraploegen voor de deur om hotelgasten te vragen naar hun ervaringen.
(bron: RTV Rijnmond)
op 0:50 Frans Bonten van voetbalclub RVV Blijdorp en anderen hebben gezien dat de politie gericht op een verdachte heeft geschoten. Dit wordt verder nergens vermeld, de site nieuwsopbeeld.nl noemt het een waarschuwingsschot, (maar die hebben veel contact met de politie).
Op 0:59 Daniel Audrie fotografeerde alles, helaas krijgen we maar 1 foto te zien. Hij denkt dat de politie precies wist wat er moest gebeuren.
Op 1:25 Anderhalf uur (of 4 uur als je Robert Bas gelooft) nadat er zeker geen motorclubleden meer in of rond het hotel zijn, trapt de politie nog een hotelkamerdeur in. Waarom? Was dit de Dienst Speciale Interventies (DSI) bezig met sporenonderzoek? Of waren ze als een dolle het hele hotel aan het slopen? Wat is er precies allemaal kapotgegaan in het Van der Valkhotel die avond?
Hart van Nederland spreekt dezelfde mensen.
“Sanne is op het moment van de vechtpartij niet in de eetzaal. Vanwege de herrie neemt ze poolshoogte. Omdat de deur van haar kamer achter haar rug dichtvalt, haalt ze een nieuwe sleutel bij de receptie. Onderweg ziet ze de politie enkele verdachten aanhouden. Ze filmt het. Ook ziet ze hoe iemand iets weggooit in de struiken. Dat blijkt later te gaan om een hamer.”
(bron: Hart van Nederland)
Hart van Nederland suggereert dat Sanne de vrouw van het gezin is. Dus na het schieten en voordat de man gaat kijken, gaat ze naar beneden en filmt arrestaties. Daar krijgen we niets van te zien.
Op 0:39 Politie heeft om 1:00 uur eerst nog wel keihard op de deur gebonsd, voordat die werd ingetrapt.
Op 1:18 Hoewel het item eigenlijk moest gaan over een schokkende vechtpartij, gaat het over een doldriest arrestatieteam dat bijna hun kind iets aandoet. (Sanne zou in de vroege editie van HvN van 8 april nog hebben gezegd dat ze een pistool tegen het hoofd gedrukt kreeg, maar die quote is niet meer te vinden.)
(bron en compleet: youtube)
Pauw heeft Mick van Wely kunnen krijgen. Misdaadverslaggever van de Telegraaf, afkomstig uit Groningen. Hoewel hij er zelf niet bij was weet hij allerlei details. Eerst wat NOS materiaal:
Op 0:16 een anti-terreureenheid was toevallig in de buurt. Echt? We kunnen het niet checken.
Op 0:24 Acht motorclubleden hebben een afspraak. Hoezo acht? Hoe weet Theo Verbruggen dat? Wie zegt dat? De bar ziet er trouwens ongehavend uit, in ieder geval niet met hamers kort en klein geslagen of ontsierd door kogelgaten.
Over aantallen gesproken, er zouden ongeveer 30 mensen hebben gevochten, waarvan er 23 zijn gearresteerd en 7 dus ontkomen. Zijn de acht van Verbruggen aangevallen door 22 van de andere club? Of hadden beide groepen buiten nog een paar mensen? Vreemd is dat politiechef Frank Paauw in het persbericht het heeft over 20 verdachten, terwijl er boven staat ’23 arrestaties’. Wie zijn die drie mannen die zijn gearresteerd maar niet verdacht?
Op 0:27 Eindelijk de clublogo’s in beeld. Die waren weliswaar daar niet te zien, maar anders snappen mensen het misschien niet.
Op 0:34 Deze mensen zaten niet beneden te eten, weten we.
Op 1:10 Van Wely zegt dat moet blijken of het opzet was. Dat er werkelijk geweld is toegepast. Waaruit zou dat kunnen blijken? Opzet verwacht je van een partij die er op uit is de zaak uit de hand te laten lopen. Waarom legt Van Wely dat niet uit? Volgens Robert Bas begon het gevecht zodra de twee groepen elkaar zagen bij de bar.
Op 1:16 ‘Feit is dat ze allemaal bewapend waren’. Hoe weet Van Wely dat? Uitendelijk is er 1 vuurwapen en 1 steekwapen gevonden en een groot aantal kogelhulzen (politie) of 7 kogelhulzen buiten (elders). En nog die hamer die Sanne had zien weggooien dus.
Op 1:44 Van Wely sprak iemand van de politie die ontzettend veel beeldmateriaal zegt te hebben waarop je alles kan zien. Een schat aan informatie. Alleen lijken deze beelden diep geheim te zijn. Opsporing Verzocht had ze niet. Via Algemeen Dagblad, dreigde de politie de beelden vrij te geven als de gevluchte vechtersbazen zich niet zelf zouden melden. Daar is niets meer van vernomen. Wel gaf de krant nog een politiek signaal van de politie door.
Waarom krijgen we de beelden niet te zien? Wat denkt de politie te bereiken met het achterhouden of juist lekken van informatie? Wat kost deze media-manipulatie? Hoe verhoudt dat zich tot de politietaak? Zou de politie niet eens aandacht kunnen geven aan de zaken waar ze niet trots op zijn, zoals het (lage) percentage van de geregistreerde criminaliteit dat leidt tot strafoplegging door de rechter? Of het systeem van ‘prioritering’ waardoor de politie kan blijven doorgaan met ‘leuke dingen’ zoals motorclubs en hennepteelt?
Een nieuw publiek is al gevonden:
(bron: youtube)
Bekende vloggers maken voor geld (hoeveel?) vlogs over sexy jongerenonderwerpen, met de bekende opengesperde ogen. Aan meisjes zitten ‘na Keulen’, je naaktfoto via internet verspreiden, dat soort dingen. Als je daar vragen over hebt, kan je chatten. En vragen stellen. Bijvoorbeeld: Wat is multicultureel vakmanschap? Doet de politie aan ethnic profiling? Infiltreert de politie in motorclubs?
Dupont is bijna jarigMay 1, 2016
Het was in de vroege namiddag toen Dupont zijn voordeur achter zich dichtdrukte en in de regen ging hardlopen. Hij had zojuist een telefoongesprek gevoerd en zou voortaan als blogger met de naam ‘Dupont’ bijdragen gaan leveren op de nieuwe website ‘justitieenveiligheid.nl’. Zijn specialisatie: motorclubs. Het was net mei 2015 en het zou nog een kleine maand duren voordat Dupont zijn eerste bijdrage op de site zette. ‘De brave burgervader en de motorbendes’ heette het artikel.
We zijn nu een jaar verder en Dupont leverde inmiddels meer dan 70 bijdragen. Soms humoristisch, soms kort door de bocht, altijd verontwaardigd en strijdbaar. Dupont gelooft in wat hij doet. Alleen tegen de overheid, alleen tegen wat hij ziet als onrecht, maar niet alleen tegen de wereld. Want de wereld, dat zijn jullie!
Na een jaar Dupont een tussenbalans. Wat hebben we geleerd van 70 blogartikelen van één van de kwaadste mensen van Nederland? Wat zijn de lijnen die zichtbaar werden? Is er een patroon? Kunnen we conclusies trekken?
- Uit een aantal artikelen van Dupont wordt duidelijk dat incidenten met motorclubs veelal verzonnen zijn. Uit ‘Burgemeester Jos Som in het nauw!’ van 9 juli blijkt dat de bedreigingen die zogenaamd zouden zijn gedaan door de lokale Hells Angels niet op waarheid berusten. Er is wel veel publiciteit over geweest. In het artikel ‘Liegt de politie?’ wordt duidelijk gemaakt hoe de politie in zijn officiële rapportages over motorclubs aantoonbaar liegt en subjectieve kwalificaties gebruikt die niet worden gestaaft door rechterlijke uitspraken. In ‘Herhaal de leugen totdat de mensen denken dat het de waarheid is’ zet Dupont uiteen hoe politie, media en burgemeesters liegen over motorclubs. Ook uit ‘Leugens maken de weg vrij voor een politiestaat’ wordt duidelijk hoe in politierapportages wordt gelogen en de waarheid wordt verdraaid. De lezer van ‘De creatieve officier van justitie’ op 22 februari leert hoe een officier van justitie die is belast met de bestrijding van de zware misdaad valse telefonische meldingen doet via Meld Misdaad Anoniem en daarmee motorclub Satudarah in diskrediet brengt. Tevens blijkt op 9 maart uit ‘Meld Misdaad niet Anoniem’dat er ook wordt gelogen over de anonimiteit van het meldnummer: Meld Misdaad Anoniem is niet anoniem.
- Dupont toont aan dat een aantal bestrijders van motorclubs een belang hebben bij die bestrijding. Zo blijkt op 11 juni dat burgemeester Jos Som via zijn dochter een belang heeft bij het sluiten van het clubhuis van de Hells Angels. Dit clubhuis zit naast de zaak van zijn eigen dochter en bovendien zit de motorclub pontificaal in het zojuist opgeleverde nieuwe stadscentrum dat is gebouwd door mensen die ook worden genoemd in verband met omkoping. Dupont vraagt zich bovendien af of Jos Som ook financieel beter is geworden van dit prestigeproject (artikel van 15 juli ‘Het gevecht in de OK corral van een klein Limburgs dorp). Op 27 april 2016 (‘Ondermijning als goudmijn’)blijkt dat er veel geld wordt verdiend met de bestrijding van onder anderen motorclubs. Particuliere organisaties zetten de trend en geven cursussen van ambtenaren door ambtenaren. Bovendien blijkt dat politiefunctionarissen bijbanen hebben die een financieel belang hebben bij het opzetten van die nieuwe trends.
- Uit tal van artikelen blijkt dat de politie gebruik maakt van twijfelachtige opsporingsmethoden. Op 16 (‘Opvallend rijgedrag’)en 27 maart 2016 (Een rechtstreekse aanval op onze vrijheid’) blijkt dat de politie verkeerswetgeving lijkt te misbruiken om op te sporen. Bovendien heeft de politie een niet-aangemelde databank waarin leden van motorclubs zijn opgenomen.Die databank blijkt ook uit het artikel van 24 juni 2015 (‘Rekenen voor dummies’). Op 3 (‘Particuliere samenwerking tussen Nederlandse politie en mensenrechtenschendende landen om motorclubs te bestrijden’) en 4 april (‘Politiemotorbendes, provocaties en ongeoorloofde opsporingsmethoden’) wordt duidelijk dat de Nederlandse politie samenwerkt met korpsen uit landen waar mensenrechten worden geschonden of waar wordt gewerkt met ook daar ongeoorloofde opsporingsmethoden. Informatie uit juist die landen wordt vervolgens door de Nederlandse politie tegen eigen onderdanen ingezet. Verder heeft de politie het ‘name&shame’ geïntroduceerd, waarbij mensen die worden verdacht, maar nog zeker niet zijn veroordeeld, al worden genoemd als leden van motorclubs. Dit stelt motorclubs en leden daarvan in een slecht daglicht, terwijl die mensen niet schuldig zijn bevonden.
- De artikelen van 18 en 28 april laten zien dat er afspraken zijn gemaakt tussen media, politie en justitie en belangenorganisaties over berichtgeving over motorclubs. (‘Branche-organisaties’ en ‘Je suis Charlie’).Dit heeft blijkbaar een commercieel doel. Uit het artikel op 14 juni 2015 (‘Bandidos MC of bandieten B&W?’) blijkt dat de media een deal hebben met de politie toen er een inval kwam door een arrestatieteam bij een aantal leden van de Bandidos MC. Uit ‘Je suis Charlie’ van 28 april 2016 blijkt bovendien hoe journalisten uit de ruif van politie en politiek eten.
- Er is sprake van een zeer eenzijdig beleid waar het de bestrijding van motorclubs betreft. Uit artikelen op 10 (‘Voetbalsupporters en motorclubs’), 25 (‘Motorclubhuizen en drankketen’) en 27 april 2016 (‘Ondermijning als goudmijn’)blijkt dat vele malen meer last en schade wordt ondervonden door bijvoorbeeld hooligans of drankketen. Maar daar wordt gestuit op onwil van plaatselijke besturen of de onmogelijkheid het probleem adequaat op te lossen. Op 20 maart 2016 (‘De politiedatabank van Outlaw VVD’ers’)bleek dat de VVD een fors aantal wetsovertreders en integriteitsschandalen kent. Toch komen veel van de grootste ‘diehards’ en ‘crimefighters’ uit deze partij.
- Er worden door de politie ernstige fouten gemaakt, zoals te lezen in ‘Foutje….bedankt!’ van 21 april. Een lid van de Bandidos MC wordt verwisseld met een andere persoon en vervolgens wordt het lid van de Bandidos onterecht opgepakt. Een politiewoordvoerdster is vervolgens uiterst lakoniek over die vergissing. Volgens haar kan dat wel vaker voorkomen. Ondertussen is er wel weer een lid van een motorclub het slachtoffer geworden van dat foutje.
- De politie doet alsof zij de macht willen grijpen. De wet moet verandert worden en er moeten meer bevoegdheden komen. Dit blijkt uit de artikelen van 22 juli 2015 (‘Boeman Bouman en zijn patriotten van de politiestaat’) en 23 januari (‘Is er niets illegaals? Dan passen wij de wet wel even aan en kunnen wij toch optreden!’). Hoge politiechefs doen telkens uitspraken over wetsveranderingen die niet aan hen zijn, maar aan het parlement. Zij willen bovendien iets strafbaars maken dat het op dit moment helemaal niet is.
- Gemeenten die optreden tegen motorclubs hebben in een aantal gevallen onverklaarbare, maar wel aantoonbare, tekorten in hun gemeentekas. Zij weigeren hierover opheldering te geven. Dit blijkt uit de artikelen van 13 (‘Wikijansia: Barneveld’)en 27 augustus (‘Belastinggeld Langedijk ‘expendable’ ‘), 25 september (‘De tientallen verdwenen miljoenen van Kaag en Braasem en het motorclubje’)en 8 oktober (‘De goochelaar en de verdwenen miljoenen en de tattooconventie’). Het gaat over vele miljoenen gemeenschapsgeld die weg zijn. Dit is aangetoond door onderzoek van een voormalig accountant.
- Sommige burgemeesters halen alle feiten over motorclubs door elkaar in verklaringen die zij afgeven aan de pers. Dit wordt onder anderen duidelijk in het artikel van 27 juni (‘De burgemeester en absoluut betrouwbare feiten en cijfers’)waar niet alleen de ene motorclub voor de andere wordt aangezien door burgemeester Onno Hoes, maar waar ook aantallen motorclubleden niet kloppen.
- De voortdurende propaganda door politie en media heeft in het buitenland geleid tot grote schietpartijen door de politie waarbij verschillende motorclubleden omkwamen. Dit is uitvoerig aangetoond in het artikel van 30 juni 2015 (‘Ontmenselijking maakt van vreedzame mannen moordenaars’). In Nederland is er nu al aantoonbare schade bij mensen die niet zijn veroordeeld door een rechter, zoals bijvoorbeeld blijkt in het artikel ‘Cordon sanitaire’ van 21 april. Mensen raken hun baan kwijt, worden door bedrijven of horecazaken geweigerd en komen soms in een sociaal isolement.
- Magistraten die moeten oordelen over zaken waar motorclubs bij betrokken zijn, zijn soms partijdig. Zo blijkt uit het artikel ‘De raadsheer die om de hoek van het clubhuis woonde’ dat één van de rechters die moest oordelen in een zaak die was aangespannen door Veterans MC om de hoek van het clubhuis van deze club woonde in Haren. De man stond bovendien bekend als een fatsoensrakker die te pas en te onpas stappen onderneemt voor een harder beleid en stelde suggestieve vragen over de colors van de motorclub die hij in verband bracht met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog.
- Er zijn diverse motorbendes die alleen uit politiemensen bestaan en die niets in de weg wordt gelegd. In het buitenland hebben deze politiemotorbendes al gezorgd voor schietpartijen waarbij doden vielen. Het bestaan van deze politiemotorbendes wordt uit de doeken gedaan op 20 maart (‘Motorbendes met alleen maar politieagenten’), op 21 maart (‘Politieagenten als outlawbiker’) en op 4 april (‘Politiemotorbendes, provocatie en ongeoorloofde opsporingsmethoden’). Politiemotorbendes als Lex Legio MC, LEMC Marshalls, IPA-MC en Blue Knights MC wordt niets in de weg gelegd. De leden komen niet terecht in de speciale OMG-databank van de politie, er worden geen vergunningen voor clubhuizen of evenementen geweigerd. Op tenminste één foto waar wij de hand op wisten te leggen heeft een lid van Blue Knights MC onder zijn clubcolors een setje handboeien.
- De grote man van de politievakbond ACP is zelf verwikkeld in een affaire van vriendjespolitiek. In het artikel ‘Die wet past ons allemaal!’ van 13 juni 2015 wordt duidelijk hoe Gerrit van de Kamp, de grote man van politievakbond ACP en hét gezicht van politie Nederland, niet alleen telkens roept om meer bevoegdheden en wetsveranderingen, maar ook is verwikkeld in een zaak van vergaande vriendjespolitiek. Van de Kamp is een groot voorstander van het verbieden van motorclubs, maar speelt zijn eigen vriendin een baantje toe binnen de Nationale Politie.
- De politie intimideert het parlement en zet gemeenten onder druk tot het nemen van maatregelen tegen motorclubs. Op 2 juli in ‘The man who would be king’ wordt beschreven hoe actievoerende politiemensen met dienstwapens en dienstmaterieel in diensttijd het Haagse Binnenhof bezetten. Meer loon wilden en dat ook kregen. Gemeenten waar motorclubs zijn gevestigd worden ‘op de hoogte gebracht’ van de grote gevaren die aan die clubs kleven. De ambtenaren van de gemeenten weten dit zelf niet en vertrouwen dus maar op de politie die dit initieert (‘Voortgaan met rapporteren’ 19 juli 2015 en ‘Blablablabla’ op 26 juli).
- De politie zet brancheorganisaties en belangenorganisaties onder druk om maatregelen tegen motorclubleden te nemen. Op 3 juli 2015 al blijkt dit uit ‘De pot verwijt de ketel’ en op 4 augustus ‘Nederland wordt wakker!’ De beveiligingsbranche wordt door de politie gewaarschuwd en vervolgens komt de voorzitster van die branche, die bijklust als VVD’er, in actie. Op 24 augustus ‘De blaffende honden van het nieuwe beleid’ waarin het MKB zich grote zorgen zegt te maken over infiltraties van motorclubs. En op 18 april 2016 ‘Branche-organisaties’.
- Leden van motorclubs worden uitgesloten van de maatschappij. Het artikel ‘Cordon sanitaire’ van 21 april 2016 geeft een onthutsend beeld van hoe burgers die niet zijn veroordeeld door een rechter uit de maatschappij worden verwijderd. De politie speelt hierin een grote rol als trendsetter en aangever.
- Particuliere organisaties die niet tot de overheid behoren proberen de trend te zetten die moet leiden tot de uitbanning en vervolging van motorclubs. Op 3 april 2016 ‘Particuliere samenwerking tussen Nederlandse politie en mensenrechtenschendende landen om motorclubs te bestrijden’, waarin duidelijk wordt gemaakt hoe een particuliere internationale organisatie van politiemensen niet alleen trends bedenkt, maar ook oplossingen aandraagt door middel van trainingen waardoor deze materie ook gaat leven in de landen van herkomst van de deelnemende politiefunctionarissen. Dit blijkt ook uit ‘Riding Ralf tegen motorbendes’ van 21 maart.
- De instanties die pleiten voor een verbod van motorclubs gaan bewust voorbij aan het feit dat een verbod geen invloed heeft op misdaadcijfers. Uit cijfers, dus feiten, uit Australië en Duitsland blijkt dat een verbod geen invloed heeft op misdaadcijfers. Dit is te lezen in de artikelen ‘Holle vaten’ van 29 juli 2015, ‘Verbal diarrhea’ van 27 september en ‘’Zware maatregelen zonder effect’ van 7 april 2016.
Wat we zien is een onthutsend beeld. Politiefunctionarissen zetten vanuit particuliere internationale organisaties trends in misdaadbestrijding en geven vervolgens particulier georganiseerde trainingen om politiemensen internationaal daarmee te bevruchten. Daarna wordt internationaal door middel van een informeel netwerk samengewerkt tussen Nederlandse politiemensen en politiemensen uit landen waar soms ongeoorloofde, in Nederland soms verboden, opsporingsmethoden worden gehanteerd. Door middel van overdreven en soms niet op waarheid berustende rapportages, druk vanuit een politievakbond waar ook zaken mis zijn, worden overheden ‘bewerkt’. Belangenorganisaties worden ingezet om een zo breed mogelijk front te maken en via partijdige of luie journalisten wordt in de media van leer getrokken met als doel publieksbewustwording en beïnvloeding van de overheid. Leden van politieke partijen waarop veel strafbare feiten zijn aan te merken sluiten zich aan bij deze kruistocht, daarin gesteund door schreeuwende, maar onkundige opiniemakers die zich voordoen als misdaadverslaggever. Particuliere bedrijven gerund door (oud)-politiefunctionarissen verdienen aan het vervolgingsbeleid dat op deze manier wordt uitgezet. Tegelijkertijd zien we bij diezelfde politie dat chefs erg veel geld verdienen, terwijl de ondergeschikten stakingsacties houden voor meer salaris. De vorming van de Nationale Politie kost honderden miljoenen meer dan ingeschat, maar moet als prestigeproject koste wat kost toch doorgaan. Om de schuld van de politie zelf weg te houden, wordt geklaagd over onvoldoende wettelijke bevoegdheden en wetsveranderingen. Iemand moet de schuld krijgen en de motorclubs worden zondebok. De moderne heks zit niet meer op een bezemsteel, maar op een motor.
Bevrijdingsdag 5 mei 2016. Er kan geen enkele link zijn tussen de heldhaftige bevrijders van toen en de bezetters van nu!
Wetenschappers in dienst van de overheid. Het onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag: de gehele reconstructie. April 28, 2016
Het in 2014 verschenen onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag, en de totstandkoming hiervan, roepen vragen op. De wetenschappelijke onafhankelijkheid en transparantie zijn in het geding. Zowel de Tweede Kamer als de Haagse gemeenteraad zijn onjuist geïnformeerd over de opzet en totstandkoming van het onderzoek.
Eind 2013 kwam etnisch profileren in de publieke en politieke belangstelling te staan. In november van dat jaar werd vanuit de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad verzocht om een wetenschappelijk onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren. Toenmalig minister van Veiligheid en Justitie Opstelten en burgemeester van Den Haag Van Aartsen zeiden hierop een onderzoek toe. Het betrof een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Leiden (UvL) naar etnisch profileren in Den Haag.
In 2014 publiceerde de UvL haar rapport met de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in Den Haag. Het onderzoek Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat stond onder leiding van professor Joanne van der Leun van het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UvL.
Buro Jansen & Janssen heeft in 2015 via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de politie Haaglanden, het Openbaar Ministerie en de UvL verzocht om openbaarmaking van de onderliggende stukken van het onderzoeksrapport. Hierop hebben met name het Ministerie en de politie enige stukken openbaar gemaakt. In dit artikel wordt de totstandkoming van het onderzoek van de UvL (zoveel mogelijk chronologisch) gereconstrueerd.
Uit de via de WOB verkregen stukken blijkt dat de overheid en de UvL de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad stelselmatig onvolledig hebben geïnformeerd over de totstandkoming ervan. Voorafgaand aan het onderzoek maakten de UvL en de politie Haaglanden in 2011 afspraken om een mogelijk afbreukrisico voor het korps te voorkomen. Beide partijen vonden het onwenselijk indien het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de Haagse politie. Van der Leun zegde toe hierop te zullen letten tijdens de voortgang van het onderzoek.
Het rapport blijkt te zijn gebaseerd op twee scripties van twee masterstudenten criminologie. De studenten verrichtten hun veldwerk in 2012 en rondden hun scripties in augustus 2013 af. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Haagse gemeentebestuur, de politie en de UvL hebben dit alles verzwegen.
I. Het ontstaan van het onderzoek: twee scripties
In 2011 benadert professor Van der Leun – namens de UvL – de politie in Den Haag en Amsterdam met een onderzoeksvoorstel naar ‘de interactie tussen politieagenten en burgers’. Conform het onderzoeksvoorstel zullen twee masterstudenten criminologie van de UvL meelopen met de politie tijdens hun dienst in drie Haagse wijken en interviews afnemen. Daarnaast hebben de studenten in 2012 straatinterviews gehouden onder jongeren over hun ervaringen met de Haagse politie. Deze interviews zullen ook worden gebruikt in het onderzoek. Blijkens het onderzoeksvoorstel is de UvL aanvankelijk van plan om ook onderzoek in Amsterdam te doen, maar dat heeft echter nooit plaatsgevonden.
Het onderzoek van de studenten is bedoeld voor intern gebruik voor de politie Haaglanden. Bij het indienen van het onderzoeksvoorstel houdt de UvL de mogelijkheid open om het onderzoeksmateriaal in een later stadium alsnog te gebruiken voor wetenschappelijke publicaties. Afgesproken wordt om hier later eventueel apart toestemming voor te vragen bij de politie Haaglanden.
Het onderzoek heeft als centrale onderzoeksvraag de interactie tussen politieagenten en burgers. Volgens het onderzoeksvoorstel zal ingegaan worden op de verhoudingen tussen de politie en burgers uit etnische minderheden en hoe deze door politieagenten en burgers beoordeeld worden. De UvL geeft hierbij aan: ‘Daarbij willen we de visie van de politie expliciet in ons onderzoek betrekken, vanuit de gedachte dat de politie voor de opgave staat enerzijds adequaat in te spelen op lokale problemen, anderzijds de verhoudingen met burgers goed te houden.’
De termen etnisch profileren en discriminatie komen in het onderzoeksvoorstel zijdelings aan bod. De UvL schrijft: ‘In Engeland en de VS is veel onderzoek gedaan naar verhoudingen politie-migranten. Veel van deze literatuur gaat in op racial profiling, ethnic profiling en discriminatie. De studies zijn doordesemd van slechte verhoudingen tussen politie en gemeenschappen van zwarten en migranten. Voor Nederland is de traditie een andere. De vragen zijn daarom wel interessant, maar de antwoorden kunnen wel eens heel anders zijn.’
Zorgen over imagoschade
De politie Haaglanden staat welwillend tegenover het onderzoeksvoorstel. In een interne email d.d. 11 november 2011 reageert een politiemedewerker enthousiast: ‘Zie hier een prachtig aanbod van professor Joanne van der Leun, waar wij als politie ook geweldig ons voordeel mee zouden kunnen doen.’
Uit de interne stukken blijkt dat de politie Haaglanden denkt te kunnen leren van het onderzoek, met name ten aanzien van de verdere ontwikkeling van het multicultureel vakmanschap binnen de eenheid. Onder multicultureel vakmanschap wordt binnen de Nederlandse politie ‘de professionaliteit van uitvoerenden en leidinggevenden in de politieorganisatie om te kunnen gaan met de vele culturen en leefstijlen in de eigen organisatie en samenleving’ verstaan.
Binnen de politie Haaglanden bestaat ook angst voor een mogelijk afbreukrisico naar aanleiding van het onderzoek. Wanneer het rapport duidt op politiediscriminatie, wordt dit niet bevorderlijk bevonden voor het imago van het Haagse politiekorps. In een interne memo schrijft een politiemedewerker: ‘Het lijkt een interessant onderzoek te zijn dat inzicht kan geven in de stand van het multicultureel vakmanschap van onze mensen. […] Afbreukrisico kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Om die reden zal vooraf goed doorgesproken moeten worden met Criminologisch Instituut wat de insteek is van het onderzoek: multicultureel vakmanschap of discriminatie.’ [Memo aan OKD 14-11-11]
Ook in andere interne mails blijken de zorgen over een mogelijk afbreukrisico van het onderzoek. In een interne email d.d. 14 november 2011 schrijft een medewerker van de politie Haaglanden: ‘Mag het korps wel genoemd worden, dan is het risico dat in de krant komt te staan ‘politie Den Haag discrimineert’, al dan niet meer of minder dan de politie Amsterdam. Het onderzoek lijkt niet die insteek te hebben, maar eerder een van multicultureel vakmanschap. Niettemin kan dat wel een van de uitkomsten zijn. Het is raadzaam daarover van tevoren praten met Joanne van der Leun. Als de onderzoekers zich daarvan tevoren bewust zijn, kan dat uitmaken voor de inhoud en toon van eventuele publicaties. We zijn immers trots op ons multicultureel vakmanschap, dus het kan ook een positieve boost geven.’
Afspraken met UvL
De politie Haaglanden wil dus nader overleggen met Van der Leun over het mogelijke afbreukrisico van het onderzoek: wat te doen wanneer tijdens het onderzoek blijkt dat Haagse politieagenten zich schuldig maken aan discriminatie? Op 27 december 2011 gaat de Haagse korpsleiding – onder voorwaarden – akkoord met onderzoeksvoorstel.
Uit de notulen blijkt dat bovengenoemd afbreukrisico is besproken en is afgekaart met Van der Leun: ‘Afbreukrisico kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Dit risico is met prof. Van der Leun besproken. Zij begrijpt de onwenselijkheid hiervan en heeft aangegeven dat zij (en xx – naam is zwartgemaakt) dit punt expliciet zal bespreken met de studenten en dat zij hierop zal letten bij de tussentijdse besprekingen van de (concept) scripties.’ [Overleg Korpsdirectie, 27-11-11]
Tussen maart en juni 2012 voeren de studenten Vijverberg en Vrijhoef hun veldwerk bij de Haagse politie uit. In 2013 ronden zij hun scripties af, en in augustus 2013 studeren zij af als master in de criminologie. De UvL draagt de scriptie van Vijverberg (De contacten tussen jongvolwassenen en agenten. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar opvattingen, ervaringen en concrete interacties vanuit het perspectief van procedural justice) voor aan de masterscriptieprijs 2013 van de Nederlandse Vereniging voor Criminologie.
De scripties worden – conform de in 2011 gemaakte afspraken – niet openbaar gemaakt. Het is de bedoeling dat de UvL ze in november of december 2013 zal presenteren op de Haagse wijkbureaus waar de Leidse studenten hun onderzoek hebben uitgevoerd. Vanwege de ophef die in het najaar van 2013 over het onderwerp etnisch profileren ontstaat, besluiten de politie Haaglanden en de UvL echter om de presentaties tot nader order uit te stellen.
Uit de via de WOB verkregen stukken blijkt dus dat de UvL en de politie Haaglanden eind 2011 afspreken dat de twee studenten – wanneer zij tijdens hun onderzoek stuiten op praktijken die duiden op discriminatoir gedrag van Haagse politieagenten – zij terughoudend zullen zijn om dit in de scripties op te schrijven, en dat Van der Leun hierop zal toezien. Deze afspraken betreffen onderzoek, waarvan het op dat moment nog de bedoeling is dat het intern zal blijven.
De UvL heeft nimmer openheid van zaken geboden over de met de politie Haaglanden gemaakte afspraken. Dit betekent dat de details van de gemaakte afspraken niet bekend zijn. Evenmin is duidelijk of bepaalde onderzoeksresultaten of bevindingen mogelijk niet, of in aangepaste vorm, in de scripties zijn opgenomen. Evenmin is duidelijk op welke wijze de in 2011 gemaakte afspraken van invloed zijn geweest op de inhoud van het in 2014 verschenen rapport van de UvL.
II. Onvolledig informeren van de Tweede Kamer en Haagse gemeenteraad
Eind 2013 komt het etnisch profileren in Nederland in de publieke en politieke belangstelling te staan. Aanleiding is de publicatie van een rapport van Amnesty International op 28 oktober 2013 (Proactief politieoptreden vormt risico voor de mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken). In het rapport – feitelijk een literatuurstudie – analyseert en inventariseert Amnesty bestaande onderzoeken naar de uitvoering van de politietaak. Het betreft merendeels onderzoeken die het plaatsvinden van etnisch profileren niet als expliciete onderzoeksvraag hebben, maar (volgens Amnesty) wel aanwijzingen bevatten voor het plaatsvinden van etnisch profileren.
Amnesty concludeert in haar rapport dat etnisch profileren ‘het niveau van op zichzelf staande incidenten’ overstijgt. De ngo roept de overheid op om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en aan te pakken, en om meer onderzoek ernaar te (laten) doen. Tevens komt etnisch profileren in oktober 2013 in de belangstelling te staan in de lokale Haagse politiek. Dit naar aanleiding van aanhoudende berichtgeving over politiegeweld en discriminatie door de politie Den Haag, met name in de Schilderswijk.
Hiermee heeft de overheid in het najaar van 2013 behoefte aan een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren. Naar aanleiding van het Amnesty-rapport verzoekt de Tweede Kamer het Ministerie van Veiligheid en Justitie om onderzoek te laten verrichten. Tevens krijgt de burgemeester van Den Haag eenzelfde opdracht vanuit de Haagse gemeenteraad vanwege vermeend discriminatoir gedrag van agenten.
In november 2013 maken de toenmalig minister minister van Veiligheid en Justitie Opstelten en de burgemeester van Den Haag Van Aartsen – in respectievelijk de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad – melding van een lopend onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag door de UvL. De Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad worden hier dus onvolledig geïnformeerd: het betreft geen lopend onderzoek, daar het onderzoek berust op twee reeds afgeronde scripties.
Zodra het onderzoek in november 2013 wordt toegezegd, zijn de voornaamste uitkomsten ervan bovendien al bekend bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Haagse gemeentestuur en de politie. De twee Leidse studenten hebben hun scripties immers al in augustus 2013 afgerond. Aangezien de scripties nooit openbaar zijn gemaakt, zijn de conclusies ervan niet in detail bekend. Wel heeft de politie Haaglanden in antwoord op het WOB-verzoek van Buro Jansen & Janssen een twee pagina’s tellende factsheet over de scripties (gedateerd augustus 2013) openbaar gemaakt.
In de factsheet wordt geconcludeerd ‘dat etnisch profileren, ook in Den Haag, wel eens voorkomt en wordt van politiezijde niet ontkend. Op basis van de ervaringen tot dusverre wijst volgens de onderzoekers echter niets erop dat etnisch profileren een structureel probleem is’ […] Politieagenten stellen zich over het algemeen professioneel op. Niettemin zijn er voorzichtige aanwijzingen dat etnisch profileren in de praktijk plaatsvindt.’ [Factsheet Uitkomst onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag]
Dat de voornaamste conclusies van het onderzoek eind 2013 reeds bekend zijn, wordt tevens duidelijk in een via de WOB verkregen interne notitie (gedateerd eind 2013), waarin staat: ‘Dat etnisch profileren door de politie, ook in Den Haag, wel eens voorkomt is bekend. Op basis van de ervaringen tot nu toe wijst ook volgens de onderzoekers er tot dusverre echter niets op, dat het een structureel probleem is. Ook het onderzoek dat in Den Haag plaatsvindt, wijst daar niet op. De conclusie dat het wel een structureel probleem zou zijn, komt volledig voor de rekening van Amnesty.’ [Notitie Onderzoek naar etnisch profileren in eenheid Den Haag, 2013]
De voornaamste conclusies van het onderzoek van de UvL zijn in november 2013 dus al bekend bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Haagse gemeentebestuur en de politie. Men informeert de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad hier echter niet over.
Wie nam het initiatief?
Het is niet duidelijk wie het initiatief heeft genomen om de twee bestaande (voor interne doeleinden bestemde) Leidse masterscripties op te schalen naar een publiek toegankelijk onderzoek. De UvL, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de politie hebben hierover nooit openheid van zaken gegeven. Ook de via de WOB verkregen stukken geven geen uitsluitsel over de precieze gang van zaken. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie laat in antwoord op het WOB-verzoek weten geen opdracht te hebben gegeven voor het onderzoek en pas op 4 november 2013 bekend te zijn geraakt met het Leidse onderzoek.
De UvL geeft in Etnisch profileren in Den Haag? van juni 2014 geen openheid van zaken over de totstandkoming van het onderzoek. Volgens het rapport betreft haar onderzoek een ‘onafhankelijk eerste geldstroom onderzoek dat op eigen initiatief tot stand is gekomen.’ (‘eerste geldstroom onderzoek’ betreft onderzoek dat direct wordt gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
Het Leidse rapport meldt dat, toen er enige tijd na afronding van het veldwerk er in de media en lokale politiek aandacht kwam voor etnisch profileren ‘de onderzoekers [hebben] afgesproken met de gemeente Den Haag, om de resultaten niet alleen voor wetenschappelijke artikelen te gebruiken, zoals aanvankelijk beoogd, maar om ook het voorliggende rapport te schrijven.’
De UvL geeft hier een onvolledige voorstelling van zaken. Het initiatief voor het onderzoek kwam in 2011 inderdaad van de UvL. De universiteit zegt dat zij enige tijd na afronding van het veldwerk afspraken heeft gemaakt met de gemeente Den Haag, maar maakt echter niet duidelijk wanneer dit precies is gebeurd. Daarnaast maakt het Leidse rapport geen gewag van de contacten tussen de UvL en de Nationale Politie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, hoewel deze vanaf oktober 2013 wel degelijk hebben plaatsgevonden.
De UvL geeft dus geen volledige openheid van zaken. Het is echter aannemelijk dat Van der Leun en de leiding van de politie Haaglanden in oktober 2013 met elkaar hebben gesproken. Dit naar aanleiding van het verschijnen van het Amnesty-rapport en de voortdurende negatieve berichtgeving over de Haagse politie. Gezien Van der Leun’s lidmaatschap van de adviesraad van de politie Haaglanden kan men er vanuit gaan dat de lijnen kort zijn. Het ligt in de rede om te veronderstellen dat hierbij is afgesproken om het liggende Leidse (scriptie)onderzoek op te schalen tot een publiekelijk rapport.
De UvL heeft in oktober 2013 – al voorafgaand de publicatie van het Amnesty-rapport – al het een en ander afgestemd met de Nationale Politie. Op 28 oktober 2013 – de dag voor het verschijnen van het Amnesty-rapport – meldt Henk van Essen, lid van de korpsleiding van de Nationale Politie, in Nieuwsuur namelijk dat er een onderzoek van de UvL gaande is naar discriminatie onder Haagse politiemensen. De vraag die zich hier opdringt is: Hoe weet hij dat, en waarom zegt hij dit?
Van Essen was in het verleden korpschef van de politie Haaglanden en kan zich het onderzoek door de UvL wellicht herinneren, aangezien hij hier als lid van de korpsleiding in 2011 toestemming voor gaf. Hij weet dan echter ook dat het Leidse onderzoek volgens de in 2011 gemaakte afspraken primair voor interne doeleinden bestemd was. Dit maakt de uitspraken van Van Essen saillant. Op 28 oktober 2013 is er namelijk helemaal geen onderzoek gaande: de twee Leidse studenten hebben hun veldwerk en hun scripties inmiddels al afgerond.
Dit duidt erop dat de Nationale Politie en de UvL inmiddels (al voor 28 oktober 2013) nieuwe afspraken hebben gemaakt, als gevolg waarvan Van Essen het Leidse onderzoek nu publiekelijk kan noemen. De Nationale Politie wil naar het Leidse onderzoek verwijzen in haar reactie op het Amnesty rapport en de UvL gaat hiermee akkoord.
Nader onderzoek
In de Tweede Kamer komt het rapport van Amnesty International op 4 november 2013 – tijdens een Algemeen Overleg over de politie – aan de orde. PvdA-kamerlid Marcouch heeft een dag eerder Kamervragen gesteld, waarin hij verzoekt om een regeringsreactie op het Amnesty-rapport. Hij dringt hierin aan op nader onderzoek ‘naar etnische voorkeuren en vooroordelen en discriminerend gedrag’ bij de Nederlandse politie.
Marcouch pleit met name voor het verrichten van een kwantitatief onderzoek naar etnisch profileren. Dergelijk onderzoek is in Nederland nog niet verricht. Wel bestaan er al verschillende kwalitatieve onderzoeken naar etnisch profileren, met wisselende conclusies. Marcouch vraagt zich in de Kamer daarom af wat een nieuw kwalitatief onderzoek door de UvL aan de bestaande onderzoeken kan toevoegen.
De toenmalig minister van Veiligheid en Justitie Opstelten informeert de Kamer vervolgens onvolledig. Hij ontraadt de Kamer om een nieuw onderzoek naar etnisch profileren te laten doen. Wel maakt hij melding van een al lopend onderzoek van de UvL in Den Haag en Amsterdam. Hij suggereert de mogelijkheid van een kwantitatief onderzoek met de UvL te zullen bespreken en ‘om te bezien of het onderzoek van Leiden voor wat betreft de onderzoeksvragen aansluit bij de zorgen van de Kamer en in het voorjaar van 2014 terug te zullen koppelen over het onderzoek.’
Ondertussen lijkt het Ministerie van Veiligheid en Justitie in nauw contact te staan met de UvL. Tijdens het Algemeen Overleg op 4 november stuurt een ambtenaar per iphone het volgende bericht aan de UvL (namen zijn zwart gemaakt, maar het betreft waarschijnlijk Van der Leun of van der Woude): ‘Live in de Kamer nu Opstelten over etnisch profileren n.a.v. vragen Marcouch. Wellicht zijn jullie bij toeval bereikbaar. Vraag is: wie is de opdrachtgever van Den Haag?’
De UvL blijkt bereikbaar en beantwoordt de om 17.16 uur gestelde vraag om 17.30 uur (namelijk, dat het initiatief voor het onderzoek is genomen door de UvL). Het Ministerie van Veiligheid en Justitie geeft in antwoord op het WOB-verzoek overigens aan dat het ministerie pas op 4 november 2013 op de hoogte raakte van het bestaan van het onderzoek van de UvL. Dit antwoord valt moeilijk te plaatsen, gezien de hierboven beschreven communicatie van 4 november.
Opstelten zegt de Tweede Kamer dus op 4 november 2013 toe contact op te zullen nemen met de UvL. Op 14 november 2013 informeert hij de Kamer nader middels een Kamerbrief met de schriftelijke regeringsreactie op het rapport van Amnesty International. Hierin wordt (net als op 4 november) opnieuw melding gemaakt van lopend onderzoek van de UvL: ‘Het onderzoek in Den Haag wordt momenteel uitgevoerd door de UvL met medewerking van het gezag. Dit onderzoek zal in het voorjaar beschikbaar zijn.’.
Opstelten
Met deze Kamerbrief informeert Opstelten de Kamer onvolledig. Dit blijkt tevens uit een vergelijking van de Kamerbrief met een interne nota van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 12 november 2013. In deze nota informeren de V en J ambtenaren Opstelten als volgt: ‘De universiteit Leiden heeft het veldonderzoek reeds afgerond. Hierdoor is geen invloed meer mogelijk op de onderzoeksopdracht.’ In de Kamerbrief van 14 november 2013 wordt echter niet vermeld dat het veldwerk voor het onderzoek inmiddels is afgerond.
De interne nota van 12 november 2013 maakt bovendien gewag van een mogelijk kwantitatief onderzoek. De nota stelt: ‘Dit onderzoek [van de UvL] is ook kwalitatief van aard. Naar alle waarschijnlijkheid zal door de Kamer daarom wederom gevraagd worden om een aanvullend kwantitatief onderzoek. Hiervoor is reeds door de korpschef een verzoek ingediend bij de Politieacademie. Deze kunt u indien de situatie zich voordoet toezeggen. Wij betrekken hierin t.z.t. een onderzoeksbureau voor een zo onpartijdig mogelijke uitstraling van dit onderzoek.’
In de Kamerbrief van 14 november 2013 noemt Opstelten het voornemen voor een kwantitatief onderzoek echter niet. De interne nota waarschuwt Opstelten voor eventuele Kamervragen over de wenselijkheid van een kwantitatief onderzoek, maar de Kamer komt er niet meer op terug. Ook Marcouch niet, die twee weken eerder nog aandrong op een kwantitatief onderzoek. Opstelten besluit hierop om de Kamer niet actief te informeren over het voornemen voor een kwantitatief onderzoek.
Opstelten informeert de Kamer op 4 en 14 november 2013 dus niet volledig over de status van het onderzoek van de UvL. Hij heeft het over lopend onderzoek, maar hij verzwijgt dat het veldwerk al in 2012 heeft plaatsgevonden en dat het gaat om twee inmiddels afgeronde masterscripties criminologie.
De regering zal de Kamer in de hierop volgende maanden onvolledig blijven informeren. Op 10 januari 2014 schrijft Opstelten, in een schriftelijke beantwoording van Kamervragen van Marcouch, aan de Tweede Kamer: ‘momenteel voert de UvL met medewerking van het gezag onderzoek uit in Den Haag.’ Ook het Ministerie van Sociale Zaken heeft het op 24 januari 2014 in een kamerbrief, met de regeringsreactie op het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over ervaren discriminatie in Nederland, over lopend onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag.
Opstelten suggereert op 4 november 2013 in de Kamer overigens dat de UvL onderzoek uitvoert in zowel Den Haag als Amsterdam. Dit is echter niet het geval: de UvL heeft geen onderzoek gedaan in Amsterdam. Op 14 november 2013 corrigeert Opstelten zichzelf en meldt de Kamer dat het onderzoek in Amsterdam reeds is afgerond. Hij lijkt hier dus te doelen op een al in 2012 gepubliceerd onderzoek van Sinan Çankaya (De controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie) dat in opdracht van de politie Amsterdam-Amstelland is uitgevoerd. Çankaya is niet werkzaam voor de UvL.
Van Aartsen
In de gemeenteraad van Den Haag vindt eind 2013 een vergelijkbaar proces plaats als in de Tweede Kamer. Naar aanleiding van aanhoudende berichtgeving over politiegeweld en discriminatie door de Haagse politie, komt het onderwerp etnisch profileren eind 2013 regelmatig ter sprake in de lokale Haagse politiek. Op 7 november 2013 vragen de fracties van GroenLinks (GL) en de Partij van de Eenheid (PvdE) in de Haagse gemeenteraad daarom om een grootschalig onderzoek naar politiegeweld en discriminatie door de Haagse politie.
Burgemeester Van Aartsen toont zich hiervan geen voorstander. Hij maakt in de beantwoording van deze vragen melding van een – in zijn woorden – al lopend onderzoek door de UvL en stelt voor om hierop te zullen wachten. ‘Het is belangrijk om dat af te wachten voordat we verdere stappen ondernemen’, aldus Van Aartsen. Op 12 november 2013 informeert Van Aartsen in een brief de gemeenteraad onvolledig over de status van het onderzoek van de UvL. Hij heeft het over een lopend onderzoek, maar verzwijgt dat het om twee reeds afgeronde masterscripties gaat waarvoor het veldwerk al in 2012 is verricht.
Overigens heeft Van Aartsen het, in tegenstelling tot Opstelten, op 12 november 2013 nog steeds over onderzoek in zowel Den Haag als Amsterdam – hoewel er geen sprake is van een Amsterdams onderzoek door de UvL. In de Haagse gemeenteraad lijken er bij sommige partijen, met name bij GL en PvdE overigens twijfels te bestaan over het onderzoek van de UvL. Beide partijen roepen eind 2013 en begin 2014 enkele malen op tot een groot onafhankelijk onderzoek naar de Haagse politie, waarbij ook andere instanties dienen te worden betrokken.
III. De Universiteit van Leiden geeft ook geen openheid van zaken
Net als Opstelten en Van Aartsen is professor Joanne Van der Leun van de UvL in haar publieke optredens niet transparant over de totstandkoming van het Leidse onderzoek. Op 4 december 2013 is Van der Leun aanwezig bij een vergadering van de Haagse gemeenteraad om een korte toelichting te geven op haar onderzoek. Van der Leun vertelt de gemeenteraad dat zij het onderzoek ‘samen met collega’s’ heeft uitgevoerd, en dat het gaat om ‘grotendeels nog ongepubliceerd onderzoek.’
Zij vermeldt echter niet dat het onderzoek al anderhalf jaar geleden (in 2012) is uitgevoerd door twee studenten, dat zij zelf niet heeft deelgenomen aan het veldwerk, en dat het onderzoek berust op twee scripties. Tevens verzwijgt zij dat er vooraf afspraken zijn gemaakt met de politie Haaglanden om een mogelijk afbreukrisico te voorkomen vanwege de onwenselijkheid wanneer het onderzoek wijst op discriminatoir optreden door de Haagse politie. Van der Leun gaat tijdens deze gemeenteraadsvergadering nog niet uitgebreid inhoudelijk in op het onderzoek, maar loopt wel enigszins in op de conclusies door te zeggen: ‘als onderzoeker heb ik etnisch profileren zeker niet ervaren als een structurele kwestie.’
PvdE-gemeenteraadslid Van Doorn meldt tijdens deze vergadering dat hem ter ore is gekomen dat het onderzoek is verricht door een stagiaire dan wel student en vraagt aan Van Aartsen of dit waar is. Van der Leun heeft op dat moment de vergadering echter al verlaten en is niet in staat om zelf de vraag te beantwoorden. Van Aartsen zegt hierop de details van het Leidse onderzoek niet te kennen, wel noemt hij het ‘een volstrekt onafhankelijk onderzoek.’ Hij kondigt aan dat Van der Leun haar onderzoek in de Haagse gemeenteraad binnenkort uitgebreider zal komen toelichten.
Het is de bedoeling dat Van der Leun in de Haagse gemeenteraad op 6 februari 2014, tijdens een besloten commissievergadering van de commissie Bestuur, een nadere toelichting zal geven over het onderzoek. De PvdE-fractie maakt echter bezwaar tegen het besloten karakter van deze vergadering. De PvdE hecht sterk aan een openbare bespreking van het onderzoek, vanwege het maatschappelijke belang dat ermee gediend is. Hierop besluit de voorzitter van de commissie (VVD-raadslid Iris Michels-Spee) om de commissievergadering af te gelasten. Dit gebeurt zonder overleg met, en tegen de zin van, de overige raadsleden. Vervolgens vindt in de Haagse gemeenteraad tot juni 2014 geen communicatie meer plaats over het onderzoek.
Op 4 juni 2014 presenteert Van der Leun het onderzoek aan de Haagse gemeenteraad middels een powerpoint presentatie. Zij informeert de gemeenteraad hier wederom onvolledig over de totstandkoming en status van het Leidse onderzoek. Zij maakt wederom geen melding van de vooraf gemaakte afspraken met de politie Haaglanden. Zij meldt nu echter wel dat het veldwerk voor het onderzoek al in 2012 heeft plaatsgevonden, maar verzwijgt dat het door twee studenten is verricht ten behoeve van twee scripties.
Ook in haar onderzoeksrapport is de UvL niet transparant over de totstandkoming van het onderzoek. Het rapport laat onvermeld dat het onderzoek berust op twee masterscripties, maar geeft wel aan dat het veldwerk al in 2012 plaatsvond. Het rapport vermeldt: ‘Twee junior onderzoekers […] hebben in de periode maart tot en met juni 2012, gedurende vier maanden, in de werkgebieden van de drie politiebureaus data verzameld onder begeleiding van de overige auteurs van dit rapport.’
IV. Het Leidse rapport
Het onderzoeksrapport van de UvL (Joanne Van der Leun, Maartje Van der Woude, Avalon Leupen, Rogier Vijverberg en Robin Vrijhoef: Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat) is juni 2014 gereed. Het is gebaseerd op observatieonderzoek van politieoptredens, interviews met politieagenten en straatinterviews met jongeren over hun ervaringen met de politie. Het rapport concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in Den Haag.
Op 4 juni 2014 presenteert professor Van der Leun het onderzoek in de Haagse gemeenteraad door middel van een powerpoint-presentatie. Het rapport is op dat moment nog niet openbaar gemaakt. De gemeenteraadsleden hebben het voorafgaand aan de presentatie dus nog niet kunnen lezen. Op 25 juni 2014 bespreekt de gemeenteraad het rapport nogmaals. Bij deze bijeenkomst is tevens een aantal andere deskundigen, wetenschappers en vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke organisaties aanwezig.
Het onderzoeksrapport roept vraagtekens op. Met name het observatieonderzoek en de beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles, alsmede de interpretatie van de interviews met agenten aangaande hun percepties over het plaatsvinden van etnisch profileren zijn niet inzichtelijk. Buro Jansen & Janssen heeft in het WOB-verzoek bij de UvL daarom verzocht om de twee scripties en het onderliggende onderzoeksmateriaal openbaar te maken maar de UvL weigert dat.
Het observatieonderzoek
Het Leidse rapport beoogt een beoordeling te geven van de rechtvaardiging van politiecontroles en in hoeverre huidskleur en etnische afkomst hierin een rol spelen. Het rapport hanteert hiertoe de volgende vraagstelling: ‘In hoeverre kunnen beslissingen van agenten om in concrete situaties te handelen worden gerechtvaardigd in die situatie en welke rol spelen etniciteit en/of huidskleur daarbinnen.’ Het observatieonderzoek is niet systematisch uitgevoerd, de wijze waarop de rechtvaardiging van politiecontroles in het rapport wordt beoordeeld is weinig inzichtelijk, en er is nauwelijks gevraagd naar de overwegingen van politieagenten bij de keuze welke personen te controleren.
Blijkens het rapport hebben de twee junior-onderzoekers (het rapport vermeldt niet dat het twee masterstudenten criminologie betreft) gedurende een periode van vier maanden 153 uur meegelopen met 17 politiediensten. Het observatieonderzoek berust op de analyse van zestig geobserveerde politiecontroles waarbij agenten op grond van hun discretionaire bevoegdheden overgaan tot een controle of staandehouding.
Er wordt geconcludeerd dat de meeste geobserveerde politiecontroles gerechtvaardigd kunnen worden. Drie van de geobserveerde zestig controles werden mede ingegeven door iemands huidskleur en etnische afkomst, zonder dat dit gerechtvaardigd kon worden. De wijze waarop de rechtvaardiging van politiecontroles in het Leidse rapport wordt beoordeeld, is niet inzichtelijk: ‘Het gaat er hierbij om te bezien in hoeverre geobserveerde beslissingen agenten tijdens hun dienst in de ogen van de onderzoekers objectief en redelijk gerechtvaardigd kunnen worden.’ In het rapport wordt veelal echter niet inzichtelijk gemaakt waarop de onderzoekers hun beoordeling baseren: meestal op concrete gedragingen, informatie of situationele omstandigheden. De onderzoekers stellen herhaaldelijk dat zij niet de indruk hebben dat huidskleur en etniciteit een rol spelen bij de beslissing van agenten welke personen te controleren. Het rapport maakt echter niet inzichtelijk waarom de onderzoekers deze indruk hebben, en op grond waarvan zij dit concluderen: ‘de gebeurtenissen [zijn] tijdens de diensten op een redelijk ‘vrije’ manier geobserveerd.’
Tijdens het observatieonderzoek hebben de twee studenten nauwelijks gevraagd naar de overwegingen van politieagenten bij de keuze welke personen te controleren. Het rapport stelt: ‘Ten eerste gaat het om een analyse van wat onderzoekers hebben gezien of gehoord. In een aantal gevallen hebben agenten hun handelen ook expliciet nader verklaard.’ Het rapport maakt echter niet duidelijk in hoeveel gevallen naar de overwegingen van betrokken agenten is gevraagd.
Het niet systematisch vragen naar hun overwegingen is opmerkelijk, mede daar de UvL als belangrijke tekortkoming van andere wetenschappelijke onderzoeken naar etnisch profileren beschouwt ‘dat er in concrete interacties, beslissingen en afwegingen daarbinnen geen zicht is op de rechtvaardiging van staandehoudingen, hetgeen essentieel is bij de vraag of over etnisch profileren gesproken kan en mag worden.’
Het Leidse observatieonderzoek is niet gebaseerd op een systematische beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles: ‘Gezien het karakter van de diensten en de intensiviteit van het onderzoek was het niet mogelijk bij elke handeling van agenten gestructureerd te vragen waarom zij handelden.’ Dat het Leidse rapport niet berust op systematisch observatieonderzoek wordt door de UvL nog explicieter verwoord in een concept-wetenschappelijk artikel van de UvL. (Van der Leun, Leupen, Vijverberg en Vrijhoef: Even een praatje pot maken? Alledaagse beslissingen van politieagenten op straat en de rol van etniciteit, 24-12-13)
In dit artikel stelt de UvL dat er geen systematisch observatieonderzoek is uitgevoerd: ‘Er is niet op systematische manier bij iedere interactie gevraagd en geteld wat er gebeurt tussen waarneming en het toepassen van een bevoegdheid.’ in het betreffende artikel wordt hier aan toegevoegd: ‘een voortzetting met meer gestructureerde observaties […] ligt daarom in de rede.’ (Dit artikel is niet gepubliceerd, maar door de politie Haaglanden openbaar gemaakt in antwoord op het WOB-verzoek van Buro Jansen & Janssen).
Juridische context
Het Leidse onderzoek gaat niet in op de juridische context van het geobserveerde politieoptreden. In het onderzoeksrapport wordt geheel buiten beschouwing gelaten op grond van welke (wettelijke) bevoegdheden de politieagenten handelen. Dit is opmerkelijk, zeker daar het Instituut voor Strafrecht & Criminologie deel uitmaakt van de Leidse Faculteit der Rechtsgeleerdheid.
Van der Leun wordt op 25 juni 2014 in de Haagse gemeenteraadsbijeenkomst bevraagd over het niet betrekken van de juridische context in het onderzoek. Van der Leun verklaart onder meer: ,,Het kijken naar objectieve rechtvaardiging hebben we niet puur juridisch gedaan. Dat is waar.” […] ,,Ik denk dat het voor zich spreekt dat we daarbij ook hebben gekeken of het binnen de bevoegdheden is. We hadden niet voor niks een jurist aan boord. Maar we vinden dat niet de centrale manier om deze discussie te voeren.”
Van der Leun claimt hier dus dat de juridische context van het politieoptreden wel degelijk is meegewogen in het onderzoek. Dit blijkt echter op geen enkele manier uit het Leidse rapport. Hierin wordt zelfs expliciet gesteld dat situaties niet juridisch zijn getoetst en dat ‘moet worden benadrukt dat niet is onderzocht op grond van welke bevoegdheden agenten precies hebben gehandeld en dat situaties niet juridisch zijn getoetst.’ De bewering van Van der Leun dat er ,,een jurist aan boord” was, valt moeilijk te plaatsen. De twee studenten die in 2012 het veldwerk verrichtten, zijn (blijkens hun LinkedIn-account) namelijk geen jurist, maar criminoloog.
Van de opstellers van het rapport is alleen Van der Woude jurist, en hiermee dus ‘aan boord’. Het is echter onduidelijk hoe zij de juridische context van het geobserveerde politieoptreden heeft kunnen beoordelen. Zij heeft zich namelijk pas eind 2013 (anderhalf jaar nadat het veldwerk werd uitgevoerd) kunnen buigen over de juridische context van de door de studenten geobserveerde staandehoudingen.
Ervaringskennis
In het Leidse rapport blijft onduidelijk in hoeverre politieagenten zich bij de keuze welke personen te controleren baseren op het algemene feit dat bepaalde etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit. Bovendien wordt niet duidelijk gemaakt of de onderzoekers deze oververtegenwoordiging als een rechtvaardiging voor een controle, of als etnisch profileren, beoordelen.
Er wordt regelmatig gerefereerd aan de ervaringskennis van politieagenten. In de wetenschappelijke literatuur over de politie spelen de begrippen ervaringskennis en professionele intuïtie een belangrijke rol. Hieruit is bekend dat de professionele intuïtie van politieagenten niet op voorhand onderschat hoeft te worden, maar dat ervaringskennis en professionele intuïtie kunnen berusten op persoonlijke voorkeuren en (mogelijk onbewuste) vooroordelen over etnische minderheden.
In het rapport wordt de indruk gewekt dat de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in bepaalde vormen van criminaliteit voor de Haagse agenten een relevante bron van ervaringskennis vormt, en een belangrijke rol speelt in de overwegingen bij de keuze welke personen te controleren. Het rapport maakt echter niet inzichtelijk welke rol deze ervaringskennis precies speelt, en het blijft veelal onduidelijk of agenten hun controle baseren op algemene informatie over oververtegenwoordiging, of op concrete actuele informatie zoals dadersignalementen. Het is dus veelal onduidelijk in hoeverre de Haagse politie (bijvoorbeeld) Marokkaans-Nederlandse jongeren controleert, omdat Marokkaans-Nederlandse jongeren nu eenmaal oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken, maar zonder dat er een verdere concrete geïndividualiseerde aanleiding of rechtvaardiging voor een controle bestaat.
Het Leidse rapport bevat verschillende passages, die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, zoals: ‘Een belangrijke complicatie bij beslissingen in de praktijk wordt gevormd door hoge criminaliteitscijfers van bepaalde groepen die als ervaringskennis dienen om meer te letten op personen met een (bepaalde) migrantenachtergrond. Dat het zo werkt komt ook naar voren uit de interviews met politieagenten’ En: ‘Het sociale feit van de criminele oververtegenwoordiging van bepaalde groepen met een migrantenachtergrond een grote rol speelt voor een aantal politiefunctionarissen.’ En: ‘Er lijkt sprake te zijn van een deels versluierde objectieve invulling van de professionele intuïtie.’
Evenmin wordt duidelijk hoe een controle op basis van dergelijke algemene ervaringskennis (de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in bepaalde vormen van criminaliteit) wordt beoordeeld. Beschouwt de UvL dit als een controle waarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat, en die dus als etnisch profileren aangemerkt moet worden? Of beschouwt men dit als een controle die gerechtvaardigd kan worden, en dus niet als etnisch profileren aangemerkt hoeft te worden?
In het inleidende hoofdstuk van het rapport wordt dit als een grijs gebied benoemd: ‘In de wetenschappelijke literatuur wordt veel minder ingegaan op de vraag of bekende criminaliteitspatronen ook een rechtvaardiging kunnen en mogen zijn. Dit lijkt een grijs gebied, dat meer aandacht behoeft.’
De conclusie van het rapport draagt verder bij aan deze onduidelijkheid: ‘Een belangrijke complicatie bij beslissingen in de praktijk wordt gevormd door hoge criminaliteitscijfers van bepaalde groepen die als ervaringskennis dienen om meer te letten op personen met een (bepaalde) migrantenachtergrond. Het is goed denkbaar dat veel leden van dezelfde groepen in dezelfde wijken ten onrechte worden gecontroleerd als deze ervaringskennis te zwaar gewogen wordt.’
Het wordt niet duidelijk of ‘ten onrechte controleren’ beoordeeld wordt als etnisch profileren. Bovendien werkt de zinsnede ‘het is goed denkbaar’ verwarrend: het blijft hiermee onduidelijk of agenten dergelijke ervaringskennis te zwaar meewegen, of dat dit – op basis van het onderzoek – slechts ‘goed denkbaar’ wordt geacht. Wanneer dat laatste het geval is, dringt zich echter de vraag op wat de UvL onderzocht heeft: het plaatsvinden van etnisch profileren, of het goed denkbaar vinden dat etnisch profileren plaatsvindt?
Het rapport vervolgt: ‘Zelfs al is het zo dat de politie op grond van ervaringskennis of criminaliteitspatronen vaker terecht iemand staande houdt, het aantal onterecht staande gehouden personen wordt daarmee ook onaanvaardbaar hoog. Het vormt ook een waarschuwing tegen al te gemakkelijk ‘crimineel profileren’ waarvan politiefunctionarissen niet zozeer de nadelen benoemen.’
Met de zinsnede ‘zelfs al is het zo’ blijft het onduidelijk of uit het onderzoek is gebleken dat agenten op basis van ervaringskennis terecht personen staande houden, of dat dit niet het geval is. Het rapport wekt hier bovendien de indruk dat politieagenten ‘al te gemakkelijk crimineel profileren’. Er wordt echter niet duidelijk gemaakt hoeveel agenten ‘al te gemakkelijk crimineel profileren’, en evenmin of dit wordt beoordeeld als etnisch profileren.
Interviews met politieagenten
De UvL beoogt ook de percepties van politieagenten over het plaatsvinden van etnisch profileren te onderzoeken. Hiertoe wordt als onderzoeksvraag gehanteerd: Welke opvattingen hebben politiefunctionarissen over etnisch profileren? De beantwoording van een stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse agenten duidt erop dat de meesten van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt. In het rapport wordt de beantwoording van de stelling echter op een andere wijze geïnterpreteerd.
De twee studenten hebben interviews gehouden met 31 agenten (met wie tijdens de politiediensten is meegelopen), zes wijkagenten en twee diversiteitsdeskundigen. Aan 33 agenten (de bovengenoemde 31 agenten plus twee wijkagenten) werd de volgende stelling voorgelegd: ‘Er wordt gezegd dat sommige politieagenten mensen van bepaalde etnische groepen staande houden omdat zij denken dat deze groepen eerder bepaalde vormen van criminaliteit plegen dan andere groepen.’ Dit werd door 21 agenten beaamd. De vraag of men denkt dat dit veel voorkomt, werd door 10 agenten bevestigend beantwoord. Maar de vraag of men denkt dat dit niet veel voorkomt, werd door twee agenten bevestigend beantwoord.
De conclusie lijkt hier gerechtvaardigd dat de antwoorden aanleiding geven te veronderstellen dat etnisch profileren op een aanzienlijke schaal plaatsvindt. De UvL onderkent dit en stelt: ‘Op het eerste gezicht lijken deze percepties in tegenspraak met de observaties, die weinig aanwijzingen voor etnisch profileren lieten zien.’ Vervolgens geeft de UvL echter aan een andere interpretatie aan de antwoorden op de stelling te geven. ‘Een blik op de toelichtingen bij deze vragen en andere relevante uitspraken van achttien agenten, zes wijkagenten en twee diversiteitsdeskundigen plaatst deze antwoorden in perspectief en maakt tevens duidelijk dat uit de toelichtingen relativering en nuance blijkt.’
De UvL-interpretatie van de antwoorden op de stelling is dus: de antwoorden van de 33 agenten vormen geen aanwijzing voor het plaatsvinden van etnisch profileren en het merendeel van de geïnterviewde agenten denkt niet dat etnisch profileren voorkomt. Het rapport bevat geen inzichtelijke onderbouwing van deze interpretatie. De ‘blik op de toelichtingen bij deze vragen’ maakt niet duidelijk om hoeveel toelichtingen het gaat. In het rapport worden weliswaar enige uitspraken van agenten geciteerd, maar er wordt niet aangegeven hoeveel uitspraken de interpretatie van de onderzoekers onderbouwen, en hoeveel dit niet doen. Er wordt naar andere relevante uitspraken van 18 agenten verwezen, hetgeen impliceert dat de interviews met de overige 15 agenten verder buiten beschouwing worden gelaten. Het is hiermee onduidelijk in hoeverre de betreffende uitspraken van de 18 agenten representatief zijn voor alle 33 geïnterviewden.
Inhoudelijke verklaringen
Er worden drie inhoudelijke verklaringen gegeven op de vraag waarom de beantwoording van de stelling door de 33 geïnterviewde agenten niet als aanwijzing kan worden opgevat voor het plaatsvinden van etnisch profileren. Deze verklaringen zijn niet inzichtelijk.
Ten eerste duiden de antwoorden op de stelling er volgens de onderzoekers op dat een aantal agenten de vraagstelling niet goed begrepen heeft. ‘Een aantal politieagenten (ook) van etnisch profileren spreken wanneer relatief veel personen met een migrantenachtergrond worden staande gehouden, omdat die nu eenmaal een groot aandeel van de bevolking uitmaken in bepaalde wijken.’ In dit geval is er – volgens de onderzoekers – geen sprake van etnisch profileren. ‘Een aantal agenten’ heeft de vraagstelling niet goed begrepen, maar er wordt niet duidelijk gemaakt hoeveel agenten de vraagstelling dan niet goed begrepen hebben.
Men kan zich bovendien afvragen of – wanneer een aantal agenten de stelling niet goed begrepen zou hebben – de stelling überhaupt voldoende duidelijk is geformuleerd. Dit roept vragen op over de validiteit van het onderzoek: wanneer de stelling onduidelijk was voor de respondenten, is het de vraag in hoeverre er de onderzoekers betrouwbare conclusies kunnen trekken op basis van de antwoorden van de respondenten.
Ten tweede duiden de antwoorden van de agenten er volgens de onderzoekers op dat het onderwerp etnisch profileren leeft binnen de Haagse politie, omdat de geïnterviewden hierover door jongvolwassenen op zijn aangesproken. Aan de 33 agenten is tevens gevraagd of zij denken dat jongvolwassenen denken dat etnisch profileren veel voorkomt, hetgeen door de meerderheid bevestigend werd beantwoord. Er wordt echter niet duidelijk gemaakt waarom deze uitkomst de herinterpretatie van de antwoorden van de geïnterviewden zou onderbouwen.
Ten derde stellen de onderzoekers dat politieagenten nu eenmaal altijd tot op zekere hoogte profileren. ‘Dat wijst op het grijze gebied dat we signaleerden in de definitie van etnisch profileren. Agenten profileren altijd tot op zekere hoogte in hun werk.’ Er wordt niet duidelijk gemaakt wat de relevantie is van deze interpretatie. De constatering dat agenten tot op zekere hoogte profileren, wekt bevreemding. Het gaat er immers om in hoeverre het ‘op zekere hoogte profileren’ sprake is door de UvL als etnisch profileren wordt beoordeeld.
‘Weinig kritische houding’
De UvL gaat ook in dit deel van het rapport ook in op de rol van ervaringskennis (de oververtegenwoordiging van bepaalde etnische minderheden in bepaalde vormen van criminaliteit) als rechtvaardiging voor een politiecontrole. Ook hier wordt niet duidelijk gemaakt in hoeverre het meewegen van dergelijke ervaringskennis als een objectieve rechtvaardiging voor een controle, of als etnisch profileren, wordt beoordeeld.
Volgens het rapport neemt ‘een deel van de respondenten […] een weinig kritische houding tegenover het meewegen hiervan bij het nemen van beslissingen op straat,’ De verwijzing naar ‘een deel van de respondenten’ maakt niet duidelijk hoeveel van de geïnterviewde agenten een dergelijke ‘weinig kritische houding’ aannemen. Tevens is het onduidelijk of het aannemen van een weinig kritische houding als etnisch profileren wordt beoordeeld: ‘Dit betekent niet per se dat ze etnisch profileren, maar het is wel een punt van aandacht.’
De onderzoekers stellen voorts dat ‘enkele respondenten van mening (zijn) dat sommige van hun collega’s wel eens te makkelijk actie ondernemen bij personen met een migrantenachtergrond.’ Door te spreken over ‘enkele respondenten’ blijft wederom onduidelijk hoeveel van de geïnterviewde agenten deze mening zijn toegedaan. Deze informatie lijkt echter wel degelijk relevant voor het maken een analyse van het plaatsvinden van etnisch profileren, zeker daar deze agenten over hun collega’s spreken.
Het is tevens onduidelijk wat bedoeld wordt met ‘te makkelijk actie ondernemen bij personen met een migrantenachtergrond’, en of dit als etnisch profileren wordt beoordeeld. Men geeft de volgende toelichting: ‘dit komt wel overeen met het begrip etnisch profileren zoals dat in onderzoeken wordt gedefinieerd.’ De verwijzing naar definities in andere onderzoeken is verwarrend, aangezien het niet zozeer relevant is of het ‘te gemakkelijk actie ondernemen’ overeenkomt met in andere onderzoeken gehanteerde definities van etnisch profileren. Het is met name relevant hoe de UvL het ‘te gemakkelijk actie ondernemen’ in haar eigen onderzoek beoordeelt, en of men dit als zijnde etnisch profileren beoordeelt. Dit wordt in het rapport echter niet duidelijk.
Ontvangst van het rapport
Uit het onderzoek van de UvL wordt de conclusie getrokken dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in Den Haag. De analyse roept echter vraagtekens op. Het observatieonderzoek is niet systematisch uitgevoerd. De beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles is weinig inzichtelijk, waarbij nauwelijks is gevraagd naar de overwegingen van agenten bij de keuze welke personen te controleren.Het blijft onduidelijk in hoeverre agenten etnische minderheden controleren op basis van het algemene feit dat zij oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit. Bovendien maken de onderzoekers niet duidelijk in hoeverre deze oververtegenwoordiging als een rechtvaardiging of als etnisch profileren wordt beoordeeld. De beantwoording van de stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meesten van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt. In het rapport wordt hier echter een andere weinig inzichtelijke interpretatie aan gegeven.
Op 25 juni 2014 geeft Van der Leun een toelichting op het onderzoek tijdens een bijeenkomst in de Haagse gemeenteraad. Hierbij zijn ook andere wetenschappers en deskundigen aanwezig. De aanwezige wetenschappers plaatsen vraagtekens bij de wijze waarop de UvL het etnisch profileren in Den Haag heeft onderzocht, met name bij het observatieonderzoek en de wijze waarop de rechtvaardiging van politiecontroles is beoordeeld. De aanwezigen zijn niet op de hoogte van de gemaakte afspraken tussen de UvL en de politie Haaglanden en het feit dat het onderzoek berust op twee masterscripties.
Van der Leun geeft aanvankelijk aan ,,geen behoefte te hebben om weer op methodologische en definitie kwesties in te gaan” en zij voegt hieraan toe: ,,Ik wilde er niet al teveel een methodologische discussie van maken, aangezien we ook verder moeten.” Aangezien er tijdens de bijeenkomst meerdere vragen werden gesteld over het observatieonderzoek, ontstond er echter toch een discussie over de gehanteerde methodologie en de wijze waarop de rechtvaardiging van de geobserveerde politiecontroles in het rapport beoordeeld is.
De toelichting van Van der Leun neemt de vraagtekens bij de aanwezigen echter niet weg. Emeritus hoogleraar Criminologie Frank Bovenkerk concludeert na afloop: ,,Na dit onderzoek weten we nog steeds niet of de politie etnisch profileert.” [TV Omroep West, 25-06-14]
V. Politiek gebruik van het rapport
De overheid zal in 2014 en 2015 regelmatig naar het onderzoek van de UvL verwijzen. Zoals door de Haagse burgemeester Van Aartsen in reactie op nieuwe berichten en aantijgingen over discriminatie door de politie van diens korps Haaglanden. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie concludeert in een Kamerbrief van 8 juli 2014 dat het Leidse onderzoek niet wijst op stelselmatige discriminerende profilering door de Nederlandse politie en dat nader onderzoek naar etnisch profileren daarom niet meer nodig is: ‘Gelet op het rapport van de UvL in het bijzonder acht ik nader onderzoek op dit momenteel niet noodzakelijk’, aldus voormalig minister Opstelten.
In de Tweede Kamer bestond in november 2013 nog enige aandacht voor het onderwerp, maar na de publicatie van het Leidse rapport het jaar daarop leek de politiek haar belangstelling voor het onderwerp grotendeels te hebben verloren. Het rapport (en de regeringsreactie hierop) wordt geagendeerd op de lijst van te bespreken onderwerpen voor de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie van 17 november 2014. Het komt echter niet meer aan de orde. Geen van de Kamerleden heeft er nog vragen over.
De invloed van het rapport van de UvL blijkt nog het meest evident in de regeringsreactie op de aanbevelingen van het VN-comité tegen rassendiscriminatie (CERD). De regering schrijft hierin dat in beschikbare wetenschappelijke onderzoeken geen aanwijzingen zijn gevonden voor structureel etnisch profileren en dat ‘politieoptreden in veruit de grote meerderheid van de situaties goed te rechtvaardigen [is] op grond van concrete gedragingen, informatie of situationele omstandigheden.’
Deze laatste zin blijkt letterlijk te zijn overgenomen uit het Leidse rapport, waarin op pg. 40 wordt gemeld: ‘De observaties laten zien dat er weliswaar veel personen met een migrantenachtergrond worden benaderd door de politie, maar ook dat het politieoptreden in veruit de grote meerderheid van de situaties goed te rechtvaardigen is op grond van concrete gedragingen, informatie of situationele omstandigheden.’
VI. Conclusie
Het onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag, en de totstandkoming hiervan roepen vragen op. De wetenschappelijke onafhankelijkheid en wetenschappelijke transparantie zijn in het geding. Zowel de Tweede Kamer als de Haagse gemeenteraad zijn onjuist geïnformeerd over de opzet, totstandkoming en inhoud van het onderzoek.
Naar aanleiding van het Amnesty-rapport verzoekt de Tweede Kamer het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Nationale Politie om onderzoek te laten verrichten. Tevens krijgen de burgemeester en politie van Den Haag eenzelfde opdracht vanuit de Haagse gemeenteraad vanwege vermeend discriminatoir gedrag van agenten. In november 2013 zeggen Opstelten en Van Aartsen een onderzoek toe naar etnisch profileren in Den Haag door de UvL.
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Haagse gemeentebestuur, de politie en de UvL hebben nooit openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek. Voorafgaand eraan maakten de UvL en de politie Haaglanden in 2011 afspraken om een mogelijk afbreukrisico voor de Haagse politie te voorkomen. De politie Haaglanden signaleerde een mogelijk afbreukrisico wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de Haagse politie. Van der Leun gaf aan de onwenselijkheid hiervan te onderkennen. De politie Haaglanden en de UvL spraken af dat Van der Leun hierop zou letten tijdens de voortgang van het onderzoek. Het rapport van de UvL berust op twee masterscripties criminologie. Twee masterstudenten verrichtten hun veldwerk in 2012 en rondden hun scripties in augustus 2013 af.
De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek. Van der Leun gaf zowel op 4 december 2013, als op 4 juni 2014 en 25 juni 2014 een toelichting op het onderzoek in de Haagse gemeenteraad. Ze maakte hier geen melding van de afspraken met de politie Haaglanden om een mogelijk afbreukrisico van het onderzoek te voorkomen en verzwijgt dat het rapport van de Universiteit Leiden berust op onderzoek dat is verricht ten behoeve van twee reeds afgeronde masterscripties criminologie. Ook in het Leidse rapport van 2014 wordt geen openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek.
De gemaakte afspraken tussen de UvL en de politie Haaglanden en het feit dat het onderzoek berust op twee scripties werpen tevens een ander licht op de inhoud en de conclusies van het Leidse rapport. De onderzoekers concluderen dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren. De analyse roept echter vragen op en is op verschillende onderdelen niet inzichtelijk.
Voorafgaand aan het onderzoek signaleerden de UvL en de politie Haaglanden immers een afbreukrisico en vonden zij het onwenselijk wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatoir gedrag door de Haagse politie. Het ligt in de rede om te veronderstellen dat dit van grote invloed is geweest op de analyse, interpretaties, en conclusies van het onderzoek. De analyse is op verschillende punten weinig of niet inzichtelijk.
Het observatieonderzoek berust niet op een systematische beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles. Die berust namelijk op de inschatting van de onderzoekers waarbij het veelal niet inzichtelijk is waarop deze inschatting is gebaseerd en waarbij er nauwelijks is gevraagd naar de overwegingen van de bij het onderzoek betrokken agenten voor hun keuze welke personen te controleren. Het rapport maakt niet inzichtelijk in hoeverre betrokken agenten zich bij controles baseren op het algemene feit dat bepaalde etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit. Het is bovendien onduidelijk of dat gegeven als een rechtvaardiging voor een controle of als etnisch profileren wordt beoordeeld.
De beantwoording van een stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meesten van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt. In het rapport echter worden de antwoorden op een andere niet inzichtelijke manier geïnterpreteerd. Volgens de onderzoekers heeft een aantal agenten de stelling niet goed begrepen, maar dit wordt niet inzichtelijk gemaakt.
De wetenschappelijke onafhankelijkheid van het onderzoek van de UvL is hierbij in het geding. Onderzoeksleider professor Joanne van der Leun was tijdens het onderzoek tevens lid adviesraad politie Haaglanden. Dit staat op zichzelf geen onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek in de weg, maar de politie Haaglanden heeft zichzelf invloed verkregen door met Van der Leun in 2011 af te spreken dat het onwenselijk is indien het eindresultaat zou wijzen op discriminatoir gedrag door de Haagse politie.
De titel van het onderzoeksvoorstel dat de UvL in 2011 indiende bij de politie Haaglanden is in dit verband illustratief. De universiteit noemde dit namelijk geen onderzoeksvoorstel, maar een ‘voorstel tot samenwerking’. Onderzoek naar de politie, en samenwerking tussen de universiteit en de politie: het zijn twee verschillende dingen, met te verwachten verschillende uitkomsten.
De wetenschappelijke transparantie is in het geding. De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek en heeft de gemaakte afspraken met de politie Haaglanden, plus het feit dat het onderzoek berust op twee scripties, verzwegen. De analyse is op verschillende punten weinig of niet inzichtelijk. Het verzwijgen van de afspraken met de politie Haaglanden en dat de inhoud van het onderzoek berust op twee scripties, draagt niet bij aan de inzichtelijkheid van het rapport. Het is evident dat een transparant onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren bemoeilijkt wordt door vooraf af te spreken dat het onwenselijk is wanneer het onderzoek zal wijzen op discriminatie.
Buro Jansen & Janssen heeft in juli 2015 door middel van een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de politie Haaglanden, het Openbaar Ministerie, en de UvL verzocht om openbaarmaking van de twee scripties, het onderliggende onderzoeksmateriaal (zoals de veldwerkaantekening en de transcripties van de interviews met politieagenten) en andere documenten rond de totstandkoming van het onderzoek. Het Ministerie en de politie Haaglanden hebben hierop enige onderliggende stukken, met name interne e-mails en notities, openbaar gemaakt, maar niet de twee scripties.
De UvL heeft – behoudens het bij de politie Haaglanden in 2011 ingediende onderzoeksvoorstel – geen documenten openbaar gemaakt. De UvL weigert de twee scripties openbaar te maken, alsmede het onderliggende onderzoeksmateriaal. Door het niet openbaar maken van de twee scripties is het niet mogelijk om de inhoud van het Leidse rapport ermee te vergelijken. Het blijft hiermee onder meer onduidelijk in hoeverre de onderzoeksvragen van de scripties overeenkomen met de in het Leidse rapport van 2014 gehanteerde onderzoeksvragen.
Met het niet openbaar maken van het onderliggende onderzoeksmateriaal blijft het onduidelijk in hoeverre de gemaakte afspraken tot aanpassingen van de scripties door Van der Leun hebben geleid, welke onderzoeksresultaten en bevindingen mogelijk niet, of in aangepaste vorm, in de scripties – en later in het Leidse rapport – zijn opgenomen.
In december 2015 heeft Buro Jansen & Janssen bij de UvL bezwaar aangetekend tegen de afwijzing op het WOB verzoek. In maart 2016 weigert de UvL echter ook na bezwaar om de twee scripties, en het onderliggende onderzoeksmateriaal van het rapport, openbaar te maken. Hiermee houdt de UvL het gebrek aan wetenschappelijke transparantie in stand.
Het artikel op de website van Buro Jansen & Janssen
En het artikel als pdf
Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen
Besluit universiteit van Leiden Wob etnisch profileren onderzoek
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/unileidenbesluitonderzoeketnischprofileren.pdf
Besluit op bezwaar universiteit van Leiden Wob etnisch profileren onderzoek
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/unileidenbesluitopbezwaaretnischprofileren.pdf
Besluit openbaar ministerie Wob etnisch profileren onderzoek Leiden
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/ombesluitetnischprofilerenonderzoekpoleidens.pdf
Besluit politie Wob etnisch profileren onderzoek Leiden
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/politiebesluitetnischprofilerenonderzoekleidenenstukkend.pdf
Besluit op bezwaar politie Wob etnisch profileren onderzoek Leiden
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/politiebesluitopbezwaaretnischprofilerenonderzoek.pdf
Besluit Ministerie van Veiligheid en Justitie Wob etnisch profileren onderzoek Leiden
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/minvenjetnischprofilerenonderzoekleidenbesluitenstukken.pdf
Besluit op bezwaar Ministerie van Veiligheid en Justitie Wob etnisch profileren onderzoek Leiden
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/minvenjbeslissingopbezwaaretnischprofilerenonderzoekleiden.pdf
Amnesty International (2013). Proactief politieoptreden vormt risico voor mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken.
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/proactiefoptredenvormtrisicovoormensenrechten.pdf
Frank Bovenkerk (2014). Etnisch profileren. De Gids. 2 november 2014.
http://www.de-gids.nl/artikel/etnisch-profileren/
Sinan Çankaya (2014). Verkeerde aanpak onderzoek naar racisme bij Haagse politie www.joop.nl 20 juli 2014
http://www.joop.nl/opinies/verkeerde-aanpak-onderzoek-naar-racisme-bij-haagse-politie
Joanne Van der Leun, Maartje Van der Woude, Avalon Leupen, Rogier Vijverberg en Robin Vrijhoef (2014): Etnisch profileren in Den Haag ? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat.
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/EtnischprofilereninDenHaagEenverkennendonderzoek.pdf
Maartje van der Woude en Joanne van der Leun (2013). De Nederlandse veiligheidscultuur als katalysator voor etnisch profileren. In: Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 2013 (3) 2, pp. 123-236
http://respubca.home.xs4all.nl/pdf/DeNederlandseveiligheidscultuuralskatalysatorvooretnischprofileren.pdf
‘Haagse burgemeester: geweld geen structureel probleem’, Omroep West, 7 november 2013.
http://www.omroepwest.nl/nieuws/2371760/Haagse-burgemeester-Geweld-politie-geen-structureel-probleem
‘Bijeenkomst over discriminatie bij de politie afgeblazen door commotie’, Omroep West, 4 februari 2014.
http://www.omroepwest.nl/nieuws/2453409/Bijeenkomst-over-discriminatie-bij-de-politie-afgeblazen-na-commotie
‘Je kunt niet concluderen dat er niet wordt gediscrimineerd door de politie’, Omroep West, 25 juni 2014.
http://www.omroepwest.nl/nieuws/2594729/Je-kunt-niet-concluderen-dat-er-niet-wordt-gediscrimineerd-door-de-politie
“Is de politie nu wel of niet schuldig aan etnisch profileren”, Zaman Vandaag, 4 juli 2014.
http://www.zamanvandaag.nl/nieuws/binnenland/5486/de-politie-nu-wel-niet-schuldig-aan-etnisch-profileren
Wetenschappers in dienst van de overheid. (samenvatting van de reconstructie)April 28, 2016
Het in 2014 verschenen onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag, en de totstandkoming hiervan, roepen vragen op. De wetenschappelijke onafhankelijkheid en transparantie zijn in het geding. Zowel de Tweede Kamer als de Haagse gemeenteraad zijn onjuist geïnformeerd over de opzet en totstandkoming van het onderzoek.
De Universiteit van Leiden (UvL) publiceert in 2014 het rapport Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat. Het betreft een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag waarin wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden ervan.
Voorafgaand aan het onderzoek maakte de UvL echter afspraken met de politie Haaglanden om een afbreukrisico te voorkomen en het onderzoek aan te passen wanneer het zou wijzen op discriminatoir optreden van de Haagse politie. Dit blijkt uit stukken die recentelijk door Buro Jansen & Janssen zijn verkregen via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB).
Totstandkoming onderzoek
In de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad werd in november 2013 verzocht om een wetenschappelijk onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren. Aanleiding was een rapport van Amnesty International waarin de Nederlandse overheid werd opgeroepen om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en aan te pakken, en aanhoudende berichtgeving over politiediscriminatie in Den Haag.
Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten en de burgemeester van Den Haag, Van Aartsen, zeggen vervolgens een wetenschappelijk onderzoek toe binnen het politiekorps Haaglanden, uitgevoerd door de UvL onder leiding van professor Joanne van der Leun van het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Van der Leun is ten tijde van het onderzoek tevens lid van de adviesraad van de politie Haaglanden.
Het Leidse onderzoek verschijnt juni 2014 en concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in Den Haag. De regering en de politie verwijzen in 2014 en 2015, in antwoord op vragen en aantijgingen over politiediscriminatie, nog regelmatig naar het Leidse onderzoek.
Uit de op basis van een WOB-verzoek opebaar gemaakte onderliggende stukken van het onderzoek, ter beschikking gesteld door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de politie Haaglanden, het Openbaar Ministerie en de UvL, blijkt dat de Leidse universiteit en de politie Haaglanden voorafgaand het onderzoek al eind 2011 onderling hebben afgesproken een mogelijk afbreukrisico voor de politie te voorkomen indien het onderzoek zou wijzen op discriminatoir optreden van Haagse agenten.
Notulen van de korpsdirectie van Haaglanden van 27 december 2011: ‘Afbreukrisico [van het onderzoek] kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Dit risico is met prof. Van der Leun besproken. Zij begrijpt de onwenselijkheid hiervan en heeft aangegeven dat zij […] dit punt expliciet zal bespreken met de studenten en dat zij hierop zal letten bij de tussentijdse besprekingen van de (concept) scripties.’
Deze afspraak werd gemaakt nadat de UvL de politie Haaglanden had benaderd met een voorstel dat voorzag in een onderzoek door twee masterstudenten ten behoeve van masterscripties criminologie. De studenten verrichtten hun veldwerk in 2012 en rondden hun scripties in augustus 2013 af. De scripties waren in eerste instantie bedoeld voor intern gebruik voor de politie Haaglanden. Het Leidse rapport van 2014 berust op deze scripties.
Onjuiste voorlichting
De UvL, het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Haagse gemeentebestuur en de politie hebben nimmer openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek Etnisch profileren in Den Haag? De Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad zijn onvolledig, en deels onjuist, geïnformeerd. Opstelten en Van Aartsen hebben het eind 2013 over een lopend onderzoek, maar verzwijgen de gemaakte afspraken en het feit dat het Leidse onderzoek berustte op twee in 2013 afgeronde masterscripties.
Wanneer Opstelten en Van Aartsen in november 2013 het onderzoek toezegden, zijn de voornaamste conclusies reeds bekend, aangezien de twee studenten hun scripties al in augustus 2013 hadden afgerond. Dit blijkt tevens in een interne nota verkregen via de WOB: ‘Dat etnisch profileren door de politie, ook in Den Haag, wel eens voorkomt is bekend. Op basis van de ervaringen tot nu toe wijst ook volgens de onderzoekers er tot dusverre echter niets op, dat het een structureel probleem is. Ook het onderzoek dat in Den Haag plaatsvindt, wijst daar niet op. De conclusie dat het wel een structureel probleem zou zijn, komt volledig voor de rekening van Amnesty.’ [Notitie Onderzoek naar etnisch profileren in eenheid Den Haag. 2013]
De UvL heeft nimmer openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van Etnisch profileren in Den Haag? Van der Leun geeft zowel op 4 december 2013 als op 4 juni 2014 en 25 juni 2014 een toelichting op het onderzoek in de Haagse gemeenteraad, maar verzwijgt de gemaakte afspraken met het korps Haaglanden en het feit dat het Leidse rapport berust op onderzoek verricht ten behoeve van twee masterscripties. Ook in het rapport zelf wordt hierover geen openheid van zaken gegeven.
Vraagtekens
Het rapport van de UvL verschijnt in juni 2014 en concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren. De gemaakte afspraken tussen de UvL en de politie Haaglanden en het feit dat het onderzoek berust op twee eerder afgeronde scripties, werpen tevens een ander licht op de inhoud en de conclusies van het rapport.
De inhoud van het onderzoek roept vraagtekens op. Het observatieonderzoek berust niet op een systematische beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles. De beoordeling berust daarentegen op een inschatting van de onderzoekers, waarbij het veelal niet inzichtelijk is gemaakt waarop deze gebaseerd is. Er is door de masterstudenten nauwelijks gevraagd naar de overwegingen van politieagenten bij de keuze welke personen te controleren.
Het onderzoek naar de percepties van politieagenten over het plaatsvinden van etnisch profileren is evenmin duidelijk. De beantwoording van een stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meesten van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt. In het rapport worden de uitkomsten op een andere, weinig inzichtelijke wijze geïnterpreteerd.
Het verzwijgen van de in 2011 gemaakte afspraken met de politie Haaglanden en dat het onderzoek berust op twee scripties, draagt niet bij aan de inzichtelijkheid van het rapport. Het is evident dat een transparant onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren bemoeilijkt wordt door vooraf af te spreken dat het onwenselijk is wanneer het onderzoek zal wijzen op discriminatie.
De UvL weigert om de twee scripties en het onderliggende onderzoeksmateriaal openbaar te maken. Het blijft onduidelijk in hoeverre de gemaakte afspraken tot aanpassingen van de scripties door Van der Leun hebben geleid, welke onderzoeksresultaten en bevindingen mogelijk niet, of in aangepaste vorm, in de scripties – en later in het Leidse rapport – zijn opgenomen. De UvL houdt hiermee het gebrek aan wetenschappelijke transparantie in stand.
Het artikel op de website van Buro Jansen & Janssen
En het artikel als pdf
Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen
Je suis Charlie!April 28, 2016
Ze stonden allemaal op de barricades na de aanslag op het Franse satirische blad Charlie Hebdo. Ze verdrongen elkaar zowat voor de camera’s. Staatshoofden, regeringsleiders, partizanen van het vrije woord. Vóór de camera’s waren het allemaal grote voorstanders van de vrijheid van de pers, van de democratie en van de vrijheid van meningsuiting. Je suis Charlie, riepen ze.
Inmiddels bevinden we ons niet meer vóór, maar áchter de camera’s. En wat zien we daar? De grote vrijheidsstrijdster Merkel maakt de weg vrij voor de vervolging van de Duitse bespotter van de Turkse premier Erdogan. Minder dan een week later staat ze in de Zeeuwse metropool Middelburg om een hoge onderscheiding in ontvangst te nemen. Regeringsleider erbij, geen enkele kritiek, geen enkel protest. Ich bin der Charlie? Op-Merkel-ijk.
Die kritiek op een vreemd staatshoofd doet ons in Nederland natuurlijk meteen denken aan de censuur in het Derde Rijk. Daarom is het zo vreemd dat er juist vanuit het kritische Nederland geen enkele kritiek komt. Vreemd? Of is er in Nederland ook geen echte persvrijheid?
Waarschijnlijk is er in Nederland vooral sprake van zelfcensuur. Een soort zeer vergaande beleefdheid om problemen niet te benoemen of zelfs goed te praten. Tijdens de oorlogen die Nederland mee hielp voeren in Irak en Afghanistan was er al sprake van ’embedded’ journalistiek. Journalisten konden met het leger meereizen ‘voor hun eigen veiligheid’, maar schreven dan wel positief over de Nederlandse militaire bezigheden.
Bijna alle journalisten deden mee met deze vorm van censuur. Eén van de zeer weinigen die weigerden zich te conformeren was Arnold Karskens. Karskens trok meestal alleen het land in en sprak met de mensen zelf. Terug in Nederland verscheen hij dan foeterend en blazend op televisie met nieuws over Nederlandse schuld bij dodelijke schietpartijen en bombardementen. En passant was hij ook nog op zoek naar oorlogsmisdadigers en oorlogsprofiteurs. Dankzij Karskens liepen zij tegen de lamp en werden in heel Nederland bekend.
Het optreden van Karskens heeft tenminste als voordeel dat de burger niet in slaap valt en wordt geconfronteerd met nieuws dat andere media vaak niet of anders brengen. Karskens is niet te vatten, hij ligt dwars, evolueert volgens sommigen van linkse signatuur tot rechtse sympathieën, benoemt zichzelf tot held en experimenteert met crowd-funding. Lezen van zijn artikelen brengt de lezer op zijn minst tot de slotsom dat er ook ander nieuws is.
Dupont schreef op 18 april in het artikel ‘Branche-organisaties’: ‘‘Dit terwijl twee jaar geleden werd afgesproken om die term in die context niet meer in de mond te nemen. Ze zegt dat het langdurig negatief publiceren over motorclubs uiteindelijk leidt tot een daling van de omzet van motorverkopers.’ Het ging hier over Gemma Warmerdam, secretaris van de afdeling Gemotoriseerde Tweewielers van de RAI. Warmerdam trok van leer tegen politiechef Paauw van Rotterdam, nadat deze had gesproken over het verbieden van motorclubs. En daar stak het Warmerdam, want, zo riep zij nijdig, er waren twee jaar geleden afspraken gemaakt om motorclubs ‘motorbendes’ te noemen wanneer het ging om ‘onepercenters’. Anders zou er schade optreden voor motorverkopers. Gemma riep politie, overheidsfunctionarissen en media op voorzichtig te zijn met de term ‘motorclub’.
Er wordt hier dus door een lobbyiste van de Gemotoriseerde Tweewielers opgeroepen zich te houden aan afspraken gemaakt tussen politie, overheidsfunctionarissen en de media. Met als doel meer motorfietsen te verkopen. Afspraken? Wie hebben die afspraken gemaakt? Welke overheidsfunctionarissen? Welke politiemensen? Welke journalisten of kranten? Je suis Charlie?
En nu het toch weer gaat over motorclubs, kijken we meteen even verder naar hoe er over die clubs geschreven wordt. Op 8 april 2016 schrijft Gerlof Leistra in Elsevier: ‘Mocht een verbod te ver gaan – ook bikers kunnen zich beroepen op de vrijheid van vereniging – dan kan hen in elk geval het leven zuur worden gemaakt. Bijvoorbeeld door ze geen vergunning te geven voor feesten en ook de vergunning voor hun clubhuis nog eens tegen het licht te houden. Louter hun aanwezigheid op straat is een gevaar voor de openbare orde. Alle strafdossiers leveren bij elkaar het beeld op van organisaties waarvan veel criminelen lid zijn. Het verschil met een criminele organisatie is louter juridisch.’
Leistra geeft in dit artikel niet alleen zijn mening, hij fantaseert ook: ‘Leden van de clubs houden zich onder meer bezig met drugs- en wapenhandel, afpersing, prostitutie en protectie. Zodra ze in elkaars vaarwater belanden, is het meteen oorlog: kom niet aan ons geld!’
Leistra is niet aan zijn proefstuk. Al jaren fulmineert de ‘misdaadverslaggever’ tegen motorclubs en pleit hij voor een verbod. In motorland is de brave Leistra echter totaal onbekend. Niemand heeft hem ooit gezien of gesproken. Alle informatie waarmee Leistra komt lijkt onmiddellijk afkomstig van de politie.
Op het Facebookweblog ‘Discriminatie van motorclubs’ worden regelmatig journalisten aan de kaak gesteld die volgens de maker van het blog de feiten verdraaien of er op los fantaseren. Met name oud-politieman, nu journalist, John van den Heuvel, Bjorn Thimister en Mick van Wely van De Telegraaf krijgen het voor hun kiezen. Deze journalisten lijken volgens het blog partizanen van de overheid in plaats van het vrije woord. Ook het NOS Journaal moet er in het blog vaak aan geloven.
Op 20 oktober 2015 schreef Dupont al in het artikel ‘De mol die eigenlijk een rat was’: De aangehouden burger die voor RTL-4 werkte is Peter van Vugt, een oude bekende. Van Vugt begon zijn carrière bij de politie Brabant Zuid-Oost, waar hij lid was van een arrestatieteam. Peter van Vugt was tevens eigenaar van het bedrijf Quick Look Investigations en werkte al jaren nauw samen met de eveneens uit Eindhoven afkomstige oud-politieman John van den Heuvel. Op Ibiza verzorgde Peter van Vugt de beveiliging van enkele vermogende Nederlanders die daar woonden. Van Vugt wordt volgens De Telegraaf verdacht van vuurwapenbezit en het uitlokken van het lekken van politiegegevens. Overigens heeft dat waarschijnlijk niets te maken met John van den Heuvel zelf of zijn programma.’
In een artikel van The Post Online van 26 april 2016 zegt Arnold Karskens over de NOS: ‘Het NOS Journaal is, afgewogen tegen het budget, het slechtste journalistieke programma. Ver beneden de maat. Ze zijn doorgeefluik voor nieuws uit Den Haag, Brussel en Washington. Veel NOS’ers worden later voorlichter, ze likken zich in bij de macht. Niets ten nadele van sommige correspondenten, maar de redactie is niet goed. Daar zijn ze meer ambtenaar dan journalist.’
Op dezelfde dag meldt Quotenet.nl enkele andere uitspraken van Karskens: ‘Nou je hebt natuurlijk pure corruptie, zoals een Telegraaf-journalist die voor geld slecht schrijft over een huurder die de huisbaas eruit wil hebben. Maar wat je vooral veel ziet is dat de commercie, de advertentie-afdeling zich met de inhoud bemoeit. Dan zijn er nog journalisten die al tijdens hun werk voorsorteren op een baan als woordvoerder ergens. Of journalisten die overstappen naar de politiek of adviseur worden bij een ministerie of partij, en daarna zelfs weer doodleuk terugkeren in de journalistiek. Mensen die niet gaan voor het onthullen en het openbaren, zoals ze zouden moeten doen, maar voor hun toekomst of pensioen. Wat ook opvallend is dat veel Nederlandse journalisten er helemaal geen moeite mee hebben samen te werken met de AIVD.’
Het zijn zeer ernstige beschuldigingen van een man die al vele jaren meedraait in de journalistiek. Journalisten die zich laten omkopen, samenwerken met inlichtingendiensten, politieke belangen hebben of commerciële belangen van media die belangrijker zijn dan nieuwsgaring en publieksvoorlichting. Is het waar wat Karskens daar allemaal roept? Hij durft het in ieder geval te zeggen. Want het opnemen tegen een machtig concern als De Telegraaf doe je niet zomaar. Of de machtige staatsomroep NOS bekritiseren.
Het verwijt van Karskens over journalisten in de politiek is in ieder geval zeker niet uit de lucht gegrepen. Rinke van de Brink werkt al jaren bij de staatsomroep NOS en zegt over zichzelf op over.nos.nl : ‘In al die jaren in de journalistiek zijn mijn drijfveren dezelfde gebleven: nieuwsgierigheid, het zoeken naar de feiten en het aandragen van informatie om die feiten te kunnen begrijpen.’ Van den Brink geeft op dezelfde pagina aan hoe hij zijn journalistieke carrière begon, maar verzwijgt dat hij vele jaren lang redacteur was van het communistische blad De Waarheid. In het boek ‘De schijn-élite van de valsemunters’ zegt auteur Martin Bosma dat Rinke redacteur was van het blad en lid van de CPN van mei 1977 tot september 1983. Nogal politiek gekleurd dus. Maar toch nog goed terecht gekomen, want de NOS betaald zijn medewerkers goed. Haast Kafkaesque zo’n ommeslag.
Het Dagblad van het Noorden plaatste op 26 april 2016 een stuk van rechtbankjournalist Rob Zijlstra. ‘Organisaties proberen steeds nadrukkelijker grip te krijgen op de inhoud van journalistieke publicaties’, zegt hij. Zijlstra schiet uit zijn slof door een eerder artikel van hem over de politie in de noordelijke provincies. ‘De politie had het reeds gecorrigeerde artikel nogmaals voor publicatie willen inzien. Nog meer regie. Eigenlijk had het een heel ander artikel moeten zijn. Eigenlijk hadden ze het zelf willen schrijven. De teleurstelling, meldt de voorlichter, heeft ook gevolgen. Geen nieuwe afspraken.’
‘Journalisten die niet naar de pijpen dansen van de voorlichter van de politie kunnen het vergeten.’, is de conclusie van journalist Rob Zijlstra. En dat is zeer ernstig. De politie als bedwinger van het vrije woord.
Een korte rondgang door het land van de ‘onafhankelijke pers’ levert dus al meteen iets op:
Er worden afspraken gemaakt tussen de media en belangenorganisaties/brancheorganisaties.
De politie wil alleen journalisten te woord staan die schrijven wat zij willen.
Sommige journalisten of medewerkers van journalisten zijn oud-politiemensen en sommigen nemen het niet zo nauw met de wet.
De krijgsmacht neemt ‘voor hun eigen veiligheid’ embedded-journalisten mee in oorlogsgebieden, waar zij eigenlijk onafhankelijk nieuws zouden moeten vergaren.
Journalisten hebben een politiek extremistisch verleden en werken nu voor een staatsomroep die onder vuur ligt als eenzijdig.
Journalisten of media hebben commerciële belangen bij onderwerpen waarover zij schrijven.
Journalisten zijn over bepaalde onderwerpen totaal kritiekloos.
Journalisten werken samen met inlichtingendiensten.
Journalisten proberen hun eigen mening koste wat kost, ook door verdachtmakingen, aan de lezer op te dringen. Zelfs wanneer de feiten die zij presenteren helemaal niet bewezen zijn.
Je suis Charlie? Ja, Charlie Chaplin!
Ondermijning als goudmijnApril 27, 2016
Wie op LinkedIn het woord ‘ondermijning’ als zoekwoord intoetst krijgt een grote reeks resultaten. Vrijwel alle resultaten hebben betrekking op leden van de politie of justitie. Maar liefst 186 resultaten kijken met hun stoere blik via kleine fotootjes de bezoeker van de website aan. LinkedIn lijkt daarmee een datingsite, maar niets is minder waar.
De mannen en vrouwen die op LinkedIn van hun kwaliteiten kond doen, doen dat niet om anderen te ontmoeten of om een toekomstige werkgever op zichzelf te attenderen maar geheel zonder enig ander oogmerk dan graag laten weten dat ze bij de aanpak van ‘ondermijning’ betrokken zijn. Ze laten eigenlijk de wereld weten dat zij bijzondere mensen zijn. Mensen gespecialiseerd in ‘ondermijning’.
Manager, omgevingsmanager, teamleider ondermijning, recherchekundige, projectsecretaris, senior adviseur, strategisch analist, pilot fenomeenmethode, operationeel specialist of operationeel expert zijn de klinkende functies waarmee de politieagenten van vandaag zichzelf omschrijven. Steevast gevolgd door het woord ‘ondermijning’. Was je vroeger gewoon veldwachter of agent, tegenwoordig verbergt de agent zich samen met de wetsovertreders achter onduidelijke woorden. Wat precies hun bezigheden zijn is daarmee vaag geworden.
Wie verder zoekt op LinkedIn ziet dat in een aantal gevallen dat woord ‘ondermijning’ wordt gevolgd door het woord ‘Outlaw Motorcycle Gangs’. Blijkbaar brengt de politie die twee termen graag met elkaar in verband. Over die OMG’s leest u hier al vaak genoeg. Reden dus om eens te kijken naar ‘ondermijning’.
Dupont raakte al eerder gefascineerd door het woord ‘ondermijning’. In het artikel ‘De politiedatabank van Outlaw VVD’ers’ van 20 maart 2016 schreef hij: ‘Op de site politie.nl lezen wij het volgende: ‘Ondermijnende criminaliteit, wat is dat nou eigenlijk? De exacte definitie is moeilijk in een zin samen te vatten, maar grofweg betekent het de vermenging van de onderwereld en de bovenwereld. Het is een maatschappelijk probleem. Praktijkvoorbeelden zijn er te over: De buurman die wiet verbouwt op zijn zolder waardoor brand kan ontstaan, mensenhandelaren die hun slachtoffers dwingen tot prostitutie, maar ook overlastgevende hangjongeren op een pleintje die ervoor zorgen dat omwonenden geen aangifte durven te doen. Ondermijnende criminaliteit raakt ons allemaal.’
Ja, die mensenhandelaren snappen wij wel. Maar overlastgevende jongeren? Wat doen die dan? Voetballen? Naar meisjes fluiten? En dan die buurman. Moeten daar ‘omgevingsmanagers ondermijning’, ‘strategisch analisten ondermijning’ of zelfs ‘operationeel experts ondermijning’ achteraan? Of zou toch die oude veldwachter hier wonderen doen?
Op 6 maart 2016 schreef nu.nl het volgende over ‘ondermijning’: ‘Het ‘courageteam’ richt nu meer en meer op de ondermijnende criminaliteit. Hierbij gaat het om zaken als mensenhandel, de productie en handel van drugs, vrijplaatsen van criminaliteit en criminele motorbendes.’ We zien dat plotseling de criminele motorbendes er weer worden bijgehaald. Welke bendes? Geen enkele club is nog verboden.
Omdat dat woord ‘ondermijning’ blijkbaar zorgt voor vraagtekens, zijn er speciale cursussen. Lessen om erachter te komen hoe erg ‘ondermijning wel niet is. Op de website www.sbo.nl is te zien hoe de geïnteresseerde kandidaat zich kan inschrijven voor een achtdaagse ‘Cursus bestuurlijke aanpak ondermijning.’ Het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid omschrijft zichzelf als volgt: ‘Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid (SBO) organiseert onder de vlag van Euroforum, al ruim 40 jaar events, opleidingen en trainingen. In samenwerking met vooraanstaande partners, sprekers en docenten zijn we leading in het spotten van nieuwe trends, die we vertalen naar inhoudelijke opleidingen en innovatieve events.’
SBO is dus een particuliere organisatie die cursussen geeft. De genoemde cursus ondermijning heeft als doel onder meer: Samenwerken met het LIEC/RIEC door gemeenten, handvatten voor bestuurlijke instrumenten in uw gemeente aangeven en hoe u criminele netwerken kunt ontmoedigen zich in uw gemeente te vestigen. Strategie en tactiek met betrekking tot het beheersen en bestrijden van criminaliteit gaat dus niet van een centrale overheid uit, maar van een particulier opleidingsbedrijf. En dat particuliere bedrijf probeert ambtenaren die daar een cursus volgen bang genoeg te maken voor ‘ondermijnende criminaliteit’ zodat ze bepaalde door SBO geregisseerde maatregelen kunnen gaan nemen.
De docenten van SBO zijn in een aantal gevallen zelf ook ambtenaren die voor SBO cursussen geven. We zien bij de diverse docenten van SBO burgemeesters, hoogleraren, docenten van een politieacademie, leden van het Openbaar Ministerie, leden van de Nationale Politie of leidinggevenden van het LIEC/RIEC. Eén van die burgemeesters is de Veldhovense Jack Mikkers. Over hem schreef het Eindhovens Dagblad op 16 augustus 2014: ‘Vriendschap burgemeester Veldhoven met lokale ondernemer wekt wantrouwen’. In het artikel wordt de VVD’er Mikkers beschuldigd van vriendjespolitiek. Interessant, want vriendjespolitiek is nou juist echte ondermijning. Het samenkomen van de bovenwereld met de onderwereld. Maar goed, Mikkers is daarmee nog niet schuldig. Voor sommigen blijkbaar wel verdacht.
Een andere docent is Jeroen Kemna. Kemna heeft zijn eigen adviesbureau nadat hij jarenlang was gespecialiseerd in ‘woonwagenzaken’, onder meer bij het bedrijf Be Flex. Op LinkedIn (alweer?) het volgende daarover: ‘Be Flex is een (uitvoerings-)organisatie en adviesbureau voor overheidsorganen en bedrijfsleven voor maatschappelijke en economische vraagstukken, projectmanagement en risicoanalyses, speciaal op het gebied van bijzondere doelgroepen, zoals woonwagencentra, krachtwijken, woonboten en andere bijzondere doelgroepen.’
Ja, bijzondere doelgroepen. Van die bijzondere doelgroepen is het maar een kleine stap naar de ‘paralelle samenleving’, zoals zo gevreesd door de politie en vervolgens naar ‘ondermijning’. Heb je verstand van bijzondere doelgroepen, dan heb je dus blijkbaar ook verstand van ‘ondermijning’. Jeroen Kemna is ook actief als politicus bij de partij Leefbaar Nederland. We zien dus niet alleen ‘bijzondere doelgroepen’, maar ook particuliere bedrijven die actieve ambtenaren in dienst hebben om andere ambtenaren cursussen te geven of advies te geven.
Dupont vroeg zich af of een dergelijke cursus niets voor hem was. Op de site van SBO stond wat de achtdaagse cursus kostte: 3999,00 euro exclusief btw. Nogal een investering. Dupont besloot dus eens te kijken naar een redelijk alternatief. En dat was er. Op 16 maart 2016 werd in de Utrechtse Jaarbeurs de ‘Dag van de Ondermijning’ gehouden. Buitengewoon interessant. Sprekers op deze bijzondere dag waren ambtenaren, medewerkers van het Openbaar Ministerie, politiemensen en oud-politiemensen en mensen die zowel politiefunctionaris waren als ook particulier belanghebbende.
Wij geven enkele voorbeelden van sprekers: Bernard Welten, de oud-hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie. Rtlnieuws.nl schreef op 30 juli 2013 over hem: ‘Bernard Welten grootste verdiener politie. Welten verdiende in 2012 219.584 euro per jaar, maar komt inclusief pensioenafdracht en levensloop uit op totaal 284.052. Hij was tot eind 2011 hoofdcommissaris in Amsterdam. Momenteel is hij buitengewoon adviseur van de Nationale Politie en lid van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Zijn salaris is ruim boven de norm van minister Opstelten, 187.340 euro. Opstelten heeft Welten gevraagd om een deel van zijn salaris in te leveren, maar die heeft dat geweigerd.’
Een andere spreker is Wendy van der Krift, die over zichzelf zegt: ‘Mede-eigenaar van VeelzijdigVeilig. Een bedrijf dat gemeenten ontzorgt bij de aanpak van sociaal kwetsbare buurten, waarin ondermijning op de loer ligt. Naast deze functie is zij momenteel werkzaam als teamchef bij de Nationale politie, waar zij voorheen als omgevingsmanager Ondermijning werkte.’
Maar ook Kas Donkers die spreekt over ‘criminele motorbendes’. Hij wordt zo geïntroduceerd: ‘De laatste jaren worden leden van Outlaw Motorcycle Gangs steeds vaker in verband gebracht met zware georganiseerde criminaliteit.’ Er zijn helemaal geen criminele motorbendes, want er is nog steeds geen rechterlijke uitspraak. Verder is het de eigen organisatie van meneer Donkers die dat criminele verband legt.
Weer een andere spreker is Pieter Tops die onvrijwillig vertrok bij de politieacademie (Brabants Dagblad, 9 april 2013).
Het tarief om deel te mogen nemen aan zo’n ondermijnend dagje is maar liefst 395 euro. Nogal een bedrag.
We komen tot enkele gevaarlijke conclusies:
- ‘Ondermijning’ is een nieuw gevaar waar enkele particuliere bedrijven wel raad op weten.
- ‘Ondermijning’, ‘bijzondere doelgroepen’ en ‘criminele motorbendes’ worden meestal in één adem genoemd en maken ook meestal samen deel uit van het ‘probleem’ en de ‘oplossing’.
- Bij particuliere bedrijven geven ambtenaren cursussen en workshops aan andere ambtenaren zonder dat de echte overheid daar tussen zit.
- Er worden nieuwe dreigingen, maar ook doelgroepen en oplossingen geïntroduceerd door particuliere bedrijven die zeer veel geld verdienen met die cursussen.
- Een aantal docenten is niet van onbesproken gedrag, terecht of niet.
- Enige politiefunctionarissen die aan cursussen meewerken hebben een commercieel belang door middel van een particulier bedrijf waarvan zij eigenaar zijn.
- Enkele docenten of sprekers staan bekend als veelverdieners.
- Er wordt erg veel geld verdiend door particulieren met cursussen aan ambtenaren door ambtenaren.
Het lijkt er dus veel op dat misdaad loont! Of niet?
Afspraken met het bevoegd gezagApril 27, 2016
Het Algemeen Dagblad berichtte op 27 april 2007 het volgende: ‘DORDRECHT – Een intern feestje van de politie Zuid-Holland Zuid is afgelopen weekeinde volledig uit de hand gelopen. Volgens bronnen binnen het korps zou een jonge agent zich ernstig hebben misdragen. De politieman ging totaal door het lint en zou verschillende collega’s hebben aangevallen en een politiebus hebben vernield. Wat precies de aanleiding was, is nog niet duidelijk.
Het incident zou hebben plaatsgevonden tijdens een zogeheten ’bindingsavond’: een bijeenkomst van politiemensen om elkaar beter te leren kennen. Gisteren maakte de korpsleiding bekend dat een 23-jarige agent van het district Dordrecht/Zwijndrechtse Waard buiten functie is gesteld, vanwege ’ernstig plichtsverzuim’ en ’mogelijk ontoelaatbaar gedrag’. De politie wil de precieze achtergronden van de schorsing niet bekendmaken. Ze wil evenmin officieel bevestigen of ontkennen dat het incident heeft plaatsgevonden. Wel laat het korps weten dat er een disciplinair onderzoekt komt.’
De Stentor berichtte op 14 februari 2016: ‘RAALTE – Het grote feest van motorclub Satudarah in de Leeren Lampe in Raalte is zonder incidenten verlopen. De verwachting van zowel burgemeester Martijn Dadema als politiechef Gert Telman is hiermee uitgekomen. Zo’n 850 leden van motorclub Satudarah bezochten het rustig verlopen besloten clubfeest. Burgemeester Martijn Dadema toont zich deze zondagmorgen blij met het verloop. ,,We hadden ook geen moeilijkheden verwacht, gezien de afspraken die we erover hadden gemaakt. We hadden daar het volste vertrouwen in. Natuurlijk ben ik wel blij dat dit ook is uitgekomen.”
Ook politiechef Gert Telman is tevreden. ,,Ik had vooraf al gezegd dat het rustig zou blijven. Het was vooral het feit dat de Leeren Lampe ons van tevoren niet op de hoogte had gesteld van het feest. Maar dat hebben we met de uitbater besproken en dat zal niet nog een keer voorkomen.”
Aangezien Satudarah wordt beschouwd als een ‘outlaw motorcycle club’worden activiteiten van de club zoveel mogelijk gevolgd door politie en justitie. Gemeente en politie hebben overleg gevoerd met de uitbater van de Leeren Lampe en de organisatie van het feest om het jaarfeest ordentelijk te laten verlopen.’
De politie ging er tevoren al vanuit dat het feest in Raalte probleemloos zou verlopen. De burgemeester en de politie geven aan dat er gewoon afspraken gemaakt kunnen worden met Satudarah. En, veelbetekenend, Molukkers komen hun afspraken altijd na. Waarom de motorrijders zonder jas met colors door de vrieskou naar de feestbestemming moesten reizen, is dus onduidelijk.
Twee dingen worden wel duidelijk: Met motorclubs als Satudarah kun je gewoon afspraken maken. En, met politiemeneren op een feestje kon het nog weleens behoorlijk uit de handen lopen.
De vraag is nu dus: Waarom is de politie altijd zo negatief over die motorclubs? En waarom papagaaien die burgemeesters dat na?
Motorclubhuizen en drankketenApril 25, 2016
De Telegraaf schreef op 20 november 2013: ‘Jeugdhonken en gedoogde illegale barretjes op Urk ontlopen controles omdat de gemeente het ‘niet veilig’ vindt voor haar controleurs. „Onze toezichthouder is onvoldoende uitgerust om zelfstandig binnencontroles in jeugdhonken uit te voeren. Zo beschikt hij, in tegenstelling tot de politie bijvoorbeeld niet over een kogelvrij vest en geweldsinstructie”, stelt de gemeente in een verklaring.’ Het gaat hier om minderjarigen.
Tweeënhalf jaar later schreef De Stentor op 22 april 2016: ‘Het bootje waar de 17-jarige Urker Jan Baarssen deelnam aan een feestje, voordat hij dood werd teruggevonden, stond bekend als levensgevaarlijk. Dat blijkt uit een brief van Klankbordgroep jeugd aan college- en raadsleden van Urk.
Ruim drie weken voor de verdwijning van Baarssen werd de gemeente door de Klankbordgroep via een brief ingelicht over de ‘hoge urgentie rondom de vele jeugdhonken in het dorp’. De Klankbordgroep, bestaande uit een bonte verzameling vrijwilligers waaronder Caritas Urk, Bezorgd Urk, Waypoint Moedige Ouders, horeca en jeugdwerkers, turfde in februari het aantal bezoekers bij de jeugdhonken. Op 20 februari beschreven zij de situatie op de boot in kwestie als levensbedreigend.
De Klankbordgroep noemt de vaststelling zeer schrijnend en benadrukt dat andere jeugdhonken ook als levensgevaarlijk werden beschreven. “Feit is dat er in meerdere jeugdhonken op ongecontroleerde wijze extreem veel alcohol wordt genuttigd en dat er veel meer jongeren in één ruimte aanwezig zijn dan gesteld.” Met deze brief hoopt de Klankbordgroep meer aandacht te krijgen van de gemeente. Naar eigen zeggen is de groep al benaderd door het ministerie en de provincie voor meer informatie met betrekking tot de jeugdhonken op Urk.’
Op 13 augustus 2015 schreef Dupont al een artikel over de jeugdhonken in Barneveld in het artikel ‘Wikijansia: Barneveld’. In tal van gemeente zijn jeugdhonken of drankketen waar minderjarigen alcohol nuttigen. Soms is er wel controle, maar dat is eigenlijk nog veel gekker. Roken in een horecagelegenheid, minderjarigen en drank, doorschenken aan mensen die dronken zijn. Heb je een legale zaak, dan worstel je met bestemmingsplannen, vergunningen, veiligheidsvoorschriften en controles. Heb je een illegale zaak, dan is bijna alles mogelijk. Blijkbaar. Urk is daarop helemaal geen uitzondering.
Horeca Nederland, de brancheorganisatie, de landelijke politiek, de politie, het landelijk overlegorgaan van burgemeesters, de Tweede Kamer, zijn blijkbaar niet in het minst geraakt door deze problematiek. Maar er zou eens een lid van een motorclub naar binnen moeten lopen in zo’n drankkeet. Dan zouden dezelfde instanties struikelen over elkaars schijnheilige voeten. Ahmed Marcouch van de PvdA en Madeleine van Toorenburg van het CDA zouden meteen vragen gaan stellen in de Tweede Kamer. Dat doen ze niet bij de jeugdhonken. Beide partijen zien hun stemvee al jaren naar andere partijen gaan en dat is geen wonder.
Er zijn in clubhuizen van motorclubs nooit incidenten, en toch gaan ze aan de lopende band dicht. Mede ook dankzij lieden als Marcouch en Van Toorenburg. Misschien toch een idee voor dat duo om eens te kijken naar al die jeugdhonken in plaats van die motorclubs.
Foutje…bedankt!April 21, 2016
De Telegraaf berichtte op 1 maart 2016 over een foutje door justitie in Limburg: ‘Het OM in Limburg heeft in het onderzoek naar motorclub Bandidos geblunderd door kopstuk Geert F. (42) onterecht te beschuldigen van overtreding van de schorsingsvoorwaarden na zijn vrijlating en daarom zijn directe arrestatie te vorderen. Hij blijkt nu te zijn verwisseld met een ander persoon, bevestigt een woordvoerster van het OM.’ De reactie van het Openbaar Ministerie spreekt boekdelen: ‘Persofficier van justitie Anneke Rogier geeft aan dat ,,de aanwijzing die wij hadden gekregen naderhand toch niet bleek te kloppen”. ,,Dat gebeurt wel vaker in onderzoeken en hoort bij ons vak.”
Dat dat inderdaad vaker voorkomt in onderzoeken schreef Dupont al in zijn blog ‘Het zijn de blablabandidos’ op 7 augustus 2015: ‘Er zijn nog andere feiten die wijzen op een niet zo sterke zaak. Zo verklaarde daags na de wapenvondst, die in de Limburgse pers breed werd uitgemeten als een wapenvondst bij de Bandidos, Piem Miltenburg, hoofd operatiën van de bestrijding van motorbendes, dat het helemaal niet zeker was dat die wapens van de Bandidos waren. Dat moest onderzoek uitwijzen en dat kon nog wel maanden duren. Vervolgens kwam de advocaat van de club enige tijd geleden met het bericht dat die wapens zelfs niet in de dagvaarding stonden, omdat de politie er blijkbaar van uitging dat de wapens wel eens van een ander konden zijn.’
Ondanks die twijfel over de gevonden vuurwapens bij de invallen bij de Bandidos stond de ‘vondst’ bijna daags daarna wel in de Voortgangsrapportage Outlaw Motorcycle Gangs (OMG) van juni 2015. Op bladzijde 4 van dit ‘rapport’:
Vijf raketwerpers gevonden bij actie tegen motorbendes (27 mei 2015 www.nos.nl)
Recente ontwikkelingen in Limburg laten onverminderd een relatie zien tussen OMG’s en criminaliteit, ondermijning en bedreiging van de openbare orde.
Criminaliteit en ondermijning
Tijdens een grootschalig onderzoek van politie en OM treffen de partners onder andere aan:
raketwerpers;
automatische wapens;
handvuurwapens en munitie; |
Het is dus helemaal niet zeker, maar voor propagandadoeleinden komt het wel terecht in één van de toonaangevende rapportages van de politie over motorclubs. Rapportages die zijn bedoelt om beleid mee uit te stippelen en de politiek te overtuigen van een verbod op motorclubs.
De politie liegt dus aantoonbaar in de officiële rapportages en vergist zich volkomen in de identificatie van een ‘lid’ van de motorclub Bandidos. Wat heeft het onderzoek dan nog voor waarde? Je zal maar lijken op iemand die een motor heeft!
Cordon sanitaireApril 21, 2016
Een cordon sanitaire is een techniek waarbij men een ongewenste of gevaarlijke situatie probeert te isoleren door er een beschermende kring rond te leggen. Men gebruikt daarom ook het woord ‘schutkring’.
In de veehouderij gebeurt zoiets wanneer ergens een besmettelijke ziekte, bijvoorbeeld varkenspest of vogelpest, uitgebroken is. Niemand mag dan nog dieren van en naar dat bedrijf vervoeren en andere contacten worden ook tot het strikte minimum beperkt.
In de internationale politiek wordt soms een handelsembargo als cordon sanitaire uitgevaardigd. Diplomatieke contacten en internationale handel worden dan tot een strikt minimum teruggeschroefd. Een voorbeeld was het Irak van Saddam Hoessein na de aanval op Koeweit
In de binnenlandse politiek spreekt men van een cordon sanitaire als men een groep of een initiatief consequent negeert en weigert bij zaken te betrekken. Hoewel het hetzelfde beoogt, is het het tegenovergestelde van repressieve tolerantie. De bedoeling is die persoon of groep buitenspel te zetten. Volgens sommigen is deze tactiek niet democratisch. (Wikipedia)
Het is nooit op deze manier uitgesproken, maar vandaag wordt in Nederland deze methode ook gehanteerd tegenover motorclubs. Het lijkt welhaast een militaire techniek. Opsporen, vaststellen, isoleren, vernietigen. Het opsporen is het vaststellen om wie het gaat en waar de vijand zich bevindt. Het vaststellen is dat het inderdaad om elementen van de vijand gaat. Het isoleren is het cordon sanitaire. Het gebied waar de vijand zich bevindt wordt hermetisch afgegrendelt. Communicatie, bevoorrading en verplaatsing wordt tegengegaan. Druk wordt gezet op elke manifestatie van de vijand door vuurdwang. Een ouderwetse omsingeling. Of, zoals in The Lord of the Rings, een aanval van de Orcs.
Het is duidelijk wie door politie en justitie uitgeroepen zijn tot vijand. Het zijn de motorclubs. De MC’s. Achter de klinkende namen van de motorclubs vinden wij gewone Nederlandse burgers. De meesten met een gewone baan. De meesten met een gewoon gezin. De meesten met hele gewone bezigheden. Burgers als doelwit van politie en justitie.
Hoe werkt het cordon? Ten eerste moet door propaganda sterk overdreven worden dat de gekozen vijand ook daadwerkelijk de vijand is. Elk incident wordt daarom sterk benadrukt en krijgt dus ook veel publiciteit. Eventuele positieve publiciteit moet worden omgebogen naar negatieve publiciteit door de goede bedoelingen in twijfel te trekken. Wanneer voor iedereen duidelijk is wie de nieuwe vijand is, wordt deze geïsoleerd. Dupont kroop op handen en voeten door de linies en keek in het kamp van de vijand. Hoe wordt daar ervaren wat het cordon sanitaire teweeg brengt?
Satudarah-voorman Guus Pronk in een artikel van Omroep Brabant op 20 april 2016: ‘De strijd tegen motorclubs neemt volgens Pronk dusdanige vormen aan, dat leden en hun families daar flink last van ondervinden. “Ik kan niet eens fatsoenlijk op het terras zitten zonder door agenten bekeken te worden”, zegt Pronk. “Bij sommigen is het erger gesteld. Zij worden niet aangenomen of de toegang tot een gebouw ontzegd vanwege hun lidmaatschap van een motorclub die niet als crimineel bestempeld is.’
Crimesite bericht op 30 juni 2015: ‘Het ministerie van Justitie heeft een bewaarder van de gevangenis in Lelystad strafontslag gegeven omdat hij president is van het Lelystadse chapter van de motorclub Black Sheep.’ De betrokken cipier heeft jarenlang als gewaardeerd collega gewerkt in deze instelling.
Bij een andere cipier was het nog erger: hij was helemaal geen lid van een motorclub maar kende alleen maar leden van een club. Omroep Brabant daarover op 24 maart 2016: ‘Ontslagen omdat hij Satudarah-leden kende, Molukse beveiliger PI Vught pikt het niet.’ De ontslagen man stond zeer gunstig bekend bij collega’s en werkte al jarenlang tot volle tevredenheid.
De Telegraaf op 19 januari 2013: ‘De gemeente Amsterdam wil af van gemeenteambtenaren die lid zijn van motorbendes als Hells Angels en Satudarah. Voor ambtenaren die weigeren hun lidmaatschap op te geven dreigt een ontslagprocedure.’ Het blijkt dat een aantal ambtenaren al vele jaren naar volle tevredenheid bij de gemeente werkt.
Omroep Brabant op 2 november 2012: ‘Defensie slaat alarm: elitemilitairen uit Roosendaal lid van foute motorclub.’ Het ging om ongeveer twintig leden van het Korps Commandotroepen die lid waren van Demons MC. Inmiddels heeft het Korps Commando Troepen de allerhoogste Nederlandse militaire onderscheiding ontvangen: de Militaire Willems Orde. Zo slecht waren die jongens dus blijkbaar.
Leden van motorclubs worden dus niet aangenomen of ontslagen alléén omdat zij lid zijn van een motorclub. Nogmaals: er zijn geen motorclubs verboden in Nederland. Maar of het al niet erg genoeg is, er mag ook geen vrijwilligerswerk worden verricht:
RTL Nieuws op 12 april 2016: ‘Voedselbank stopt samenwerking met ‘weldoeners’ No Surrender.’
Satudarah-voorman Guus Pronk bij Omroep Brabant op 20 april 2016: ‘Volgens de Nationale Politie doen Satudarah en andere motorclubs verwoede pogingen om zichzelf mooier voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Een beschuldiging die Pronk recht in het hart raakt. “Wij doen al jaren aan vrijwilligerswerk en dat doen we vanuit een goed hart. Vaak proberen we inzamelingsacties te houden voor zieke kinderen, maar wordt dat belemmerd doordat de overheid dwarsligt.’
Evenementen overal in het land worden verboden, alleen omdat het mogelijk zou kunnen zijn dat leden van motorclubs komen.
Het Dagblad van het Noorden daarover op 18 april 2016: ‘Organisatie afgelaste Chopper Day: Geen angst voor motorclubs’. De organisatie heeft na achttien jaar succesvolle Chopper Day’s geen angst voor de aanwezigheid van motorclubs. De gemeente zet als vergunninggever de organisatie toch onder druk om motorclubs te weren en het dragen van colours te verbieden. Er zijn nooit incidenten geweest en de clubs zijn helemaal niet verboden. De vergunning wordt niet afgegeven.
In sommige gemeenten worden leden van motorclubs geweerd en mogen geen colours gedragen worden.
Op 3 oktober 2014 bericht het Brabants Dagblad: ‘Politie blundert in overleg met motorclubs over kledingverbod Tilburg.’
Op 23 november 2014 bij RTV Oost: ‘De horeca in Deventer weigert leden van motorclubs met herkenbare kleding. Zo moet voorkomen worden dat motorclubs zich in Deventer vestigen.’
Op 8 juni 2014 in het Nederlands Dagblad: ‘Een 27-jarige Tilburger is zaterdagnacht aangehouden omdat hij een T-shirt droeg dat duidelijk verwees naar motorclub Satudarah. Agenten hadden hem vrijdagnacht al gewaarschuwd dat bikers in zogeheten full colours tussen 22.00 uur en 06.00 uur niet welkom zijn in de gemeente.’
Soms gaat het zover dat je je af kan vragen of de overheid wel een hart heeft. Veteranen die lid zijn van Veterans MC wordt expliciet verboden mee te rijden in het défilé op de Nationale Veteranendag in Den Haag. Eer betuigen aan gesneuvelde collega’s, vechten tegen je eigen trauma’s is verboden. L1.nl op 24 juni 2014: ‘Motorclub Veterans niet welkom bij Veteranendag’
Zo wordt dus door een cordon sanitaire een groep gewone burgers geïsoleerd van de rest van de Nederlandse samenleving. Desintegratie dus.
Dupont was heel benieuwd wat de politiek daar nu van vindt. Geen stijl op 16 maart 2015: ‘Minister-President Rutte: ‘Sta op en vecht tegen discriminatie.’ Logisch dat hij dit zegt. Want iedereen moet mee kunnen doen.
Vluchtelingen Werk Nederland op zijn website vluchtelingenwerk.nl: ‘Integratie van vluchtelingen is nodig om zo snel mogelijk volwaardig te kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving.’ Dat geldt voor vluchtelingen, maar ook voor ieder ander. Nieuwkomers, minderheidsgroepen, oud-gevangenen, kortom iedereen die hier woont.
Ja, het is duidelijk. Deelnemen aan de maatschappij. Deel uitmaken van de maatschappij. Werken, wonen, leven. Iedereen moet integreren. Nieuwkomers moeten een inburgeringscursus volgen. Verplicht. Niemand mag aan de kant blijven staan. Wanneer grote groepen mensen niet deelnemen aan de maatschappij ontstaan er sociale problemen. Sociale onrust. Criminaliteit. Een parallelle maatschappij. Zelfs ondermijning. En over die ondermijning schreven wij al eerder. De overheid creëert zelf een probleem, geeft vervolgens iemand anders de schuld en daarna komen de lakeien met een oplossing. Wij zullen hier nog op terugkomen.
I’ll be back!
Politie kopieert versleutelde dataApril 20, 2016
19 april 2016 sloeg de politie weer een grote slag in de strijd tegen de ondergrondse krachten van het kwaad die een ondermijnende invloed zouden uitoefenen op de nietsvermoedende burgers in de bovenwereld. ‘Politie rolt groot communicatienetwerk voor criminelen op’ meldt RTL nieuws. Politie.nl: ‘Groot crimineel communicatienetwerk uit de lucht‘. En ook Hart van Nederland doet een duit in het zakje in versie 2 van het filmpje over de inval in een woonwagenkamp in Den Haag, eigenlijk voor een groot drugsonderzoek:
(bron: Hart van Nederland)
Op 0:07 defensie is weer van de partij om geheime ruimtes op te sporen, en die worden ook gevonden.
Op 0:15 woordvoerder Thomas Aling zegt dat er ‘daar’ uitgebreid is gezocht en dat er in de woningen onder andere administratie en tienduizend – of tienduizenden, hij praat wat onduidelijk en deze inval heeft politie.nl niet bereikt, dus we kunnen het niet checken – aan cash is gevonden. Maar niets dat er op wijst dat deze spullen ook in de geheime ruimtes werden verstopt. Je zou denken van niet, want de kans om te bewijzen dat het zoeken naar geheime ruimtes iets oplevert, laat de politie niet zomaar lopen, dunkt me.
Op 0:20 Aling gaat verder: een geldtelmachine, een sealmachine en gebruikte en nieuwe Blackberries. Alles goed en wel, maar hier wordt een inval gedaan in een groot drugsonderzoek, militairen en politiemensen doorzoeken woningen en vinden helemaal niets wat verboden is. Zoals drugs bijvoorbeeld.
Op 0:34 Aling legt uit dat Blackberries worden gebruikt door ‘criminelen’ die daardoor ‘onder de radar’ blijven en niet kunnen worden afgeluisterd. En hij is blij dat in elk geval deze telefoons nu niet door criminelen kunnen worden gebruikt. Dat wil natuurlijk zeggen, tot justitie ze weer moet teruggeven. En als je inval helemaal geen verboden spullen oplevert, waarom ga je er van uit dat ze voor crimineel gebruik bedoeld zijn?
De politie zegt al langer dat de communicatie via Blackberry is gehackt, maar dat klopt niet, zegt ook het bedrijf Blackberry. Het lukt alleen wanneer de gebruiker slordig is geweest met de wachtwoorden of de instellingen van het apparaat. Dat er dus hele servers zijn gekopieerd zal wel kloppen, maar dat de politie nu zicht heeft op de criminele communicatie is weer zo’n typische overdrijving die enerzijds de gewone burger het idee geeft dat de politie met iets zinnigs bezig is, en anderzijds de boevenbendes weer aan het twijfelen moet brengen.
Dan de arrestatie van een ‘criminele facilitator’. Dat is iemand die zijn beroep uitoefent, waar dan volgens de politie criminelen baat bij hebben. In dit geval de eigenaar van het Nijmeegse bedrijf dat anonieme communicatie aanbood. Er is een wapen bij hem gevonden. Mogelijk had hij een vergunning, dat wordt in het midden gelaten. Ze gaan kijken of hij kan worden gepakt op witwassen; of hij geld heeft aangenomen, als betaling voor de telefoons, waarvan hij had moeten vermoeden dat het crimineel geld was. Of hij dus zijn klanten heeft gescreend op waar ze hun geld vandaan hebben. Want verkopen van Blackberries en anoniem communiceren is niet verboden.
Verder suggereert de politie in het eigen persbericht dat het netwerk helemaal niet uit de lucht is gehaald, alleen gekopieerd. De 19.000 gebruikers krijgen een bericht dat de politie gaat proberen hun data te lezen, tenzij betrokkenen verschoningsrecht hebben. Dat moeten ze dan even doorgeven.
En nu heeft de politie dus met PGP versleutelde gegevens van 19.000 Blackberry-gebruikers, die niet leesbaar gemaakt kunnen worden. De Nijmeegse Blackberry-handel zal wel de bestuurlijke treiteraanpak over zich heen krijgen, zoals de Amsterdamse pizzeria die de verkeerde klanten had.
Maar het raarste is natuurlijk dat in de tijd dat dit onderzoek liep, Whatsapp versleuteling heeft ingebouwd. 9,4 miljoen mensen in Nederland kunnen nu anoniem berichten sturen. Is Whatsapp nu ook een ‘criminele facilitator’? Had de politie dit hele circus niet beter kunnen afblazen?
Branche-organisatiesApril 18, 2016
Op 5 oktober 2011 krabten motorliefhebbers zich enigszins achter de oren. Wat bleek namelijk? De nieuwe secretaris van de afdeling Gemotoriseerde Tweewielers van de RAI was een totale onbekende in motorrijdersland. Tweewieler.nl zei hierover: ‘Tot vorig jaar was Warmerdam overigens wel actief voor de ANWB – als innovatie consulent – en ook in de politiek (D66) en als beleidsmedewerker en adviseur voor het ministerie van LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) is haar naam bekend. Met Gemma Warmerdam kiest de RAI dus voor een secretaris die de weg in Haagse kringen goed kent. Inmiddels is ze, zo meldt men in Amsterdam, volop aan het lessen op de motor.’
U denkt nu natuurlijk: ‘Gemma Warmerdam?’ Waar gaat dit over? Zeker de vele bikers die hier komen lezen, zullen zich dat afvragen. Blijf nog even op deze pagina en u weet het.
Vandaag kwam Gemma Warmerdam, die onbekende van de RAI dus, in het nieuws door enige fraaie uitspraken bij BNR.nl. ‘Het onderscheid moet duidelijk worden tussen 99 procent van de motorrijders die gewoon gezellig samen rondrijdt en de 1 procent die elkaar en de rest van de samenleving het leven zuur maakt.’ Het lijkt sprekend op de uitspraken gedaan na de relletjes in het Amerikaanse stadje Hollister in? 60 of 70 jaar geleden? Warmerdam reageert met deze uitspraken op het feit dat de Rotterdamse hoofdcommissaris van politie Frank Paauw vorige week sprak over motorclubs toen hij het had over de Hells Angels en de Mongols naar aanleiding van een vechtpartijtje in een Van der Valk-hotel.
‘Dit terwijl twee jaar geleden werd afgesproken om die term in die context niet meer in de mond te nemen. Ze zegt dat het langdurig negatief publiceren over motorclubs uiteindelijk leidt tot een daling van de omzet van motorverkopers.’, voegt Gemma er nog aan toe. Afgesproken? Met wie? En met welke wettelijke basis kun je afspreken bepaalde clubs een crimineel stempel op te leggen?
BNR.nl gaat verder: ‘Ook leidde de discussie twee jaar geleden tot afgelasting van motorevenementen. Om te voorkomen dat dit nu weer gebeurt, roept Warmerdam politie, overheidsfunctionarissen en media op zorgvuldiger met de term ‘motorclubs’ om te gaan. Ook voorzitter Patrice Assendelft van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging, KNMV, doet dat. Hij wijst erop dat er al herhaaldelijk overleg is geweest met politie, het ministerie van Justitie en de gemeenten. “Het gaat dan een tijdje goed, en vervolgens zie je het toch weer gebeuren.” Motorrijders hebben er volgens Assendelft echt last van dat ze over een kam worden geschoren met criminele bikers.’
Blijkbaar hebben politie, het ministerie van Justitie en de gemeenten samen met de KNMV en de RAI afgesproken dat een aantal motorclubs ‘bendes’ zijn en geen clubs. De voorzitter van de KNMV zegt zelfs ‘criminele clubs’. Eenzijdig, zonder enige rechterlijke tussenkomst of bemoeienis. ‘Want’, zo stelt Warmerdam, ‘die motorbendes maken elkaar en de samenleving het leven zuur!’ Dat is een hele statement, zo zonder een bijbehorende rechterlijke uitspraak.
Wat zegt nu Gemma Warmerdam over zichzelf? Op LinkedIn vinden wij het volgende: ‘Vanaf 1994 heb ik gewerkt bij invloedrijke politieke, ambtelijke en consumenten organisaties in Den Haag. Sinds 2011 werk ik voor de branche organisatie RAI Verenging in Amsterdam. Gestart als beleidsmedewerker landbouw in de Tweede Kamer, vervolgens politiek adviseur van een minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en daarna bij de ANWB als belangenbehartiger en corporate innovatie- en strategieconsultant. Ik heb bewust gekozen om ervaring op te doen met de ‘witte vlek’ van politiek & beleid georiënteerde professionals namelijk marketing, creatie en innovatie. Door deze combinatie ben ik nu een veelzijdig strategisch adviseur en belangenbehartiger die ook kan meedenken met de leden in de branche vereniging. Ik heb ruime ervaring in belangenbehartiging, innovatie begeleiding, projectmanagement, visie-, strategie- en beleidsontwikkeling en woordvoering. Ik heb veel ervaring met complexe politieke en bestuurlijke issues.’
Gemma Warmerdam is dus actief lid van de politieke partij D66, zij was politiek adviseur van twee ministers, en zij omschrijft zichzelf als strategieconsultant, belangenbehartiger, strategisch adviseur, en zeker niet als iemand die ook maar iets te maken heeft met motorrijders. Gemma gaat nog even verder op LinkedIn:
‘Belangenbehartiging, deelnemen aan het publieke debat, delen van kennis van wet en regelgeving, lobby in Nederland en Brussel, collectieve promotie coördineren en ontwikkeling van strategie- en beleidsvorming, zijn de activiteiten die ik voor de leden uitvoer en organiseer. Daarnaast onderhoud ik directe relaties met branche- en belangenorganisaties, politiek, overheden, consumentenorganisaties etc.’
Is het nu iets duidelijker geworden? Een lobbyiste met zeer goede contacten in Den Haag, die afspraken maakte over het benoemen van motorclubs als ‘motorbendes’ zonder een enkele rechterlijke uitspraak. Motorverkopers zien hun omzet ook dalen door die ‘motorbendes’, zegt Warmerdam. Is daar onderzoek naar gedaan? En dalen die verkopen omdat er echt iets aan de hand is, of omdat de kranten op aandringen van de Warmerdam-lobby, schrijven dat er iets aan de hand is. En waarom worden politiemotorclubs niet genoemd? Dupont toonde al eerder aan dat in ieder geval in de Verenigde Staten deze politieclubs betrokken zijn bij talrijke moorden, schietpartijen en mishandelingen in het motorclubmilieu.
In eerdere artikelen van Dupont bleek dat branche-organisaties door de politie worden aangezet maatregelen te nemen tegen motorclubs. Branche-organisaties van beveiligingsbedrijven moeten bikers weren, anders kunnen zij een keurmerk mislopen van de politie. Horeca-organisaties moeten hun leden aanzetten tot een colourverbod. Dupont toonde aan dat bestuursleden van dit soort branche-organisaties ook banden hebben met politieke organisaties of daarin zelfs actief zijn. Gemeenten wordt aangespoord actie te ondernemen tegen clubhuizen, ook wanneer er nimmer incidenten zijn geweest. Op deze manier kan het natuurlijk niet anders dan dat het publiek langzamerhand echt gaat geloven dat er iets aan de hand is. Er wordt dus bewust maatschappelijke onrust gecreëerd, iets dat kan worden gebruikt om een verbod van motorclubs te bewerkstelligen.
Dus Gemma Warmerdam? Leuk geprobeerd, maar ga eerst je motorrijbewijs maar eens halen.
Voetbalsupporters en motorclubsApril 10, 2016
Op 10 april 2016 berichtte De Telegraaf dat de afgelopen twee voetbalseizoenen de politie de meeste tijd kwijt was aan thuiswedstrijden in de competitie van Feyenoord. In totaal kostten de 34 wedstrijden van Feyenoord meer dan 38.000 manuren. Op de tweede plaats van de lijst van clubs met de meeste politie-inzet staat Ajax. Op de derde plaats staat ADO Den Haag, gevolgd door Cambuur Leeuwarden en FC Utrecht.
Op 6 augustus 2015 berichtte De Volkskrant dat het aantal manuren dat de politie jaarlijks kwijt is aan voetbalwedstrijden de laatste vijf jaar schommelt rond de 300.000. Hoeveel miljoenen dat kost wordt niet bijgehouden.
Op 20 november 2013 rekende website sporteneconomie.nl uit dat de inzet van een politieman 100 euro per uur kost.
Dupont haalde zijn oude rekenmachine tevoorschijn en sloeg aan het rekenen. De 34 wedstrijden hebben 3,8 miljoen euro gekost. Alleen Feyenoord dus al. Het aantal manuren dat de politie jaarlijks kwijt is aan voetbalwedstrijden kost 30 miljoen euro. Maar volgens De Volkskrant worden die kosten niet bijgehouden. Andere kosten die voortkomen uit voetbalgerelateerd geweld en incidenten worden ook niet bijgehouden. We praten dan over letselschade, materiële schade, ziekteverzuim, proceskosten of detineringskosten om er maar enige te noemen.
Toch kopen lokale overheden voetbalstadions en geven vaak ruime subsidies aan voetbalclubs waarvan de spelers worden verkocht voor miljoenen en zeer ruim hun geld verdienen. Er is nog nooit een minister geweest die heeft geopperd een voetbalstadion te sluiten of een voetbalclub te verbieden. Voetbalsupporters krijgen door de overheid of hun club gesponsorde supporterhomes.
De stad Rotterdam slaat alles met zijn torenhoge politie-inzet voor zijn voetbalclubs. Toch horen we de stad niet klagen. Ook heeft de minister van Veiligheid en Justitie nimmer aangekondigd voetbalclubs of voetbalsupporters heel hard aan te gaan pakken. Ook gebeurt het nooit dat voetbalclubs zich distantiëren van andere clubs wanneer er weer eens een rel is.
Hoe anders gaat het met motorclubs. Eén vechtpartijtje met een man of dertig en er staat in alle kranten dat er een ‘massale vechtpartij’ heeft plaatsgevonden. Er worden meteen al de volgende dag kamervragen gesteld door maar liefst twee kamerleden en de incompetente minister van Veiligheid en Justitie belooft heel hard in te grijpen.
Heb ik iets gemist?
Roomser dan de PausApril 9, 2016
Afgelopen donderdag ging het helemaal mis in Rotterdam. Twee groepen mannen raakten in een Van der Valk-restaurant slaags met elkaar. Was het eten zo slecht? Of was de appelmoes op? Volgens media werd er zelfs geschoten. Een speciale terreureenheid was al snel ter plaatse en na arrestatie van enkele van de vechtersbazen bleek dat het ging om een vechtpartij tussen leden van de Hells Angels en de Mongols.
Een zeer vervelend incident, waarbij het logisch is dat de politie de handen eens uit de mouwen van hun astronautenpakjes steekt. Logisch ook dat de media een verhaal zien. Maar er gebeurde nog veel meer. Tal van mensen zagen deze gebeurtenis als afleidingsmanoeuvre voor hun eigen tekortkomingen óf struikelden zowat over hun eigen benen om zich van de gebeurtenis te distantiëren.
De minister van Veiligheid en Justitie, Ard van der Steur, kwam net uit het zoveelste debat waarin aan zijn competenties hevig werd getwijfeld. Om het mistige geheugen van de lezer op te frissen, leggen we dat nog even uit. De Turkse president Erdogan berichtte meteen na de aanslagen in Brussel dat één van de aanslagplegers enige tijd geleden was uitgezet naar Nederland en dat Nederland was gewaarschuwd voor hem. Kort daarna werd gemeld dat ook de Amerikanen Nederland hadden gewaarschuwd voor deze terrorist. En daar begon Ard van der Steur te stotteren.
Informatie van de FBI bleek informatie van de Amerikaanse politie. Twee totaal verschillende partners, maar ach. Als minister hoef je dat verschil toch niet te weten. Feitelijk ging het daar ook niet om. Er was niets gedaan met die informatie en dus was Nederland eigenlijk ook medeschuldig aan het slagen van die aanslagen in Brussel. Nou, dat werd een stevig debatje of twee drie waarin gelukkig Ard van der Steur het voordeel van de twijfel kreeg. Hij hoeft nog geen afspraak te maken met het UWV.
Ard kwam de Tweede Kamer nog niet uit of hij werd al aangesproken over het ‘zoveelste zeer ernstige incident met een motorbende’. Lang hoefde men niet te wachten op het antwoord van crimefighter Van der Steur. Hij zou ze heel hard gaan aanpakken. Ja, anders kwam hij toch nog terecht op het werklozenbankje naast Ivo Opstelten, want heel goede bewindslieden hadden ze de laatste tijd niet bij dat ministerie.
Maar er gebeurde nog meer. RTV Rijnmond meldde op 7 april een uitspraak van een onbekend gebleven politiewoordvoerder: ‘”Dit is complete gekkigheid”, vertelt de woordvoerder. “Leden van motorclubs doen alsof ze allemaal heel gezellig zijn en geen criminele zaken uitspoken, maar wij weten wel beter. Het is allemaal één pot nat.”
Ja, de anonieme politiewoordvoerder weet wel beter. Hij zegt eigenlijk dat de politie wel weet dat motorclubs wel degelijk criminele zaken uitspoken. En de aanleiding om dit te zeggen is een vecht- en schietpartij waarbij de toedracht nog helemaal moet worden onderzocht. Maar de politiewoordvoerder weet het al. Pure laster, immers was er dergelijke wetenschap dan konden die motorclubs makkelijk verboden worden. Dupont berichtte al eerder over dit soort uitspraken.
Roland Ekkers, een niet anoniem gebleven woordvoerder van de Rotterdamse politie, verwoordde het ietsje anders. We weten niet of het gaat om een meisje, of om bijvoorbeeld drugs. Of woorden van gelijke strekking. Om zijn woorden kracht bij te zetten verzocht hij het hooggeëerd publiek meteen daarna om filmpjes en foto’s van het incident naar de politie op te sturen. ‘Drugs of een meisje?’ Pure kletspraat en ook nogal een beschuldiging om het over drugs te hebben wanneer je nog niet eens weet wat er precies is gebeurt.
Maar het ergste komt nog. In een motorwereld waarin eigenlijk geen statements naar buiten worden gebracht, waarin je je mond niet opendoet voordat je precies weet wat er is gebeurt, waar je je niet bemoeit met de clubzaken van een andere club, waarin je elkaar respecteert, door dik en dun steunt, waarin je nooit je vrienden laat vallen, gebeurde er de dag na de vechtpartij dit:
‘De motorclubs Black Sheep en Veterans „nemen afstand van alle motorclubs of individuele leden” die zich bezighouden met geweld en criminaliteit. Ze reageren hiermee op de massale schiet- en vechtpartij tussen leden van de Mongols en de Hells Angels donderdagavond in en om het Van der Valkhotel in Rotterdam.
„Ze verafschuwen de gebeurtenissen, waarbij ook nog eens onschuldige omstanders in gevaar zijn gebracht”, schrijft hun advocaat Michael Ruperti in een verklaring namens de twee motorclubs. Het is zeer uitzonderlijk dat motorclubs openlijk afstand nemen van andere clubs of hun leden.
„De Black Sheep en Veterans zien zichzelf niet als een criminele motorbende”, zegt Ruperti. „Zij zijn zeker voor een strenge aanpak van motorclubs of hun leden die crimineel gedrag vertonen en het daarmee verpesten voor de goedwillende motorclubs.” De Black Sheep en Veterans benadrukken dat dit gedrag door eigen leden niet getolereerd zal worden en leidt tot een royement.’ (‘Reformatorisch Dagblad 8 april 2016).
Kijk, en dát is kameraadschap. Dát is broederschap. Je vrienden raken betrokken in een vechtpartij en niemand weet nog hoe het zit, zelfs de politie niet, en je distantieert je al van ze. Dat is pas échte broederschap. Kakelen als een kip zonder kop, nadat je lekker met je motorpakje door de stad mocht ronken. Lekker herrie maken, máár….wij zijn geen criminelen. Wij doen helemaal geen slechte dingen. Wij zijn ontzettend oké. De verklaring van Black Sheep MC en Veterans MC kwam daags na de vechtpartij in Rotterdam. Dat insinueert op zijn minst dat er niet door alle chapters van die twee ‘motorclubs’ is overlegd met alle leden over de naar buiten gebrachte statement. Er is dus bij beide clubs sprake van een soort piramidesituatie. Enige leiders spreken voor de andere leden. Dat is al iets wat in strijd is met de traditie en opzet van motorclubs.
De twee afstandnemers maken dus veel over zichzelf duidelijk. Ze hebben geen benul van hoe het er echt aan toe hoort te gaan binnen een motorclub en ze weten ook niet wat broederschap en respect is. Bij het eerste de beste vechtpartijtje piepen ze al. Ze nemen onmiddellijk de berichten in de door hen telkens van partijdigheid beschuldigde media serieus. Ja, nu wel. Het zijn dus ook geen onepercenters. Het zijn hobbyclubjes net als de Blue Knights MC en Lex Legio MC. Het zijn geen anarchisten on wheels. Het is geen levensstijl. Het zijn kleinburgers die bang zijn wat de buren denken.
En zo werd veel duidelijk na donderdag. Wat voor een paar mensen een vechtpartij was waarbij werd geschoten, was voor een ander een godsgeschenk waardoor hij zijn baan nog even kon houden, een ander had eindelijk weer eens een verhaal in de bijna niet meer gelezen krant staan, weer een ander kon lekker namens zijn baas uithalen naar motorclubs en het braafste jongetje van de klas kon eindelijk zijn onschuld uitroepen in de hoop weer met de gewone burgers mee te mogen doen. Eind goed, al goed.
O, en dat restaurant met de appelmoes? We weten nu allemaal dat Blijdorp niet alleen een diergaarde heeft maar ook een prachtig restaurant met een toekan voor de deur.
Update: Zowel Veterans MC als Black Sheep MC hebben laten weten dat het naar buiten gebrachte persbericht verkeerd is geïnterpreteerd door een journalist. Zij nemen via hun advocaat wel afstand van bepaalde gebeurtenissen, maar niet van bepaalde clubs.
Opmerking Dupont: Dat misverstand is niet achterhaald door een nieuw gezamenlijk persbericht. Het is ook volkomen zinloos om op deze manier jezelf proberen vrij te pleiten. De overheid heeft het voorzien op alle groepen mensen waarvan zij vinden dat ze ‘anders’ zijn. Of het nu gaat om krakers, hooligans, motorclubs of woonwagenbewoners. De nieuwe strijdwijze van de overheid heet ‘ondermijning’ en dat is een zoveelste poging om hard in te grijpen, terwijl het feitelijk gaat om iets dat heel vaag wordt omschreven. De gebeurtenissen in Rotterdam zullen zeker door deze overheid worden aangegrepen om verdere maatregelen te nemen. Het zijn dus feitelijk voor deze overheid welkome gebeurtenissen. Het is dus volslagen zinloos om er afstand van te nemen. Er zijn nog veel vragen in verband met ‘Rotterdam’ die nog niemand heeft gesteld. Bijvoorbeeld: Hoe kon de politie zo enorm snel ter plaatse zijn? Hoe kon de DSI zo snel ter plaatse zijn? Het aantrekken van al hun speciale uitrusting vergt al meer tijd dan het ter plaatse komen. Waarom waren uitgerekend op die dag de beveiligingscamera’s uitgeschakeld? Kan het zijn dat de politie heel goed wist wat er ging gebeuren en in de buurt heeft afgewacht? Ze hadden in dat geval dus al eerder kunnen ingrijpen. Kan het ook zijn dat de DSI wordt gebruikt op burgers om deze eenheid een realistische training te geven? Een week eerder was de DSI ook al betrokken bij een inval in een café met leden van No Surrender. Het feit dat uitgerekend de beveiligingscamera’s buiten werking waren is ook wel heel vreemd. Kan het zijn dat de zaal vooral vol zat met postende stillen die nu niet op herkenbare beelden willen figureren waaruit dan zou blijken dat ze niet hebben ingegrepen en ook dus van te voren wisten wat er ging gebeuren?
Zware maatregelen zonder effectApril 7, 2016
Alweer een jaar geleden dat Satudarah MC werd verboden in Duitsland. Weet u het nog? Dupont las er een Duitse krant over en zag hoe daar bij de zaak werd stil gestaan. Op 30-3-2016 schreef www1.wdr.de er een heel artikel over.
Satudarah werd verboden in heel Duitsland, maar dat was door een verbod in de deelstaat Noordrijn-Westfalen (NRW). Kunt u zich nog herinneren dat wij al eerder schreven over deze deelstaat? Het IPA-seminar over OMG’s? De speciaal opgerichte undercoverpolitiemotorbende Schnelles Helles MC? Allemaal in Noordrijn-Westfalen, de deelstaat die naast Hessen bekend staat als de strengst optredende deelstaat tegen motorclubs.
Thomas Jungbluth, de Kriminaldirektor bij het Landeskriminalamt Nordrhein-Westfalen en de expert in georganiseerde misdaad zegt er over: ‘Het verbod is een succes. De Satudarah-symbolen en vooral de colors mogen niet meer in het openbaar worden gedragen. Daardoor is het voor bikers veel moeilijker zichzelf nadrukkelijk neer te zetten en ook hun samenhang neemt af.’ Het is nog maar de vraag of deze Duitse jurist met zijn Wilders-look gelijk krijgt.
Wat betreft het nut van een clubverbod is bikerdeskundige Jörg Diehl sceptischer. Een verbod heeft meestal een zekere rechtvaardiging omdat ze daarmee de invloedsmogelijkheden van een bende ongedaan maken of verkleinen, en het milieu onzeker maken. Maar men moet niet de illusie hebben dat bikers daardoor worden bekeerd en terug in de legaliteit keren.’, zegt de ‘Spiegel Online-journalist, die zich al jaren bezighoudt met bikercriminaliteit.
In het geval van Satudarah wordt duidelijk dat een clubverbod een ‘relatief zwakke maatregel’ is. ‘Het is veel belangrijker de criminelen onder de bikers de gevangenis in te krijgen. Wanneer de leiders weer op vrije voeten komen, komt er zeker weer nieuwe aanwas’, zegt Diehl. ‘De rest van de troep gaat eenvoudigweg door. ‘Ik kan bijna zeker uitsluiten dat ook maar een enkel ex-lid nu een onbevlekt leven leidt.’ Volgens Diehl gaan de ex-leden voor eigen rekening verder als drugsdealer of pooier.
We hebben al gezien in het artikel van Dupont ‘Holle vaten…’ dat strenge maatregelen in Australië feitelijk helemaal geen effect hebben. De politie in Australië kan geen enkel succes aantonen na verschillende clubs verboden te hebben. Tegenstanders van een verbod vermoeden zelfs dat dergelijke zware maatregelen een averechts effect kunnen hebben. In Duitsland lijkt hetzelfde te gebeuren. Het verbieden van wat je niet aanstaat is niet alleen zeer kostbaar, maar lost de problemen niet op. In Noordrijn-Westfalen waren 540 politieagenten nodig om het verbod op Satudarah af te dwingen. Vandaag staat de politie van deze strenge deelstaat onder enorme druk door een probleem dat zij lange tijd waren ‘vergeten’. Veel agenten zijn vandaag nodig in de strijd tegen terreur.
De beste maatregel blijft dus gewoon goed rechercheren en alleen schuldigen aanpakken en opsluiten. En laat dat nou net één van de kenmerken zijn van een rechtsstaat?
Politiemotorbendes, provocatie en ongeoorloofde opsporingsmethodenApril 4, 2016
In enkele eerdere bijdragen van Dupont werd al uit de doeken gedaan hoe de Nederlandse politie, naar Amerikaans model, motorbendes opzette die gedrag, structuur en naar eigen zeggen ‘protocollen en tradities’ van de MC’s kopieerde. Kopieerde of pikte van de Hells Angels, als bedenkers van die structuren en regels die nu overal navolging vinden. Dupont vermeldde ook hoe in de Verenigde Staten al talrijke schietpartijen waren begonnen door leden van deze politiemotorbendes en hoe daar verschillende doden bij gevallen waren.
Een groep politieagenten die het leven zo saai vinden dat ze samen een motorbende gaan opzetten die dezelfde regels volgt, dezelfde structuren kent en dezelfde ‘protocollen en tradities’ als de Outlaw Motorcycle Gangs (OMG) die zij willen bestrijden. Op het thema politiemotorbende is een variatie die interessant is om te vermelden. Namelijk het vormen van een motorclub, alléén maar om andere motorclubs te provoceren en in de val te lokken. Bekend is het geval van een bogusclub die zo werd opgericht in de Verenigde Staten.
Na een dodelijke vechtpartij tussen leden van de motorclubs Hells Angels en Mongols in een casino in de Amerikaanse stad Laughlin, besloten de federale autoriteiten in 2002 een speciale operatie op te zetten tegen de Hells Angels, Operatie Black Biscuit. Een aantal speciaal geselecteerde federale agenten vormde samen een motorclub genaamd Solo Angeles CM, een bestaande motorclub die echter alleen bestond in Mexico. De federale agenten vormden een Amerikaans chapter van deze motorclub en probeerden in contact te komen met de Hells Angels.
De leden van de Solo Angeles CM werden zelfs proeflid van de Hells Angels en één van hen claimde later zijn Hells Angels-colors gekregen te hebben. Uiteindelijk was het resultaat van de operatie dat vijftig Hells Angels werden gearresteerd.
Of het het succes is van de Solo Angeles CM, of dat het misschien komt door de constante uitwisselingen van informatie, strategieën en opsporingsmethoden door politieagenten die internationaal informeel met elkaar omgaan, zoals aangetoond in eerdere artikelen van Dupont over IPA-Nederland en politiemotorbendes als Blue Knights MC, Lex Legio MC en LEMC Marshalls weten wij niet. Feit is dat de Amerikaanse cowboy-mentaliteit af en toe overslaat naar Europa. Wij tappen nu uit een artikel van tagesschau.de van 31 maart 2016. Nog maar even geleden dus.
Om bewijzen te krijgen tegen de Hells Angels in de Duitse stad Bonn, zette de Duitse politie een speciaal opgerichte motorbende in, genaamd ‘Schnelles Helles MC’. De politie had namelijk brieven ontvangen waarin melding werd gemaakt van agressief optreden van deze Hells Angels tegen andere motorclubs in hun gebied. Omdat de Hells Angels volgens de politie echter niet benaderbaar waren en erg discreet, was het moeilijk informatie en bewijzen te bemachtigen.
Voor Schnelles Helles MC werden politieagenten uit heel Duitsland aangeworven die aan bijzondere kenmerken moesten voldoen. Zij moesten zowel qua postuur als qua optreden voor echte bikers kunnen doorgaan. Een getuige vertelde later dat het ging om echte kleerkasten. Opzettelijk werd ook een logo ontworpen dat de Hells Angels moest provoceren. Zo leken lettertype en de kleuren veel op het logo van de Hells Angels. De politie ging ervan uit dat het de club kwaad zou maken.
Vervolgens gingen de politiebikers in het gebied dat zij toeschreven aan de Hells Angels regelmatig eten en drinken in een café. Zowel in het café zelf, als op de toegangswegen waren camera’s aangebracht en waakten collega’s. De enige reactie van de Hells Angels was dat na enige tijd enige leden van die club het bewuste café een bezoekje brachten. Omdat de leden van Schnelles Helles MC er zelf niet waren, vroegen ze aan de café-uitbater of die mannen van Schnelles Helles hier nog wel kwamen en of hij aan ze wilde vragen of ze hun logo en de letters wat wilden veranderen omdat het te veel leek op hun logo. Volgens de uitbater kwamen de mannen uiterst vriendelijk over.
Inmiddels is het Hells Angels chapter in Bonn door de autoriteiten verboden en moeten de leden van het chapter binnenkort voorkomen wegens wapenbezit, mishandeling en afpersing. In de aanklachten staat niets over een operatie van undercover-agenten, maar Schnelles Helles MC wordt wel meer dan vijftig keer genoemd. Waarnemers geven aan dat de Duitse politie zich op een smal pad heeft begeven. Undercover mag, maar uitlokking eigenlijk niet.
Nu wij de lezer een aardig verhaaltje hebben voorgeschotelt, even nog wat stof tot nadenken. Duitsland is dichterbij dan de Verenigde Staten. Ook in Nederland hebben ongeoorloofde opsporingsmethoden plaatsgevonden, denk nog maar aan de commissie-Van Traa. Maar wat vooral veel argwaan moet opwekken is het feit dat deze undercover-operatie plaatsvond in Bonn. Bonn ligt in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. En uitgerekend deze Duitse deelstaat doet samen met de Nederlandse, de Belgische en de Luxemburgse politie samen aan…..bestrijding van Outlaw Motorcycle Gangs.
Dupont schreef daar op 25 maart 2016 het volgende over in het artikel ‘Leugens maken de weg vrij voor een politiestaat’: Op 21 maart 2016 publiceerde het Team Justitie en Binnenlandse Zaken van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie het voortgangsrapport genaamd ‘Tackling Crime Together’. Het rapport kwam tot stand door samenwerking van politie en justitie in de Benelux en de Duitse deelstaat Nord Rheinland-Westphalen (NRW). De rapportage doet een aantal aanbevelingen om de geconstateerde misdadigheid van de Outlaw Motorcycle Gangs te bestrijden.
O, en dat seminar van de IPA-Nederland in Schloss Gimborn waar we het gisteren over hadden? Dat ligt ook al in Noordrijn-Westfalen. Het is maar dat u het weet!
Particuliere samenwerking tussen Nederlandse politie en mensenrechtenschendende landen om motorclubs te bestrijdenApril 3, 2016
In september 2016 organiseert de International Police Association IPA-Nederland weer een Nederlandstalig seminar in Schloss Gimborn in Deutschland. (http://www.ipa-nederland.nl/ipa-nederland/ibz-gimborn/) Het seminar is groots opgezet en zal deze keer gaan over de Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s).
De Nederlandse afdeling van IPA, die het seminar organiseert verwoord het zo:
‘De samenleving is in de laatste jaren veelvuldig geconfronteerd met criminaliteit en ordeverstoringen begaan door (leden van) Outlaw Motorcycle Gangs. De overheid is gaandeweg doordrongen van de ernst van de misdragingen. Dit heeft onder meer geleid tot een zero-tolerance beleid in de aanpak van deze vorm van criminaliteit. Door het optreden van politie, justitie en bestuur is inmiddels een duidelijker beeld ontstaan over criminele motorgroepen, hun werkwijzen en hun activiteiten.
In dit seminar wordt nader ingegaan op het verschijnsel Outlaw Motorcycle Gangs. Gestart wordt met een analyse en een overzicht van de situatie in Nederland en in de buurlanden. Thema’s als de ontstaansgeschiedenis van de motor groepen, hun samenstelling, en hun subcultuur zullen worden verkend. In het vervolg van het seminar zullen een aantal case-studies worden behandeld door inleiders vanuit de politie en het bestuur. Ook is voorzien in een case-study uit Duitsland. Het seminar beperkt zich niet tot louter beschrijvingen. Nadrukkelijk zal worden ingegaan op vragen over de aanpak van het fenomeen en welke instrumenten de overheid daarbij ter beschikking staan en welke mogelijk ontbreken. De opbouw van een informatiepositie binnen en rond de OMG vormt het laatste onderdeel van het seminar. Beoogd wordt om de leeropbrengst van dit seminar vast te leggen in een gezamenlijk artikel dat ter publicatie zal worden aangeboden aan een politievakblad. ‘
Het is een bekende taktiek van de (internationaal opererende) politieagenten. Een probleemstelling als vaststaand feit presenteren en daar dan ‘oplossingen’ bij aandragen. Zowel in de gepubliceerde politierapportages in Nederland alsook in het Handboek Outlawbikers dat is bestemd voor politieagenten is er sprake van het langdurig bespreken van de situatie in het buitenland. Zo ook hier. De IPA gaat nog een stapje verder, want voor de Nederlandse politieagenten die deelnemen aan het seminar wordt een zogenaamde ‘case-study’ gebruikt uit Duitsland. Komt dat omdat in Nederland geen goede voorbeelden zijn van criminaliteit en ordeverstoringen door OMG’s? Aan te nemen is dat de betreffende case-study niet zal gaan over motorclubs die deelnemen aan een Kika-run of het inzamelen van geld of speelgoed voor kinderen in het ziekenhuis. Er wordt dus bewust een negatief beeld geschapen.
Maar wat is die IPA nu eigenlijk? Een bezoek aan de website van de IPA verteld ons dat deze organisatie een particuliere organisatie is voor politiepersoneel. In vele landen zijn afdelingen, zo ook in Nederland. Wat zegt nu IPA Nederland over zichzelf?
‘De IPA is de grootste politievereniging ter wereld met in 2014 ruim 420.000 leden in 63 landen. Alle politiemensen uit democratische rechtsorden kunnen lid worden. Godsdienst, politieke overtuiging, rang, ras, geslacht spelen hierbij geen rol. De IPA vormt een bron van waardevolle contacten over de gehele wereld. De vereniging is gebaseerd op idealisme en vrijwilligheid en biedt hulp in normale- en noodsituaties. De IPA staat voor internationale vriendschap zonder onderscheid. De Nederlandse sectie heeft ruim 6300 leden.’
Dat de IPA niet heel erg secuur is bewijst wel het bericht over het aantal Nederlandse leden. Op een andere pagina van dezelfde website staat namelijk: ‘De IPA heeft momenteel wereldwijd meer dan 413.158 leden in meer dan 63 landen. Ons land heeft ruim 7500 leden.’
Een nogal fors verschil in het aantal leden.
Maar goed wij stappen naar het bericht op de website over de deelnemende landen. ‘Alle politiemensen uit democratische rechtsorden kunnen lid worden.’, bericht de site. En dat is mooi. Even verder vertelt de website ons welke landen lid zijn van de IPA. Naast een aantal redelijk onverdachte landen zien wij ook: Argentinië, Armenië, Brazilië, Kazakhstan, Kenia, Mexico, Mozambique, Pakistan, Peru, Sri Lanka, Swaziland, Turkije en Oekraïne.
Om de lezer duidelijk te maken of deze landen wel democratisch zijn en de mensenrechten worden geëerbiedigd, vlogen wij even over het internet en vonden enige markante rapportages en uitspraken:
Over de mensenrechten in Argentinië zei Brigitte Adriaensen van de Radboud Universiteit op 14 maart 2016: ‘Mensenrechten gaan hard achteruit onder beleid van Mauricio Macri (de nieuwe president)’.
“Mensenrechten dagelijks geschonden in Armenië” volgens de website van de School voor Journalistiek op 11-12-2012.
‘Brazilië schendt mensenrechten bij voorbereiding WK en Spelen’ in Ravage (27-5-2013).
‘Marteling nog steeds wijdverbreid in Kazachstan’. Amnesty International op 11-7-2013.
‘Mensenrechtenactivisten worden regelmatig lastig gevallen door de politie en zonder een rechtmatig proces vastgehouden, gechanteerd en blootgesteld aan geweld’. Peace Brigades in een artikel uit 2008 www.peacebrigades.nl
‘Vandaag de dag is Mexico een gevaarlijk land voor verdedigers van de mensenrechten. Door het verrichten van hun werk krijgen ze regelmatig te maken met onwettige arrestatie, opsluiting onder valse voorwendselen, fysieke aanvallen, intimidatie en zelfs moord. In sommige gevallen zijn de Mexicaanse autoriteiten verantwoordelijk voor het vervolgen van mensenrechtenverdedigers en in andere gevallen zijn het onbekenden, waarbij de regionale en de federale autoriteiten door politieke onwil verzaken om op te treden tegen de daders.’ www.peacebrigades.nl
‘Mozambique: Duizenden vast onder slechte omstandigheden’. Amnesty International 23-11-2012.
‘Mensenrechten: ‘We maken kleine stapjes, maar de agenda is nog niet af’,volgens Jeannette Seppen, de Nederlandse ambassadrice in Pakistan vorig jaar op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
‘Mensenrechten zijn ondergeschikt aan de economische belangen van bedrijven en Peruaanse staat.’ Mondiaal Nieuws op 1 oktober 2014.
‘Mensenrechten in Sri Lanka verslechterd’ De Telegraaf 20 mei 2013.
‘Swaziland: aanvallen op vakbondsactivisten worden opgevoerd. De laatste absolute monarchie van Afrika heeft zijn aanvallen op vakbonden en activisten geintensiveerd. Politieke partijen in Swaziland zijn verboden en oppositieleider Mario Maseku (PUDEMO) en jeugdleider Maxwell Dlamini zijn slachtoffer van willekuerige detentie. Mensenrechtenadvocaat Thulani Maseko en journalist Bheki Makhubu zijn veroordeeld tot 2 jaar cel omdat ze aan de kaak hadden gesteld dat de rechtspraak niet onafhankelijk is.’ In een artikel van vakbond FNV op Mondiaal FNV Noord 29-3-2015.
‘EU gealarmeerd over schendingen mensenrechten in Turkije’ (Nu.nl op 10 november 2015).
‘VN signaleert schendingen mensenrechten in Oekraïne’.(nu.nl op 15 april 2014)
In een aantal van de genoemde landen is ook het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken actief om de mensenrechten te bevorderen door kleinschalige projecten te financieren. Een andere indicatie dat het met de mensenrechten en de ‘democratische rechtsorde’ in deze landen niet bepaald meevalt.
Duidelijk is dat wanneer overheden betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen de politie en het leger daaraan deelnemen. Dat de contacten verder gaan dan alleen het noemen van een aantal landen op internet bewijst wel het bezoek dat een Turkse delegatie bracht op 19 februari van dit jaar en die werd ontvangen door IPA-bestuursleden Taal en Korsel. De foto die hiervan werd gemaakt en op Facebook werd geplaatst, werd meteen ‘geliked’ door PvdA-er Wim Cornelis.
De volgende vraag is natuurlijk wie er in het bestuur van IPA Nederland zitten. Enkele opmerkelijke vondsten: Vice-voorzitter Wim Cornelis is oud-burgemeester van Gouda voor de PvdA en is Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In 2010 raakte hij ernstig in opspraak na het bouwen van een huis in het buitenland en verliet een jaar later zijn burgemeesterspost. Penningmeester Bert van der Wal is oud-politieman en ook al Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Bestuurslid Beleid Wim Olieman is manager Bureauplanning van de Apeldoornse Politieacademie. Om er maar een paar te noemen.
De seminarleiding is in handen van Patrick Reinerink, Albert Roskam en Michiel Holtackers. Patrick Reinerink is politieagent in actieve dienst in Vriezenveen, Albert Roskam werkt bij politie Twente en Michiel Holtackers zit namens het CDA in de Tweede Kamer en was werkzaam als docent op de Politie Academie.
Op het seminar worden lezingen gegeven door een uitgelezen gezelschap: professor Cyril Fijnaut van de Universiteit van Tilburg, Henk Waarsing, in actieve dienst bij politie-eenheid Oost-Nederland, Rianne Verwijs die in dienst is als projectleider OMG bij het LIEC, Lian van Sinten die werkt als eenheidscoördinator OMG in de politieregio Oost-Brabant en George Kroese die werkt als strategisch analist taakaccent OMG bij de politie-eenheid Limburg.
We zetten even een aantal zaken op een rijtje voor u. Een particuliere organisatie waarvan 7500 Nederlandse politiemensen en oud-politiemensen lid zijn die gezeteld is in meer dan 14 landen waar de democratische rechtsorde een lachertje is, die zelfstandig met een probleemstelling komt over Nederlandse motorrijdende burgers die zij vervolgens willen gaan oplossen, waarbij Nederlandse politiemensen en politie-officieren met vertrouwensfuncties namens de Nederlandse politie en een Nederlands parlementariër van het CDA hun verregaande medewerking mogen geven. In het bestuur van deze organisatie die dus blijkbaar vindt dat de ‘democratische rechtsorde’ in de bovengenoemde landen wel in orde is, zitten gepensioneerde politie-officieren, docenten en managers van Nederlandse politieacademies, een gesjeesde PvdA-politicus en van belangenverstrengeling beschuldigde burgemeester en maar liefst twee koninklijk onderscheiden Ridders in de Orde van Oranje Nassau. Op foto’s van IPA-bijeenkomsten is te zien hoe de straatarme politieambtenaren in dienstkleding moeten rondlopen om hun eigen kleding niet te verslijten. Overigens geeft IPA Nederland specifiek aan dat leden van de AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheids Dienst) ook lid mogen worden.
Het seminar kost 200 euro per persoon, maar het IPA vindt het zo belangrijk dat Nederlandse deelnemers (alleen politiemensen) gratis mogen deelnemen. Krijgen ze hiervoor subsidie van de Nederlandse overheid? Lijkt dit op beïnvloeding of niet? Heeft de IPA-Nederland voorrechten in Nederland? Krijgen zij gratis zaaltjes, materiaal, gratis de beschikking over in dienst zijnd politiepersoneel? Op welke wijze worden zij nog meer gefaciliteerd?
Het IPA wil graag onderlinge banden tussen politieagenten in verschillende landen aanhalen en informeel informatie uitwisselen. Komt er nu informatie die wordt verzameld door verdachte staandehoudingen in Nederland via een niet-aangemelde politiedatabank over ‘Outlawbikers’ terecht in landen waar eigenlijk helemaal geen mensenrechten zijn? En welke ander informatie van de politie komt op deze manier in het verdachte buitenland terecht? Komt er ook informatie terecht bij de Nederlandse politie op deze manier?
Dupont berichtte enkele dagen geleden in zijn blog over de ‘appende’ politieagenten bij een grensovergang na de terroristische aanslagen in België. Blijkbaar besteedt de politie liever aandacht aan motorrijders en motorclubs waarvan er tot op heden geen enkele verboden is.
Verbaast het de lezer dat de IPA ook zijn eigen motorclub heeft? Dit is de IPA MC. Hier de reactie van de politiemotorbende Blue Knights MC Nederland op hun website: ‘In 1989 waaide het enthousiasme voor politiemotorclubs over naar Europa, nadat enkele collega’s via de International Police Association (IPA) contact hadden opgenomen met collega’s uit de U.S.A.’
U kunt gerust gaan slapen!March 31, 2016
Vorige week alweer. Er zijn juist verschillende terroristische aanvallen geweest op het Brusselse vliegveld en een metrostation. De Nederlandse overheid kondigt extra grenscontroles aan en er zijn files bij sommige grensovergangen.
Het is voormiddag. Ik rijd met mijn benzineslurper een kleine grensovergang over België in. Ik moet in de buurt zijn en ik maak graag van de gelegenheid gebruik even wat sigaretten te kopen, een paar flessen drank en natuurlijk ga ik nog even tanken. Dat tanken scheelt me 20 cent per liter.
Precies op de grens staat een Nederlandse politiewagen die schuin in de berm staat. De neus richting Nederland. In de wagen twee agenten. Ik aarzel wanneer ik ze zie. Ik heb dan wel niets te verbergen, maar dat weten die agenten niet. Straks sta ik met mijn sigaretjes, flessen Bacardi en jerrycans in de motregen uit te leggen dat ik geen terrorist ben.
Ik ga toch maar mijn boodschappen doen en rijd minder dan een half uur later terug naar Nederland. Van een afstandje zie ik ze al staan. Nog steeds in hun politiewagen. Terwijl ik erlangs rijd kijk ik in de wagen. Twee agenten zitten in de typische houding die vroeger werd geassocieerd met het stiekem lezen van een pornoboekje. Naar beneden kijkend hebben de heren geen enkele aandacht voor het verkeer dat veel langzamer dan anders de grensovergang voorbijrijd. Ik begrijp dat de heren zitten te ‘appen’.
Er zijn terroristische aanvallen gepleegd en er zijn daarbij tientallen doden en gewonden gevallen. De Nederlandse overheid stelt extra grenscontroles in om te voorkomen dat terroristen het land binnenkomen. De agenten die de grens controleren zitten te ‘appen’ en kijken niet op of om. Ik kijk nog even in mijn achteruitkijkspiegel en trap op het gaspedaal. Ik ben gerustgesteld. Nederland is veilig.
Thuis vertel ik het aan een vriend. Die kijkt een beetje beteuterd en stelt me een paar vragen. Ik heb te vroeg gejuicht. Is Nederland veilig? Wie worden er eigenlijk aangehouden bij grenscontroles na een terroristische aanval door moslims? Hoogblonde vrouwen in Poolse vrachtwagens? Bejaarde Duitsers die naar het strand gaan? Of hebben de heren het vooral voorzien op voorbijjakkerende donkere Middellandsezee-types met lange baarden en hoofddoeken met kalashnikovs uit het raampje?
Vandaag werd bekend dat de constante politierazzia’s in België en Frankrijk een waterbed-effect kunnen hebben op Nederland. Het zou kunnen zijn dat er zich nu moslimextremisten gaan schuilhouden in Nederland. Het zou kunnen.
Ik ga voorlopig maar niet meer in België tanken. Dat is in ieder geval zeker.
Een rechtstreekse aanval op onze vrijheidMarch 27, 2016
Vorig jaar December deed een rechter de volgende uitspraak: ‘Verkeerscontroles hebben een ander doel dan het doen van opsporingsactiviteiten.’ We mogen er van uitgaan dat de Nederlandse politie zich houdt aan een rechterlijke uitspraak. Of toch niet?
Leden van motorclubs weten dat de politie zogenaamde ‘Algemene Verkeerscontroles’ houdt zodra een politieagent ziet dat er leden van een motorclub rijden op de motor of in de auto. Deze bikers worden staande gehouden zonder dat er sprake is van strafbare feiten. Wat wil de politie nu precies met dat staande houden bereiken? Wat zijn de gegevens die zij verzamelen en waarom?
Politieagenten zijn in het bezit van een speciaal handboek met richtlijnen over motorclubs. Dit is het ‘Handboek Nederlandse 1%-motorclubs (ongedateerd). Wij hebben via een WOB-verzoek geprobeerd in bezit te komen van dit handboek. Dit is maar ten dele gelukt. Alleen delen van het handboek zijn opgestuurd. Wij kwamen echter toch in het bezit van het volledige handboek. Het is samengesteld door Politie Nederland in samenwerking met Europol. In dit handboek wordt specifiek opgeroepen om leden van motorclubs te controleren:
Al op bladzijde 4 van het handboek staat wat de doelstellingen zijn: ‘Het doel van dit handboek is tweeledig: het bieden van een basisrichtlijn voor politieambtenaren (surveillanten en/of rechercheurs) die niet direct betrokken zijn bij MC-zaken, maar wel werken in een omgeving waar MC’s aanwezig zijn. Het document biedt hen basiskennis over de organisatie en activiteiten van MC’s en brengt ze op de hoogte van de bestaande kanalen voor het uitwisselen van informatie over dit fenomeen; het creëren van bewustzijn omtrent 1%-motorclubs en hun leden onder al het handhavingspersoneel en het beiden van een bredere kijk op de werkwijze van deze groepen en de reikwijdte van hun activiteiten.’
Op bladzijde 14 staat ‘Het is belangrijk dat politieambtenaren weten hoe ze een motor kunnen identificeren en hem kunnen checken in de verschillende databases.’ Welke databases? Wij komen daar later nog op terug.
Op bladzijde 15 staat: ‘Belangrijk. Als je een MC-lid met een motor controleert, is het belangrijk aandacht aan deze controle te besteden en alle informatie over het voertuig te noteren, evenals de persoonsgegevens van de gebruiker. Stuur die gegevens vervolgens naar de op dit gebied gespecialiseerde eenheid, zodat deze verder actie kan ondernemen.’
Op bladzijde 19 staan onder het kopje ‘MC-specifiek beleid’ richtlijnen voor alle politieagenten: ken je pappenheimers: kijk op intranet naar de foto’s van de (bekende) leden van de MC’s binnen je district; weet wie de belangrijkste leden zijn en waar de clubhuizen/hangplekken zich bevinden! Meld contact met MC-leden altijd bij de meldkamer en geef locatie, tijdstip en kenteken door; spreek waar mogelijk de hoogste in rang aan van de groep die je tegenkomt, al dan niet via de woordvoerder. Vraag hier duidelijk naar; laat je niet verleiden tot ‘vriendelijke foto’s/ filmmateriaal van jezelf met leden van de MC’s; probeer bij het signaleren van (leden van) MC’s zoveel mogelijk informatie te verzamelen en te registreren. Denk daarbij aan je ( lokale) inwinplan. Let daarbij op: personalia, uiterlijke kenmerken, patches op de colours, aanwezige personen/voertuigen, kenmerken/kenteken van voertuig, mogelijk sociaal CV (hobby’s, verblijfplaatsen en dergelijke), probeer waar mogelijk (on)opvallend video- of fotomateriaal te verzamelen, let op mogelijke voertuigen ter plaatse, het is bekend dat er in veel gevallen supportauto’s zijn die mogelijk wapens e.d. vervoeren.’
Samenvattend stellen wij vast dat enerzijds de politieagenten basiskennis over motorclubs wordt bijgebracht en anderzijds wordt opgeroepen informatie te verzamelen en door te geven via ‘de bestaande kanalen voor het uitwisselen van informatie over dit fenomeen’. Voor dat doorgeven van informatie zijn er dus ‘bestaande kanalen’. Er is dus een databank en het verzamelen van informatie is geïnstitutionaliseerd, want er zijn ‘bestaande kanalen’ om die informatie door te geven.
De politieagenten die niet direct betrokken zijn bij MC-zaken worden aangezet informatie te verzamelen en daarvoor dus controles te houden. Om ze dat te laten doen, wordt door het handboek ‘bewustzijn gecreëerd’. Hoe worden de politieagenten bewust gemaakt van die bikers? Op verschillende bladzijden komen wij uitspraken tegen die de politieagent bewust moeten maken. Zo staat er bijvoorbeeld op bladzijde 19 dat ‘er in veel gevallen supportauto’s zijn die mogelijk wapens e.d. vervoeren’. Erg gevaarlijk dus eigenlijk voor de controlerende agent. Op bladzijde 20 zien wij: ‘Kortom, de MC’s kunnen met recht betiteld worden als organisaties waar criminelen lid van zijn.’ Er wordt dus doelbewust door een officieel handboek stemming gemaakt tegen motorclubs en hun leden. Want, ook leden van voetbalclubs kunnen crimineel zijn, of leden van de VVD (zoals wij in een eerder blog al aantoonden).
De agent wordt dus niet alleen ‘bewust’ gemaakt, maar ook bang. Criminelen die zich misschien wel laten volgen door auto’s met wapens e.d. erin. En dit allemaal om de agent, die verder niets te maken heeft met motorclubs, duidelijk te maken hoe belangrijk het is dat hij hoe dan ook informatie verzamelt en doorgeeft. Bovendien wordt de agent aangespoord ook op andere manieren informatie tot zich te nemen en door te geven. Fotograferen, stiekem filmen.
Hoe is nu dit handboek tot stand gekomen? Het boekje heeft 24 bladzijden. Op veel van die bladzijden staat informatie afkomstig uit het buitenland. Het boekje spreekt verschillende malen van ‘de literatuur’ over motorclubs. Wij kijken dus maar eens naar de bronnen die zijn gebruikt voor het handboek. Aan het eind van het handboek worden negentien bronnen genoemd waaruit de informatie in het handboek is gedestilleerd. Twee van die bronnen zijn publicaties van Europol, twee andere zijn afkomstig van de KLPD, er zijn twee Nederlandse boeken (waarvan één van oud-politieman John van den Heuvel), één verslag van de Nederlandse parlementaire enquete geschreven door prof. Fijnaut waarin ook wordt gesproken over motorclubs, één Duitse en negen Amerikaanse boeken. Van de negentien bronnen zijn er dus maar liefst twaalf afkomstig uit het buitenland. Vooral de Amerikaanse ‘literatuur’ zijn gewoon boeken die in de boekhandel verkocht worden. Bovendien zijn een aantal van die bronnen vrij gedateerd, één bron is zelfs uit 1966, en hebben sommigen een zeker ‘Arendsoog-gehalte’.
‘Een organisatie moet elke verwerking van persoonsgegevens melden, bijvoorbeeld wanneer de organisatie persoonlijke gegevens opvraagt, gebruikt of verspreidt. De meldingen van de verwerking van persoonlijke gegevens zijn openbaar, dit is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP).’(www.rijksoverheid.nl) Deze melding moet worden gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit is wat de Rijksoverheid op zijn eigen site zegt over het bestaan van databanken. Databanken moeten niet alleen worden aangemeld, degenen waarover in die databank informatie wordt vastgelegd moeten ook op de hoogte worden gesteld en zij moeten in staat worden gesteld om die informatie te rectificeren. Wie garandeert dat de informatie over leden van motorclubs in de databank correct is? Dus de databank is niet alleen niet aangemeld, de personen in die databank worden ook niet op de hoogte gesteld.
Samenvattend:
- Politiemensen lopen rond met een bikerhandboek waarin stemming wordt gemaakt over misdaad en wapens, zodat een politieagent flink nerveus kan worden bij het zien van leden van motorclubs.
- Agenten die niet zijn betrokken bij bikers of MC’s worden aangezet om toch informatie te verzamelen over bikers voor een niet-aangemelde databank.
- De bronnen van het bikerhandboek zijn deels gedateerd, hebben alleen betrekking op het buitenland of hebben een ‘Arendsoog-gehalte’.
- Het handboek zelf gaat voor een gedeelte over motorclubs in het buitenland. Ook de informatie van Europol is afkomstig uit het buitenland en gaat niet over de situatie in Nederland.
- Verkeerswetgeving wordt gebruikt voor doeleinden die niets te maken hebben met verkeersveiligheid. Er is daarover een rechterlijke uitspraak.
De vraag is nu wat er wordt gedaan met alle informatie die door de politie zo nauwgezet wordt verzameld. Tot op heden is nooit gebleken dat die informatie wordt getoetst door de bikers zelf in kennis te stellen. Er is nog geen enkele motorclub verboden door een rechter. Waarom dus wel informatie verzamelen? Wat gebeurt er met de informatie?
Uit tal van uitspraken van de politie zelf blijkt dat informatie wordt gedeeld met de FIOD, de belastingdienst, de gemeentelijke basisadministratie of zelfs de douane. Het is bijna onmogelijk voor leden van Nederlandse motorclubs om een visum te krijgen voor de Verenigde Staten. Hoe weet men daar wie er lid is van een MC? Informatie over MC-lidmaatschap wordt gedeeld met Interpol en Europol. In Nederland kunnen leden van MC’s heel moeilijk aan een pas komen om beveiligingswerk of portierswerk te verrichten. Leden van MC’s kunnen niet in dienst komen bij de overheid en wanneer zij er al werken levert dat problemen op en worden zij onophoudelijk onder druk gezet. Leden van motorclubs krijgen geen Verklaring omtrent gedrag (VOG). Wijkagenten gaan thuis langs bij leden van motorclubs om ze te laten weten dat de politie weet dat ze lid zijn van een MC. Politieagenten gaan langs bij werkgevers om ze te wijzen op het feit dat een personeelslid lid is van een MC. Agenten gaan langs bij instellingen waar leden van MC’s met een bijstandsuitkering vrijwilligerswerk verrichten om ze op de situatie te wijzen. Huiseigenaren die panden verhuren aan motorclubs worden gewezen op het gevaar van de motorclub in hun pand. Eigenaren van feestzalen worden onder druk gezet met informatie uit de politiedatabank. Agenten houden leden van motorclub staande, ‘omdat ze in de landelijke databank zitten’. Het wordt dus een cirkel.
Er wordt door de politie informatie verzameld over organisaties die niet zijn verboden. De informatie wordt niet getoetst. De databank is niet aangemeld. De informatie wordt gebruikt voor doeleinden die helemaal niet relevant zijn voor enige opsporing. Duidelijk blijkt namelijk dat verkeerscontroles worden ingezet om informatie te verzamelen. Er is dus helemaal geen sprake van strafbare feiten of verdenking daarvan. Informatie wordt wel gebruikt om leden van motorclubs ernstig te hinderen. Niet te hinderen bij het plegen van strafbare feiten, maar te hinderen bij het gewoon deelnemen aan de maatschappij. Werk, vrije tijd, hobbies, vakantie, woonsituatie en familie worden door de politie betrokken bij het bestrijden en lastig vallen van mensen die niet de wet overtreden, maar dat misschien volgens de politie op een dag wel zouden kunnen doen. Daarvoor beroept de politie zich op bronnen uit het buitenland die gedateerd zijn en soms onbetrouwbaar en worden door de rechter verboden technieken gebruikt om gegevens vast te leggen in een niet-aangemelde databank.
Saillant detail is dat motorbendes van politieagenten nergens worden genoemd in het handboek. Er is blijkbaar geen enkele noodzaak leden van Blue Knights MC, LEMC Marshalls of Lex Legio MC staande te houden voor registratie van kentekens, persoonlijke gegevens of voertuigkenmerken. Dat deze politiemotorbendes rondrijden met exact dezelfde kenmerken als de echte MC’s en het gedrag van de echte MC’s kopieëren heeft daarop blijkbaar geen effect. Voor hen geldt: ouwe jongens krentenbrood!
Na de recente aanslagen in Frankrijk en België sprak premier Rutte van een rechtstreekse aanval op onze vrijheid.
Welke vrijheid?
(Voor de fans: http://1percent.nl/PDF/Handboek1percentMCsInNederland.pdf)
Leugens maken de weg vrij voor een politiestaatMarch 25, 2016
Op 21 maart 2016 publiceerde de het Team Justitie en Binnenlandse Zaken van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie het voortgangsrapport genaamd ‘Tackling Crime Together’. Het rapport kwam tot stand door samenwerking van politie en justitie in de Benelux en de Duitse deelstaat Nord Rheinland-Westphalen (NRW). De rapportage doet een aantal aanbevelingen om de geconstateerde misdadigheid van de Outlaw Motorcycle Gangs te bestrijden. Deze OMG’s worden overigens in dit rapport opnieuw anders genoemd. Nu zijn het OMCG’s (Outlaw Motor Cycle Gangs), waar het vroeger OMG’s waren (Outlaw Motorcycle Gangs).
Wat veel ernstiger is dan onenigheid of verwarring over afkortingen om motorclubs aan te duiden is het feit dat de meeste maatregelen die worden aanbevolen in dit internationale verband gebaseerd zijn op aannames, leugens en al eerder weerlegde aantijgingen. Wij geven hiervan enige voorbeelden.
Op bladzijde 7 lezen wij: ‘Politiekorpsen en justitiële instanties in de Benelux Unie maken melding van een toename van geweld en gebruik van vuurwapens en zelfs explosieven door OMCG・s. Leden van OMCG・s zijn maar al te vaak actief in de grootschalige productie van en handel in soft- en harddrugs, illegale prostitutie, afpersingen en gewelddadige vergeldingsacties. OMCG・s hebben een sterk ontwrichtend effect op het maatschappelijk en economisch verkeer in steden en gemeenten in de Europese Unie, alsook in de Benelux Unie en de Euregio Maas-Rijn.’
Explosieven? Dat is voor het eerst dat wij horen van het gebruik van explosieven. Er zijn tegen enige leden van de Bandidos MC in Nederland wel aanslagen geweest, maar deze leden en de president van de club, de heer Harrie Ramakers, hebben verschillende malen benadrukt dat deze aanslagen niets te maken hebben met geweld tussen motorclubs onderling. Justitie in Nederland heeft het tegendeel nog niet bewezen.
Dat leden van OMCG’s ‘maar al te vaak’ actief zijn is een uitspraak die niet wordt ondersteunt met feiten. Kom maar eens met welke clubs en welke feiten. ‘De OMCG’s hebben een sterk ontwrichtend effect’ is ook al weer zo’n uitspraak die niet wordt ondersteund met een enkel feit en een sterk suggestief karakter heeft.
Op bladzijde 11 lezen wij meer aantijgingen: ‘OMCG・s zijn sterk betrokken bij de georganiseerde misdaad
en verstoringen van de openbare orde. De Nederlandse multidisciplinaire aanpak van OMCG・s begon in
2012. Hiermee werd gestart als reactie op de toenemende spanningen tussen verschillende OMCG’s en verstoringen van de openbare orde door geweld en intimidatie door de OMCG’s.’
Betrokkenheid bij de georganiseerde misdaad moet eerst nog maar eens bewezen worden en bovendien zal dat dan niet gelden voor alle clubs die in dit rapport worden genoemd. Bovendien is er nergens bewijs dat clubs als club betrokken zijn bij misdaad of dat het de persoonlijke initiatieven betreft van afzonderlijke leden van clubs. Er is tot zover nog geen enkele club in Nederland die ooit is verboden door een rechter.
Laat men eens enkele voorbeelden geven van verstoringen van de openbare orde, met name van ‘geweld en intimidatie’.
Op bladzijde 12 lezen wij: ‘OMCG・s trachten cafés over te nemen door intimidatie of afpersing. Ze trachten ook cafés te dwingen om leden van OMCG’s in dienst te nemen als uitsmijters. Uitbaters van horecagelegenheden worden geïnformeerd over de risico・s en worden ook aangemoedigd om intimidatie en afpersing te melden aan de overheid.’
Ook hier wordt er voor waar gepubliceerd wat de politie in Nederland al veel langer roept. Er zijn nog steeds geen concrete voorbeelden genoemd en bovendien staat opnieuw ter discussie of dit dan zou worden gedaan door clubs of alleen individuele leden van clubs. Bovendien wordt niet gepreciseerd welke clubs zich hieraan schuldig zouden moeten maken. Moeten alle clubs lijden onder de gedragingen van enkele leden van een andere club?
Op bladzijde 21 lezen wij opnieuw een leugen die telkens opnieuw wordt herhaald: ‘In de problematiek met de HAMC in Kerkrade is er besloten dat de burgemeester wordt beveiligd. Zijn collega in Maasmechelen (België) moet dit in de krant lezen. Hij zoekt hieromtrent de publiciteit in België en vraagt zich af hoe het kan dat een collega van hem op nog geen 30 kilometer afstand bescherming krijgt omdat hij problemen heeft met OMCG・s, zonder dat hij hiervan op de hoogte wordt gebracht. Immers in zijn gemeente zijn chapters van rivaliserende OMCG・s gevestigd. Een van die OMCG・s is de HAMC.’
Dupont heeft herhaaldelijk gewezen op het feit dat de burgemeester van Kerkrade niet is bedreigd door de HAMC (Hells Angels Motorcycle Club). In eerste instantie zei burgemeester Jos Som in een interview dat hij helemaal niet wist uit welke richting de bedreigingen kwamen, later zei hij dat de officier van justitie hem had gezegd onder te duiken. Bedreigingen waren dus in ieder geval niet rechtstreeks en Jos Som wist helemaal niet waar het vandaan kwam. Later kwam hij in een interview met het gegeven dat het ging om ‘motorjasjes’. Iets waarvan helemaal geen sprake was in eerdere interviews. Ook de bedreigingen aan het adres van zijn dochter, de eigenaresse van Café Suus, hebben niet plaatsgevonden.
Wel worden bovenstaande ‘bedreigingen’ gebruikt om te benadrukken dat er internationaal moet worden samengewerkt, omdat de burgemeester van een Belgische gemeente die 30 kilometer verder weg ligt in zijn gemeente ook rivaliserende motorclubs heeft. Niet-gebeurde bedreigingen die plaatsgevonden zouden hebben door een motorclub omdat hun clubhuis werd gesloten worden in verband gebracht met een gemeente over de grens die toevallig ‘rivaliserende OMCG’s’ binnen zijn gemeentegrenzen heeft.
Maatregelen die worden getroffen door het samenwerkingsverband van Duitse, Belgische, Luxemburgse en Nederlandse autoriteiten berusten helemaal niet op feiten, maar op leugens, valse aannames, geruchten en valse beschuldigingen. De deelname van de Duitse overheid aan deze gang van zaken verbaast niets. Zij hebben veel ervaring met het vals beschuldigen van bevolkingsgroepen en het vervolgen daarvan.
Voor wie het hele rapport wil lezen: http://www.eu2016.nl/documenten/publicaties/2016/03/21/tackling-crime-together
De biker als ideale zondebokMarch 22, 2016
Vorig jaar schreeuwde de Kerkraadse burgemeester Jos Som moord en brand toen het Openbaar Ministerie hem waarschuwde dat hij werd bedreigd. Hoewel Jos Som eerst nog verklaarde dat onbekend was uit welke hoek de bedreigingen afkomstig waren, riep hij later dat het om ‘motorjasjes’ ging. Dat kwam hem dan ook heel goed uit, want nadat zijn dochter, de eigenaresse van Café Suus, zogenaamd bedreigd zou zijn door Hells Angels, besloot Jos Som het clubhuis van die motorclub te sluiten. Achteraf bleek dat zijn dochter helemaal niet was bedreigd. Het clubhuis was toen al dicht, de burgemeester had zijn gezicht gered en er kon weer een dossiertje toegevoegd worden aan de bestrijders van motorclubs.
Omroep Brabant berichtte op 11 maart 2016 hoe de fantaserende officier van justitie Lucas van Delft zelf bedreigingen verzon en doorgaf via Meld Misdaad Anoniem. ‘Volgens Van Delft zou hasjbaas Van Laarhoven leden van de motorclub Satudarah hebben ingehuurd om Van Delft te bedreigen. Advocaat Taco van der Dussen, die Van Delft vertegenwoordigt, en het Landelijk Parket willen niet reageren omdat het strafrechtelijk onderzoek tegen de ervaren officier nog loopt. De crimefighter zit vanwege de vermeende bedreigingen al ruim vier maanden thuis.’ Het artikel brengt perfect de tegenstellingen aan het licht. Bedreigende leden van motorclub Satudarah enerzijds en de ‘ervaren crimefighter’ anderzijds. Het moet dus haast wel waar zijn.
Op 10 maart 2016 berichtte De Telegraaf dan weer dat de burgemeester van Heerlen ternauwernood had kunnen voorkomen dat een beruchte motorbende zich had gevestigd in het Limburgse kerkdorp. De burgemeester wilde de naam van de ‘motorbende’ niet noemen, zelfs niet aan de gemeenteraad. Het zit er dan ook in dat die gemeenteraad hem niet zou geloven wanneer hij toch opening van zaken zou geven. Wat de burgemeester ook zei was dat ‘Den Haag’ niet genoeg handvaten gaf om de ‘motorbendes’ te bestrijden. Het geroep van burgemeester Krewinkel had dus ook een politiek doel en was een boodschap om hulp aan de regering.
Zo worden motorclubs tegen wil en dank en geheel buiten hun eigen handelen en medeweten betrokken in tal van dossiers. Onderzoeken gaan lopen, clubhuizen worden dichtgetimmerd en de burger kruipt angstig weg na de zoveelste subjectieve berichtgeving. Maar er gaat altijd baas boven baas. Sommige mensen gaat echt geen zee te hoog om hun daden te rechtvaardigen. En laat nou uitgerekend weer een politieman daarvan het voorbeeld geven.
Want 1Limburg bericht op 17 maart 2016: ‘De 54-jarige politieman C.P. heeft volgens het OM vorig jaar “onnodig vuurwapengeweld gebruikt tegen een man die psychotisch was, en niet wist wat hij deed. Op 31 mei vorig jaar schoot P. een verdachte in zijn benen. De man uit Sittard zou in Susteren vuurwerk tegen een voordeur hebben gegooid. Na een korte achtervolging loste P. een waarschuwingsschot, maar daarop reageerde de man niet. De agent schoot de verdachte daarop in zijn benen. Na onderzoek door de Rijksrecherche besloot het Openbaar Ministerie (OM) om de agent te vervolgen. Het Openbaar Ministerie liet tijdens de zitting weten een psychiatrisch rapport over de agent te laten opstellen. Volgens de verdediging was de politieman nog gespannen van de acties tegen motorbendes afgelopen jaar, en kampte hij met PTSS, een post traumatisch stress syndroom.’
Als politieman schiet je zomaar een man met psychische problemen neer die hard wegloopt en feitelijk niets heeft gedaan en dan zeg je dat het komt door de spanningen van die ‘motorbendes’. Dit is natuurlijk een open deur voor andere verdachten van een zeer ernstig misdrijf. Je zegt gewoon dat je erg in de war bent geraakt van ‘motorbendes’. De kranten staan er vol mee en het eist gewoon zijn tol.
1Limburg gaat verder: ‘Uit onderzoek bleek later dat de verdachte helemaal geen vuurwerk tegen de deur had gegooid, maar een steen. De bewoner had in paniek de politie gebeld met de mededeling dat iemand vuurwerk tegen zijn deur had gegooid. De politie schakelde vervolgens via vuurwerk naar motorbendes.’
‘De politie schakelde vervolgens via vuurwerk naar motorbendes’? Wat is het verband? Is er sprake van zodanige berichtgeving, ook binnen de politie zelf, dat de agenten geloven wat er in al die politierapportages staat over motorclubs? Dan kan er binnenkort ook maar zo een lid van zo’n motorclub worden neergeschoten. Een agent in de war maakt rare sprongen.
De politie ondertussen onderzoekt of er een extra wapen kan worden toegevoegd aan het arsenaal om vuurwapengebruik zo te voorkomen. En de neergeschoten psychoot? Die wordt mogelijk vervolgd voor het gooien van een steen. Hij zal wel in de war zijn geweest over wat hij in de krant over politiegeweld had gelezen.
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>