• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.

  • Categorieën

  • Excessief geweld tegen coronabetogers

    Bantu op ravage-webzine.nl

    Er zijn 120 klachten ingediend over het geweld dat afgelopen zondag door de Haagse politie op het Malieveld is gebruikt. Ook in Amsterdam stuurde de ME op escalatie aan.

    lees meer
    Social Media knip en plakwerk van het volk versus politie spin van bromsnor en burgervaders

    Naar aanleiding van de demonstratie van Viruswaanzin op zondag 21 juni 2020 stelt de politie dat zij genoeg hebben van het plak en knipwerk van het volk en de beschuldigingen aan het adres van politiefunctionarissen. Het is ieders recht natuurlijk om te klagen over op- en aanmerkingen op het internet. Klagen bij Facebook is geen sinecure, maar de politie kan zeker haar beklag daar maken. Social Media surveillance is dagelijkse kost van de vrouwen en mannen in uniform dus er kan zo op de persoon gespeeld worden, data genoeg.

    lees meer
    Knippen, plakken en niet de waarheid spreken

    Afgelopen zondag 21 juni 2020 was er een demonstratie op het Malieveld in Den Haag. Hoewel de demonstratie eerst was verboden, werd er later door burgemeester Remkes van Den Haag toch toestemming gegeven.

    De demonstratie begon vreedzaam en in goede sfeer, maar eindigde met enkele schermutselingen.

    Wat zeggen mensen van de overheid daarover? De voorzitter van politievakbond ACP Gerrit van de Kamp: “Nu liep het gisteren dus uit de hand, op een plek waar allemaal verschillende mensen met verschillende ambities en doelen lopen. Daar moet de politie in the heat of the moment chocola van maken. Op die momenten worden er onvoorstelbaar veel filmpjes gemaakt en geknipt en geplakt, allemaal om de agenten in kwestie in fout daglicht te stellen. Voor onze collega’s hoeft het zo niet meer.” (Algemeen Dagblad, 22 juni 2020)

    Minister Grapperhaus zei vandaag in Nu.nl: “Grapperhaus vindt dat op sociale media te snel commentaar is geleverd op het optreden van de politie, die onder meer met charges van de Mobiele Eenheid (ME) en een waterkanon de menigte uiteendreef. Grapperhaus zag dat de politie de orde moest handhaven “in een hele lastige situatie met volwassen kerels die met dingen stonden te gooien.” Dat gebeurde na afloop van de tegen de coronamaatregelen gerichte demonstratie. Een deel van de betogers was toen al vertrokken. Anderen bleven ondanks meerdere waarschuwingen van de politie. Hooligans gingen de confrontatie aan met de ME, die daarop optrad.”

    Ook korpschef Van Essen klaagde gisteren (NOS, 22 juni 2020): “De korpschef van de nationale politie, Henk van Essen is klaar met het constante ‘bashen’ van de politie. Aanleiding is de kritiek op het politie-optreden op het Malieveld bij een demonstratie van actiegroep ‘Virus waanzin’. De politie raakte slaags met voetbalsupporters die ook naar Den Haag waren gekomen, maar ook betogers werden soms geconfronteerd met politiegeweld.”In hetzelfde artikel sprak ook premier Rutte: “Premier Rutte zei daarover dat “doorgesnoven hooligans’ misbruik hebben gemaakt van de situatie.”

    Het Algemeen Dagblad berichtte op 21 juni 2020: “De ongeregeldheden in de binnenstad van Den Haag zijn mede het gevolg van een gecoördineerde actie door voetbalhooligans uit heel Nederland. Er waren al signalen dat supporters elkaar hadden opgeroepen om zondag te gaan vechten. Daarom stond de Mobiele Eenheid uit het hele land paraat om in te grijpen, mocht de situatie uit de hand lopen.”

    Het kostte veel werk en tijd om naar de beelden te kijken, maar er waren twee soorten media aanwezig bij de demonstratie. Er waren de media, zoals bijvoorbeeld de NOS die zich niet mengden onder de demonstranten. Er waren ook verschillende social media-live streamers die dit juist wel deden en live uitzonden. In deze live-beelden kan natuurlijk nooit worden geknipt en geplakt. Wanneer er dus wordt uitgezonden dat er oudere mensen worden geslagen, waaronder een oud-politieman, is er in ieder geval met die beelden niet gerommeld. Zo kwamen we bij beelden van een jongetje die zenuwachtig achter een electriciteitshuisje schuilde omdat hij bijna onder de voet werd gelopen door een charge van politiepaarden. Zo waren er de beelden van een verontwaardigde fietser die op het moment dat hij op zijn fiets sprong en de M.E.-linie de rug toekeerde van achteren werd neergeslagen door het schild van een agent. Zo waren er mensen die op straat liepen die omver werden gespoten door een waterkanon. Dit waren allemaal rechtstreekse beelden waarmee niet geknoeid kan worden. De uitspraken van Gerrit van de Kamp zijn dus onwaar. Er is niet geknipt en geplakt.

    Uit de beelden van de live streamers blijkt ook dat het waterkanon niet een menigte uiteendreef, maar spoot naar mensen die terugliepen naar het Malieveld. Van de ‘volwassen kerels die met dingen stonden te gooien’, zijn ook maar weinig beelden. Ook niet van de live streamers. Bovendien is het onlogisch dat de politie slaags raakt met hooligans en dan oudere mensen slaat en met water wegspuit of 400 mensen elders insluit en arresteert.

    Nergens is te vinden dat het werkelijk ging om ADO Den Haag- of Feijenoord-supporters. Ook vragen wij ons af hoe premier Rutte meent te weten dat die supporters doorgesnoven waren. Zijn er drugstesten uitgevoerd? En wie gaat bevestigen dat het inderdaad voetbalsupporters waren? En van welke clubs? Kan minister Grapperhaus bewijzen dat die mensen waarvan we helemaal niet zeker weten of ze doorgesnoven waren of voetbalsupporter echt de confrontatie zochten? Er is namelijk maar heel weinig gevochten.

    Het bericht in het Algemeen Dagblad is ook nogal een statement. Voetbalsupporters uit het hele land die hadden afgesproken te rellen? Weinig supporters en weinig rellen. En wanneer de politie werkelijk wist dat die relafspraken van zoveel supporters er waren, waarom ging de eerst verboden demo toch nog door en werden die supporters niet eerder tegengehouden? En waarom werden er mensen gearresteerd die niets te maken hadden met rellen of supporters?

    Het Algemeen Dagblad bericht op 23 juni 2020: ‘Naar schatting vierhonderd hooligans trokken zondag naar Den Haag om te rellen. Op het Malieveld was een protest bezig tegen de coronamaatregelen. Grapperhaus: “Het gaat om volwassen kerels die dingen naar agenten gooien. Ik weet niet wat voor rotzooi ze allemaal hebben gebruikt.” 400 relschoppers en zo weinig rellen? En waar zijn de arrestaties? En hoe weet Grapperhaus dat deze mensen rotzooi hebben gebruikt?

    Gisteren ging minister Grapperhaus om de tafel zitten met de politievakbonden en de Centrale Ondernemingsraad (COR) (Algemeen Dagblad, 23 juni 2020): ‘Minister Ferd Grapperhaus van Justitie gaat vanavond om tafel met de politie naar aanleiding van de rellen afgelopen zondag in Den Haag. Hij spreekt dan de voorzitters van de politiebonden, de centrale ondernemingsraad en de korpsleiding.’

    We zetten even wat zaken op een rijtje. Met wie gaat minister Grapperhaus vanavond in gesprek?

    Gerrit van de Kamp van de ACP: Naar aanleiding van de dood van Mitch Henriquez door een nekklem door de politie twitterde Van de Kamp onmiddellijk:’ Handen af van onze mensen!’ Ook speelde Van de Kamp een bedenkelijke rol bij het uitdelen aan een baantje aan zijn vriendin. (https://www.burojansen.nl/acp/man-king/)

    De COR kwam ook veel in het nieuws. Dat de ondernemingsraad betrokken was, het middelpunt was zelfs, van een groot corruptieschandaal bleek ook. (https://www.burojansen.nl/politie/eerlijk-duurt-het-langst/) of ook https://nos.nl/artikel/2320925-half-jaar-cel-voor-oud-voorzitter-ondernemingsraad-politie.html, want de oud-voorzitter werd veroordeeld wegens corruptie en kreeg daar gevangenisstraf voor. De zaak sleepte tal van andere politiemensen mee.

    Bij de COR vinden we ook politieagent Sandor Baauw, die ook al niet van onbesproken gedrag was. Hij sprak niet de waarheid in een klachtenprocedure: https://www.burojansen.nl/politie/eerlijk-duurt-het-langst/

    Blijven over de media. Hun berichtgeving wijkt nogal af van wat de live streamers en social media-reacties van ooggetuigen zeggen, maar komen wel erg overeen met wat de politie beweert. Enkele koppen:

    ‘Hooligans uit heel het land maakten plannen voor rellen in Den Haag’ (metro, 21 juni 2020)

    ‘Haagse betoging tegen spoedwet loopt uit op rellen'(BNNVARA, 21 juni 2020)

    ‘Politie pakt vierhonderd corona-demonstranten op na grimmige Malieveld-demonstratie'(Trouw, 21 juni 2020)

    De media hebben het over ‘doorgesnoven hooligans’, uitlokken van rellen, geweld.  Het lijkt er dus veel op dat het juist niet de social media waren die met knip- en plakwerk de waarheid naar hun hand hebben gezet, maar de politie en de media.

    En waarom doen ze dat? Op 23 juni 2020 bericht het Algemeen Dagblad: ‘Burgemeester Hubert Bruls van Nijmegen laat weten dat de ervaringen van Den Haag worden meegenomen bij volgende protesten en dat burgemeesters attent zijn op relschoppers.’

    Wat er in Den Haag is gebeurd afgelopen zondag, is dus van invloed op toekomstige demonstraties in Nederland.

    Of zoals Gerrit van de Kamp riep (Algemeen Dagblad, 22 juni 2020): ‘Politiebond luidt noodklok na rellen Den Haag: ‘We raken grip op samenleving kwijt’ ‘ En u begrijpt natuurlijk wel dat er alles aan gedaan moet worden om te voorkomen dat de politie echt zijn greep op de samenleving kwijtraakt.

    Hoe meer hoe beter

    Den Haag is niet zomaar een Nederlandse stad. Den Haag is de zetel van onze regering en daarmee is het een stad die van ons allemaal is. Elk jaar wordt in Den Haag op het Malieveld de Nationale Veteranendag gehouden.

    Op de officiële website van Nationale Veteranendag staat wat die dag precies is https://www.veteranendag.nl/veteranendag/: ‘Een nationaal evenement waar heel Nederland haar meer dan 111.000 veteranen bedankt die zijn ingezet in dienst van de vrede, nu en in het verleden.’

    Er is ook een defilé: ‘In de binnenstad vindt het kleurrijke defilé plaats. Meer dan 4000 veteranen en militairen marcheren, gevolgd door historische en moderne legervoertuigen, rond de Hofvijver.’

    Wie mogen er dan meedoen van de officiële organisatie? ‘Met dit jaarlijkse nationale evenement bedankt heel Nederland haar meer dan 111.000 veteranen voor hun inzet, nu en in het verleden. Daar mag iedereen bij zijn: hoe meer, hoe beter, volgens de officiële website van de organisatie van Nationale Veteranendag.’

    Voor de liefhebbers interessant natuurlijk. Hoe meer hoe beter? Echt waar?

    Nou, niet helemaal. Want https://noventas.mobi/index.php/mc-veterans-verliest-bodemzaak-over-deelname-veteranendag-in-den-haag/ Noventas publiceerde in maart 2015 het volgende nieuws: ‘Motorclub MC Veterans is er niet in geslaagd om deelname aan de jaarlijkse Veteranendag af te dwingen via de rechter.
    De motorclub wil in zogenoemde colours (onderscheidingstekens) meerijden in het defilé, maar de burgemeester van Den Haag heeft dat vorig jaar verboden.

    Leden van de Veterans zijn (oud-)militairen die allemaal in het buitenland hebben gediend. Volgens de politie hoort de club thuis in het rijtje van motorclubs zoals Hells Angels, Satudarah, No Surrender en Bandidos.

    Tot en met 2013 reden de Veterans in vol ornaat mee in het defilé. Vorig jaar werd dat verboden door burgemeester Jozias van Aartsen vanwege het nationale beleid tegen zogenoemde outlaw motorgangs.’

    De Nationale Ombudsman publiceert op 28 juni 2016: https://www.nationaleombudsman.nl/nieuws/2016/veteranenombudsman-start-onderzoek-naar-klachten-motorclub-veterans-mc ‘De politie zegt dat de club thuis hoort in het rijtje van motorclubs zoals Hells Angels enzovoort. In de reactie op de klacht geeft Justitie aan dat uit informatie van de politie is gebleken dat bijna tweederde van de leden van de club voor een (gewelds)misdrijf is veroordeeld. Informatie van Defensie weerspreekt dit. In een nota van Defensie staat dat uit eerder onderzoek door politie en de Koninklijke Marechaussee niet was gebleken dat militairen die lid zijn van een motorclub, waaronder ook de Veterans MC, over criminele antecedenten beschikken. Alle nog actief dienende militairen moeten bovendien een Verklaring van geen bezwaar hebben om te mogen werken.’

    De Koninklijke Marechaussee zegt na gedegen onderzoek dat er niets aan de hand is, maar de politie is het er niet mee eens. We zagen de politie gisteren nog op de snelweg 66 kilometer per uur rijden om een hoger pensioen af te dwingen. Persoonlijk zou ik pleiten voor een eerder pensioen. Veel eerder.

    Dank zij de politie mogen de Veterans MC dus nog steeds niet meerijden in het Veteranendefilé in Den Haag. De burgemeester wil er niet aan. Zijn er wel eens incidenten geweest rond de Veterans? Nee, nooit. Er is op het hele internet geen vechtpartijtje te vinden waar de Veterans aan meededen. Hoewel? Ja, alle Veterans zijn veteranen die onderscheidingen verdienden door inzet in oorlogsgebieden. Dus een knokpartijtje gaan ze niet uit de weg. Extra bijzonder dus dat deze mannen zich in Nederland altijd correct gedragen.

    Hart van Nederland berichtte op 2 januari 2019 hoe een brandstapel op het strand voor grote schade zorgde https://www.hartvannederland.nl/nieuws/2019/burgemeester-krikke-er-waren-geen-vergunningen-voor-vreugdevuren/ De burgemeester vertelde hoe ze niet eens een vergunning had gegeven. Het Algemeen Dagblad schreef hierover https://www.ad.nl/den-haag/haagse-burgemeester-greep-niet-in-bij-vuurstapels-uit-angst-voor-escalatie~a2e929df/ op 14 februari 2019 dat de burgemeester niet ingreep uit angst voor escalatie.

    De angst voor escalatie is geen thema bij het verbieden van motorevenementen en de deelname van de Veterans MC aan veteranendag. Wanneer het evenement niet doorgaat komt er niemand. Wanneer de Veterans niet mogen deelnemen komen ze niet en komt er geen gezeur. Escalaties? Onmogelijk, want het is een motorclub en geen bende zoals op het stadhuis.

    Dit jaar is er weer een veteranendag. Voor alle veteranen. Grote veteranen, kleine veteranen. Oude veteranen, jonge veteranen. Veteranen van oorlogsmissies en veteranen van vredesmissies. Veteranen die geestelijk gewond zijn geraakt en veteranen die lichamelijk gewond zijn geraakt. Veteranen met een VOG en veteranen die in de gevangenis hebben gezeten. Alle veteranen zijn voor altijd veteraan en alle veteranen zijn welkom. Alle veteranen? Nou ja, ook dit jaar zijn de Veterans MC niet welkom.

     

     

     

    Taser X2 in praktijk getest

    Ondanks waarschuwingen van Amnesty International en de Verenigde Naties, houdt de politie een proef met de Taser X2. Hiermee moet het gat tussen wapenstok en pepperspray (of was het tussen pepperspray en dienstwapen?) worden opgevuld. De Haagse politie speelt in een reclamespot waarin duidelijk wordt gemaakt dat er omstandigheden kunnen zijn waarbij zo’n stroomstootwapen  onmisbaar is.

    (bron: Politie.nl)

    Op 4 seconden: ‘… ook het geweld richting politie neemt toe’. begint het. Dat is niet het geval.

    Op 16 seconden: Een moment van twijfel: Pepperspray pakken, of dienstwapen? En de oplossing zou dan zijn gedachteloos beginnen te taseren? Of nog langer twijfelen: pepperspray, dienstwapen, taser of toch wachten tot de collega met politiehond is gearriveerd?

    Op 54 seconden: De fictieve aggressieve man neemt een slok uit een fles, waardoor hij precies voldoet aan de omschrijving van het probleem waarvoor de taser de oplossing zou moeten zijn, namelijk alcohol of drugs die maken dat de arrestant onvoorspelbaar reageert, of in elk geval bevelen niet opvolgt.

    Op 1 minuut 50: De aggressieve man blijkt toch een mes te hebben. Zou hij de politie te lijf gaan? Nee, hij wil zichzelf iets aandoen.

    Op 2 minuten: Verdachte is twee keer gewaarschuwd dat hij zal worden getaserd. De politieman maakt een afweging: afstand 4 meter, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, agressief en bewapend. Pepperspray en wapenstok zijn niet toereikend.

    Op 2 minuut 10: Als de spanning bijna ondraaglijk is: reclame uitleg. Taser is een Amerikaans bedrijf dat alle publiciteit over dodelijke incidenten beantwoord met ontkenning of inzet van een advocaat. Zouden ze hebben meebetaald aan dit filmpje? Waarom geen woord over de risico’s? Waarom niets over het ‘back up shot’ om meteen nog een keer een stroomstoot uit te delen?

    Op 2 minuut 16: De politie geeft een nieuwe betekenis aan het woord handelingsonbekwaam. Waarom niet gewoon ‘verlamd’ of een ander woord dat recht doet aan de risico’s van het toedienen van een zware schok?

    Op 2 minuut 45: De laatste waarschuwing. Verdachte wordt gesommeerd het wapen te laten vallen. Hij kan zich nog overgeven.

    Op 2 minuut 58: ‘Lichamelijk letsel verdachte: minimaal’ in dit fictieve geval. Hij had ook kunnen overlijden.

    Op 3 minuut 28: ‘Politie start in vier eenheden een proef met het stroomstootwapen.’ Vier eenheden? Het waren er toch drie? Welke eenheid is afgevallen? Hoe zit dat?

    Dat was het fictieve voorbeeld, nu de praktijk:

    (bron: RTL)

    Op 45 seconden: Slachtoffer bedreigt niemand, is hoogstens slaapdronken en wil, terwijl hij op zijn buik gaat liggen, laten zien dat hij bewoner is door zijn sleutels te pakken.

    Op 54 seconden: Bernard Jens praat het gedrag van zijn collega goed. Hier blijkt dat niet snel genoeg doen wat de politie zegt al voldoende rechtvaardiging is om iemand te taseren. Dus de afweging: ‘afstand 4 meter, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, agressief en bewapend en bovendien zijn pepperspray en wapenstok niet toereikend’ waren voorbehouden aan het fictieve voorbeeld. In praktijk komt het dus neer op eerst taseren, dan afweging maken. Volgens Jens terecht want slachtoffer maakte een verdachte beweging.

    Op 1 minuut 9: ‘…om uiteindelijk de taser te gebruiken’. Hier suggereert Jens uitgebreide afwegingen en dialoog met het slachtoffer waardoor het zijn eigen schuld lijkt dat hij nu een gebroken arm heeft en problemen met zijn hartritme.

    1 minuut 18: Slachtoffer snapt niet dat bevelen van de politie meteen moeten worden opgevolgd al heb je niets gedaan. De politie begrijpt niet dat mensen die iets hebben gedaan wat niet mag, zich uit de voeten maken en dat vooral onschuldigen worden geknuppeld of getaserd.

    1 minuut 22: De proef met de taser loopt nog een jaar. Dat draait vast en zeker uit op aanschaf van het ding, gezien de manier waarop de politie omgaat met de feiten.

     

    Rechtdoor

    Al ruim een jaar bericht Dupont hier over misstanden. Misstanden waarvan motorrijders het slachtoffer worden, maar ook veteranen of mensen die gewoon iets anders zijn. De site Justitie en Veiligheid laat ook talloze andere misstanden zien. In veel gevallen is het Ministerie van Veiligheid en Justitie, of de politie, de verantwoordelijke. Kijk eens naar het etnisch profileren bijvoorbeeld. Volgens de politie zelf is het absoluut niet zo. Onderzoekers en individuele politiemensen zeggen van wel. Ondertussen is onze overheid razend wanneer zij worden beticht van het etnisch profileren.

    Al meer dan een jaar roept Dupont dat de politie liegt, rapportages overdrijft of uit zijn duim zuigt. Horeca onder druk zet om ‘afspraken’ mee te maken. Al een jaar roept Dupont dat mensen hun baan verliezen, alleen omdat zij lid zijn van een motorclub. Clubhuizen van motorclubs worden gesloten zonder reden. Gemeentes geven toe dat een sluiting onterecht was, maar de clubhuizen gaan niet meer open. Gemeentes worden als verlengstuk gebruikt door een politiekorps dat liegt, vraagt om meer bevoegdheden en intussen zijn eigen werknemers de zakken laat vullen met declaraties en vriendjespolitiek. Of ze als particuliere trendsetters laat werken.

    Al meer dan een jaar roept Dupont hoe Nederland steeds meer een politiestaat wordt. Een politiestaat die corrupte burgemeesters en stadsbesturen ontziet. Een politiestaat die discrimineert en onderzoeken naar door de politie mishandelde of gedode burgers dwarsboomt.

    En er is niets verandert. Nog vorige maand meende een Limburgse burgemeester dat een veteraan zijn medaille niet verdient omdat hij lid is van Satudarah. Nog deze week werden er opnieuw clubhuizen gesloten. Nog vandaag worden er bikers geweerd van terrassen en horecazaken.

    Het moest er dus een keer van komen dat mensen het niet meer pikken. Uit goede bron hebben wij vernomen dat Henk Kuipers uit Emmen, de leider van de plaatselijke afdeling van No Surrender, een politieke partij is begonnen. ‘Rechtdoor’, is de naam van die partij die landelijk gaat opereren. Alleen Henk Kuipers heeft al 5000 Facebookvrienden, dus hoeveel stemmen zijn dat?

    Navraag leert dat tenminste één oud-politieman (Facebookpagina Geen Stigma vandaag) lid is van de nieuwe partij. Deze oud-politieman heeft gewerkt als rechercheur bij de politie Utrecht, daarna als sectiehoofd officier van justitie bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie en laatstelijk als adviseur bedrijfsvoering integrale veiligheid en integriteit bij het functioneel parket. Wel iemand dus die beschikt over een inside-kijk.

    Moet dit systeem nog verbeterd worden of moet het weg? We zullen gaan zien wat de nieuwe politieke partij Rechtdoor gaat doen en vooral wat deze overheid gaat doen nu een aantal bikers de handschoen heeft opgenomen. Wij zijn benieuwd welke informatie nu op straat komt te liggen over manipulaties en leugens bij de mannen in astronautenpak. Wij zijn benieuwd wat de Tweede Kamer gaat doen met het nieuws dat de nieuwkomers gaan genereren. Waarschijnlijk gewoon doorslapen.

     

    Antwoorden Burgemeester en Minister scheppen meer onduidelijkheid

    Met lichte verbazing hebben wij kennis genomen van de antwoorden van de Haagse burgemeester van Aartsen en Minister van Veiligheid en Justitie Van der Steur op vragen van de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad over de betrouwbaarheid van het in 2014 verschenen onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag.

    De beantwoording van de in de Haagse gemeenteraad en Tweede Kamer gestelde vragen biedt nog steeds geen duidelijkheid over de precieze gang van zaken rond de totstandkoming van het Leidse onderzoek naar etnisch profileren. Uit de beantwoording blijkt bovendien dat het Haagse College van B&W en het Ministerie in feite onderkennen dat zij de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad in 2013-2014 onvolledig en onjuist hebben geïnformeerd.

    Het College van B&W van Den Haag beschuldigt Buro Jansen & Janssen van “ongefundeerde en onjuiste veronderstellingen en niet onderbouwde en tendentieuze berichtgeving.” Wij zouden daarmee “een klimaat van verontwaardiging, onvrede en polarisatie” kweken. In dit artikel gaan wij puntsgewijs in op de antwoorden van het College en het Ministerie.

    Afspraken tussen de Haagse politie en de Universiteit van Leiden

    Volgens het College zijn er voorafgaand aan het onderzoek geen afspraken gemaakt om een mogelijk afbreukrisico te voorkomen wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de politie Haaglanden. Het College schrijft: “Vanuit diezelfde professionaliteit zijn bij de afweging over deze medewerking ook afbreukrisico’s in beschouwing genomen. Zo’n risico is dat individuele politiemensen zich kwetsbaar opstellen door mee te werken aan dit onderzoek. Om die reden is afgesproken dat de resultaten uit de masterscripties uitsluitend voor intern gebruik bedoeld zijn, en alleen geanonimiseerd als basis kunnen dienen voor wetenschappelijke artikelen.”(17 mei 2016)

    Het Ministerie stelt dat “in de afweging om de medewerking te verlenen zijn door de politieleiding en de Universiteit Leiden ook mogelijke afbreukrisico’s besproken. Die zien op het feit dat individuele politieambtenaren zich open en kwetsbaar op zouden stellen door mee te werken aan het onderzoek.” Tevens verklaart het ministerie dat “de Universiteit van Leiden en de politie het onwenselijk vonden indien het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de Haagse politie is niet juist.”( 24 mei 2016)

     

    De antwoorden van het College van B&W van Den Haag en het Ministerie van Veiligheid en Justitie zijn onjuist.

    Ten eerste is anonimisering van individuele agenten gebruikelijk bij wetenschappelijk onderzoek naar de politie, dit wordt door de politie altijd toegepast. Een medewerker van de politie Haaglanden bevestigt dit ook in een mededeling aan OKD (Overleg Korpsdirectie Haagse politie) van 14 november 2011: “Afbreukrisico kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Om die reden zal vooraf goed doorgesproken moeten worden met het Criminologisch Instituut wat de insteek is van het onderzoek: mcv of discriminatie. Op basis daarvan kan dan ook besloten worden of dit onderzoek naast de gebruikelijke anonimisering van personen ook anonimisering van het korps vereist.” Naast “de gebruikelijke anonimisering van personen” staat in deze mededeling dat de korpsdirectie aandringt op anonimisering van het korps.”

    Ten tweede wordt in een email van dezelfde dag het onderwerp de anonimisering van het korps opnieuw genoemd en tevens verwezen naar de angst voor het noemen van discriminatie door de Haagse politie. “Maar in sommige gevallen wordt ook afgesproken dat het korps niet bij name genoemd wordt. Daarover moet van te voren een besluit worden genomen. Mag het korps wel genoemd worden, dan is het risico dat in de krant komt te staan: politie Den haag discrimineert, at dan niet meer of minder dan politie Amsterdam.”

    In het Overleg Korpsdirectie van de Haagse politie van 27 december 2011 wordt het “onderzoek interactie politie —jonge allochtone (vs. autochtone) burger “ behandeld. Bij het kopje risico staat in de notulen van het overleg: “Afbreukrisico kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Dit risico is met prof. Van der Leun besproken. Zij begrijpt de onwenselijkheid hiervan en heeft aangegeven dat zij dit punt expliciet zal bespreken met de studenten en dat ze hierop zal letten bij de tussentijdse besprekingen van de (concept-)scripties. Het is niet de bedoeling van het onderzoek om een vergelijking te maken tussen politie Amsterdam-Amstelland en politie Haaglanden.”

    Tot slot komen de antwoorden van het College niet overeen met recente uitspraken van professor van der Leun van de Universiteit van Leiden in de media. In het NRC Handelsblad van 30 april 2016 wordt haar reactie gevraagd ten aanzien van het gebruik van het woord afbreukrisico: “Ze ontkent dat ze met de politie heeft gesproken over een mogelijk ‘afbreukrisico’. ‘In de gesprekken met de politie heb ik dat woord nooit gehoord’, zegt ze. De hoogleraar vermoedt dat de politie haar in interne correspondentie woorden in de mond heeft gelegd die zij nooit heeft uitgesproken,” aldus het NRC artikel.

    Op basis van de stukken van de korpsdirectie van de Haagse politie is Buro Jansen & Janssen tot de conclusie gekomen dat er afspraken zijn gemaakt over de onwenselijkheid wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de politie Haaglanden. Het maken van afspraken over anonimisering van individuele agenten is een standaard procedure. Het College en het Ministerie hebben de gemeenteraad en de Kamer op dit punt onjuist geïnformeerd.

     

    Scripties

    In de antwoorden van het College en het Ministerie wordt gesproken over veldwerk uit 2012 ten behoeve van twee (in 2013 afgeronde) scripties, en een verdiepende analyse door de Universiteit van Leiden. Het College stelt: “Om die reden is afgesproken dat de resultaten uit de masterscripties uitsluitend voor intern gebruik bedoeld zijn, en alleen geanonimiseerd als basis kunnen dienen voor wetenschappelijke artikelen. In de verdiepende studie van professor Van der Leun, die er op gericht is om de mate van etnische profilering vast te stellen, is op deze wijze gebruik gemaakt van de gegevens.”

     

    Toen het onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag in november 2013 werd toegezegd, is nooit vermeld dat het onderzoek was gebaseerd op veldwerk uit 2012, dat werd uitgevoerd ten behoeve van twee (in augustus 2013 afgeronde) scripties, en is er nimmer gesproken over een ‘verdiepende studie’. Het Ministerie heeft hier op 4 november 2013 in de Tweede Kamer, en in haar kamerbrieven van 14 november 2013 en 10 januari 2014, niets over gemeld. Het College heeft hier op 7 november 2013 in de Haagse gemeenteraad, en in haar brief van 12 november 2013, niets over gemeld. Professor van der Leun hier op 4 december 2013 in de Haagse gemeenteraad niets over gemeld. Zij heeft pas op 4 juni 2014 aan de Haagse gemeenteraad (en in het rapport zelf) gemeld dat het veldwerk al in 2012 heeft plaatsgevonden. De Universiteit van Leiden heeft nooit (ook niet in het rapport) aangegeven dat er sprake was van twee scripties, en de term ‘verdiepende studie’ nooit gebruikt.

    Het College en het Ministerie hebben de gemeenteraad en de Tweede Kamer in 2013 en 2014 onjuist en onvolledig geïnformeerd door niet te melden dat het onderzoek is gebaseerd op in 2012 uitgevoerd veldwerk ten behoeve van twee scripties, die in augustus 2013 afgerond waren.

     

    Conclusies scripties

    De twee scripties waren in augustus 2013 reeds afgerond. Uit de antwoorden van het College wordt niet duidelijk of het bestaan van de scripties en de conclusies van deze scripties in november 2013 bij het Haags gemeentebestuur en het Ministerie bekend waren. Het College beantwoordt deze vraag niet. Het Ministerie geeft in haar beantwoording wel enige duidelijkheid: “Uit navraag bij de gemeente Den Haag blijkt dat in januari 2014 het verdiepende onderzoek van professor Van der Leun nog gaande was. Wel waren de resultaten van de masterscripties al bij de politie bekend. Het ministerie heeft in december 2013 een ambtelijke terugkoppeling gehad over deze masterscripties.”

    Buro Jansen & Janssen moet concluderen dat het bestaan van de scripties en de conclusies van deze scripties, in november 2013 bekend was bij de politie, en ieder geval in december 2013 bij het Haags gemeentebestuur en het Ministerie. De beantwoording door het College en het Ministerie schept geen duidelijkheid over de conclusies van de scripties.

     

    Verdiepende analyse

    Het College en het Ministerie introduceren in hun beantwoording de term ‘verdiepende analyse / verdiepende studie’, van het in 2012 uitgevoerde veldwerk. In 2013 en 2014 hebben het Haags gemeentebestuur, het Ministerie en de Universiteit van Leiden deze term nooit gebruikt. De universiteit hanteert als ondertitel van haar rapport “een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat.”

    In de Kamervragen van dhr. Marcouch wordt gevraagd of het Leidse rapport is gebaseerd op ander onderzoek dan de twee masterscripties. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie beantwoordt deze vraag niet, maar verwijst naar de beantwoording door het College en naar de methodologische verantwoording van het Leidse rapport.

    De beantwoording door het College en het Leidse rapport geven echter geen antwoord op deze vraag. Volgens het College zijn “in het vervolgonderzoek van de universiteit 60 situaties, waarin agenten handelden op basis van hun discretionaire beslissingsruimte, nader geanalyseerd” en zou dit de verdiepende analyse zijn. In het Leidse rapport wordt de term ‘verdiepende analyse’ niet gebruikt, worden de twee scripties niet genoemd en wordt niet vermeld dat het veldwerk aanvankelijk is verricht ten behoeve van deze twee scripties.

    Professor Van der Leun geeft in recente media uitlatingen evenmin nadere duidelijkheid. Op de vraag “U zegt niet meer te willen discussiëren over details, maar is het niet heel normaal dat wetenschappers kritiek krijgen op hun onderzoeksmethode en daarover met anderen in discussie gaan?” antwoordt Van der Leun: ‘In het rapport kan iedereen lezen hoe het onderzoek methodologisch in elkaar steekt en waarmee we rekening moesten houden” (Mare Online, 12 mei 2016). Door te verwijzen naar de methodologische verantwoording in het Leidse rapport blijft de onduidelijkheid bestaan. In het rapport wordt geen melding gemaakt van de twee scripties, de term ‘verdiepende analyse’ wordt niet gehanteerd, en er wordt niet duidelijk gemaakt hoe deze analyse zich verhoudt tot de analyse in de twee scripties.

    Het is onduidelijk in hoeverre verdiepende analyse in het Leidse rapport overeen komt met de analyse in de twee scripties. De scripties, en het veldwerk c.q. onderliggend onderzoeksmateriaal zijn, door de Universiteit van Leiden, de politie, de gemeente Den Haag en het Ministerie niet openbaar gemaakt.

     

    Het observatie onderzoek

    De Universiteit van Leiden schrijft in haar rapport van 2014 dat het observatie onderzoek op een ‘redelijk vrije manier’ heeft plaatsgevonden, waarbij er nauwelijks is gevraagd naar de overwegingen van politieagenten bij de keuze welke personen te controleren. In een via de WOB verkregen niet-gepubliceerde wetenschappelijke publicatie onderkennen de onderzoekers dat er geen systematisch observatie onderzoek is uitgevoerd.

    In de Kamervragen van Dhr. Marcouch wordt gevraagd naar de betekenis van het ontbreken van systematisch observatie onderzoek voor de waarde van het onderzoek. De Minister geeft echter geen antwoord op deze vraag. Ook het College gaat niet op deze vraag in, maar schrijft dat in het vervolgonderzoek door de Universiteit van Leiden “situaties waarin agenten handelen op basis van hun discretionaire beslissingsruimte” nader zijn geanalyseerd.

    De beantwoording door het College maakt de situatie nog onduidelijker. In het Leidse rapport staat expliciet vermeld dat de juridische context van de discretionaire beslissingsruimte niet is onderzocht. “Er moet worden benadrukt dat niet is onderzocht op grond van welke bevoegdheden agenten precies hebben gehandeld en dat situaties niet juridisch zijn getoetst.”

    Er bestaan vraagtekens over het observatie onderzoek, welke in de beantwoording door het College en het Ministerie niet worden weggenomen.

     

    Wie nam het initiatief tot het opschalen van de scripties tot een ‘nationaal onderzoek’

    Het initiatief voor het onderzoek ten behoeve van twee masterscripties criminologie werd in 2011 genomen door de Universiteit van Leiden. Dit onderzoek was primair bedoeld voor intern gebruik en er is afgesproken dat de gegevens na toestemming van de Haagse politie eventueel mogen worden gebruikt voor wetenschappelijke publicaties. In november 2013 werd echter besloten om het door de twee studenten uitgevoerde veldwerk te gebruiken voor een publiek toegankelijk onderzoek, nadat in de Haagse gemeenteraad en de Tweede Kamer was gevraagd om wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren. In de beantwoording van de vragen blijft onduidelijk wie het initiatief heeft genomen tot het schrijven en publiceren van een rapport door de universiteit van Leiden.

    Het Ministerie en het College gaan in hun beantwoording niet op deze kwestie in. Deze vraag is echter erg degelijk relevant, omdat de twee masterscripties in augustus 2013 waren afgerond en de conclusies van de scripties in november 2013 ieder geval bij de politie Haaglanden bekend waren.

     

    Discriminatie is een ernstige zaak, discriminatie door de overheid helemaal. Ons uitgebreide onderzoek maakt duidelijk dat het Leidse onderzoek veel vragen oproept.

    Uit de beantwoording blijkt bovendien dat het Haagse gemeentebestuur en het Ministerie in feite onderkennen dat zij de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad in 2013-2014 onvolledig en onjuist hebben geïnformeerd. De antwoorden van de bestuursorganen scheppen niet meer, maar eerder minder duidelijkheid.

     

     

     

    De jaloezie van de inefficiënte politie

    De staatsomroep NOS berichtte gisteren onder de alarmerende kop ‘Rapport kraakt functioneren recherche’, hoe de minister van Veiligheid en Justitie een zeer kritisch rapport over het functioneren van de recherche naar de Tweede Kamer stuurde. Enkele van de bevindingen waren ‘Stroperige overlegstructuren, gebrek aan bijscholing, oncollegiaal en onprofessioneel gedrag en het vaak ontbreken van elementaire recherchevaardigheden.’ Dit beschamende rapport komt kort na berichten over honderden miljoenen extra die moeten worden gespendeerd aan de nieuwe Nationale Politie, een reorganisatie die zeer omstreden is.

    Vandaag berichtte Welingelichte Kringen nog meer fraais. ‘Justitie hield het Teevenbonnetje opzettelijk geheim.’ Het artikel gaat verder met ‘Pieter Cloo, de allerhoogste ambtenaar van het departement en een vertrouweling van Opstelten en Teeven, werd bij herhaling op de vindplaats gewezen. De voormalig secretaris-generaal liet zijn departement echter communiceren dat het bonnetje onvindbaar was. Het ligt voor de hand dat Cloo, als vriend van Opstelten, handelde in opdracht of met medeweten van de minister. Maar dat staat niet vast.’

    De beide artikelen samenvattend is er dus nogal veel mis bij de politie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het ruikt er minder fris. ‘Cloo Geruch’ zou men zeggen in Duitsland.

    Bij het Ministerie van Defensie schijnt het er toch geheel anders aan toe te gaan. De mannen en vrouwen van dit ministerie voeren overal ter wereld gevaarlijke opdrachten uit en met succes. Anti-piraterijmissies door de Marine en het Korps Mariniers, inzet in Afghanistan, enkele jaren terug in Irak, inzet van Special Forces in Mali, inzet van de Luchtmacht tegen IS met goed gevolg. De resultaten zijn er naar binnen de krijgsmacht: talloze militairen komen terug van missies met hoge onderscheidingen.

    Ook de Marechaussee, als militaire politie, werkt hard. Twee jaar geleden nog stelden zij een groot onderzoek in naar motorclub Veterans MC. Uit dit onderzoek bleek dat de leden van Veterans MC zich niet schuldig maakten aan het plegen van strafbare feiten.

    Vandaag echter bericht De Telegraaf in het artikel ‘Aanval op motorclubs’ dat ondanks het feit dat zowel Justitie als Defensie op de hoogte zijn van het Marechaussee-rapport er toch enorme druk wordt uitgeoefend op militairen die lid zijn van Veterans MC om afstand te nemen van hun club. Óf ontslag te nemen als militair.

    ‘Defensie beschouwt de club als outlaw mc. Dit doet het departement op aangeven van het ministerie van Veiligheid en Justitie, dat een lijst met zulke organisaties bijhoudt.’, zegt De Telegraaf. Defensie heeft dus zelf onderzoek laten doen door een efficiënte organisatie, de Koninklijke Marechaussee, en daaruit blijkt niets nadeligs. Vervolgens komt een ministerie dat liegt en bedriegt met rapportages van een organisatie die helemaal niet efficiënt is, de politie, en nu moet Defensie onderscheiden, dappere militairen waarop niets aan te merken is ontslaan.

    Dat is lekker thuiskomen na je risicovolle uitzending. Gelukkig bericht De Telegraaf ook dat er volop militaire commandanten zijn die het lidmaatschap van de Veterans MC door de vingers zien. Dat is kameraadschap. Kameraadschap gesmeed onder vuur en niet in een achterkamertje. Nu de Koninklijke Marechaussee geen smetten kon vinden op het vest van Veterans MC, zou het de burgemeester van Den Haag sieren wanneer hij dit jaar op Nationale Veteranendag de Veterans MC uitnodigde om mee te rijden met het veteranendéfilé.

     

    Professoren als spreekbuis van de politie. De Universiteit van Leiden en etnisch profileren

    Het onderkennen en benoemen van discriminatie ligt gevoelig in Nederland, zeker in relatie tot de politie. Deze gevoeligheid laat ook de wetenschap niet onberoerd. Dit werd de afgelopen jaren zichtbaar tijdens de positionering van de Universiteit van Leiden in het debat over etnisch profileren in Nederland.

    Etnisch profileren was lange tijd een non-issue in Nederland maar kwam eind 2013 nadrukkelijk in de politieke en publieke belangstelling te staan. Dit naar aanleiding van een rapport van Amnesty International en voortdurende berichtgeving over discriminatie en geweld door de politie in Den Haag. Er bestaan verschillende definities van etnisch profileren maar in het algemeen wordt eronder verstaan: wanneer de politie iemand staande houdt of controleert, (mede) vanwege zijn etnische achtergrond, zonder dat hier een objectieve rechtvaardiging voor bestaat.

    In de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad werd om een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren gevraagd om meer inzicht te verkrijgen in het plaatsvinden ervan. De Universiteit van Leiden (UvL) kwam hierbij al snel in beeld en publiceerde in juni 2014 een rapport. (Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat)

    In dit artikel wordt ingegaan op de rol van de UvL in het debat over etnisch profileren. Met name die van professor Joanne van der Leun en assistent-professor Maartje van der Woude die beide werkzaam zijn aan het Instituut Voor Strafrecht & Criminologie op Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UvL.

    Deze wetenschappers hebben in het recente verleden gepleit voor meer aandacht voor het plaatsvinden van etnisch profileren door de overheid, politie en wetenschap. Zij waren van mening dat de wetenschap het (mogelijk) plaatsvinden van etnisch profileren serieus diende te nemen, hoewel het onderwerp gevoelig ligt. Wanneer etnisch profileren vanaf oktober 2013 in de politieke en publieke belangstelling komt te staan,

    valt hun optreden nog moeilijk te rijmen met hun vroegere opvattingen.

    Analyse van de UvL

    Joanne van der Leun is sinds 2001 professor in de criminologie aan de UvL. Maartje van der Woude is sinds 2010 assistent-professor en werd begin 2016 tevens benoemd tot professor in de rechtssociologie. Beide wetenschappers schrijven al enige jaren over etnisch profileren en hebben verschillende (wetenschappelijke) publicaties over het onderwerp op hun naam staan.

    Hierin pleitten zij voor meer aandacht van overheid, politie en wetenschap voor het plaatsvinden van etnisch profileren in Nederland. Zij verwezen hierbij regelmatig naar ervaringsonderzoeken inzake discriminatie, waaruit blijkt dat een aanzienlijk deel van de etnische minderheden van mening is, mede vanwege hun huidskleur of etnische afkomst, te worden gecontroleerd door de politie. Dit vormt geen bewijs voor het plaatsvinden van etnisch profileren, omdat ervaren discriminatie niet hoeft te betekenen dat de politie daadwerkelijk discrimineert. Ervaringsonderzoeken geven echter wel aanleiding om het plaatsvinden van etnisch profileren serieus te nemen.

    Van der Leun en Van der Woude wezen er in verschillende publicaties op dat de zorgen over het plaatsvinden van etnisch profileren sinds eind jaren ’90 zijn toegenomen. Een reden daarvoor is het veranderende politieke en maatschappelijke klimaat ten aanzien van migratie en etnische minderheden, dat tevens van invloed is op het werk van de politie. Daarnaast is de verruiming van de discretionaire bevoegdheden van de Nederlandse politie van belang, onder meer als gevolg van de invoering van de uitgebreide identificatieplicht in 2005. Hiermee kregen politieagenten meer eigen beoordelingsruimte bij de keuze mensen te controleren of staande te houden, zonder dat er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld.

    Van der Leun en Van der Woude schreven in 2011 in het artikel Policing and Society: ‘recent social, political and legal developments have increased the possibility for ethnic profiling in the Netherlands.’ Ook benoemden zij het risico op etnisch profileren als gevolg van de uitbreiding van de discretionaire bevoegdheden van de Nederlandse politie en ‘great deal of discretionary power on the hands of those who have to enforce the law, bearing the risk that such powers may be carried out (in part) on the basis of generalizations relating to race, ethnicity, religion or nationality instead of on the basis of individual behavior and/or objective evidence.’

    Begin 2013 schreven Van der Leun en Van der Woude in het Tijdschrift voor Criminaliteit in vergelijkbare bewoordingen: ‘Selecteren op basis van etniciteit lijkt dusdanig vervlochten te zijn met de Nederlandse veiligheidscultuur en de wijze waarop politici en journalisten maar ook alle actoren werkzaam binnen de strafrechtketen, hierdoor beïnvloed zijn en worden, dat het de vraag is in hoeverre het houdbaar is om te beweren dat etnisch profileren geen probleem is in Nederland.’

    De wetenschappers hebben in het recente verleden dus gepleit voor wetenschappelijke aandacht voor etnisch profileren. In het artikel uit 2011 wezen zij er tevens op het ontbreken van wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren in contrast staat met de grote hoeveelheid onderzoek naar de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in criminaliteitsstatistieken: ‘With respect to research, we must conclude that sound and actual empirical research of the practice and effects of ethnic profiling is lacking, which is in stark contrast to the amount of research on the over-representation of migrants in registered crime and disorder. For a long time the selectivity discussion in the Netherlands was seen as old-fashioned. Researchers adopted a pragmatic stance, assuming that ethnic profiling or biased policing was not taking place.’

    Van der Leun en Van der Woude wezen eerder ook op de gevoeligheid van onderzoek naar mogelijke politiediscriminatie. In 2012 schreef Van der Woude in het Strafblad dat onderzoek naar mogelijke discriminatie door de politie gevoelig ligt, maar dat de wetenschap signalen van discriminatie niet kan en mag negeren: ‘Vanwege de gevoeligheid van onderzoek naar mogelijk discriminatoir handelen van opsporingsbeambten, is recent en gedegen empirisch onderzoek hiernaar in Nederland zeer schaars. Hoewel het onmogelijk is om louter op basis van deze internationale signalen conclusies te trekken, kunnen dergelijke signalen ook niet genegeerd worden: niet door de politiek, niet door de opsporingsinstanties en ook niet door de wetenschap!’

    Spreekbuis van de politie

    In oktober 2013 komt etnisch profileren in de politieke en publieke belangstelling te staan. Dit naar aanleiding van het verschijnen van een rapport van Amnesty International en vanwege aanhoudende berichtgeving over politiegeweld en discriminatie door de politie in Den Haag. Van der Leun en Van der Woude hebben in het verleden zelf gepleit voor meer aandacht voor het plaatsvinden van etnisch profileren. Maar zodra die aandacht er eind 2013 komt en er daadwerkelijk een publiek debat over etnisch profileren ontstaat, zetten zij zich af tegen Amnesty, hoewel de analyse van de mensenrechtenorganisatie grotendeels overeen komt met de analyse die beide wetenschappers in het recente verleden zelf hebben gemaakt.

    Het rapport van Amnesty (Proactief politieoptreden vormt risico voor de mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken) is in wezen een literatuurstudie waarin bestaande onderzoeken naar de uitvoering van de politietaak, veiligheidsbeleid en discriminatie worden geïnventariseerd en geanalyseerd. Die analyse komt grotendeels overeen met die van Van der Leun en Van der Woude.

    Amnesty roept de Nederlandse overheid in haar rapport op om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en meer onderzoek te [laten] doen naar het plaatsvinden hiervan. De mensenrechtenorganisatie wijst er hierbij op dat etnisch profileren niet het gevolg hoeft te zijn van evident racisme bij politieagenten, maar benadrukt dat het kan berusten op onbewuste aannames en vooroordelen van agenten. Amnesty velt ook geen stellig oordeel over de schaal waarop etnisch profileren in Nederland plaatsvindt en concludeert dat etnisch profileren ‘het niveau van op zichzelf staande incidenten’ overstijgt.

    Joanne van der Leun en Maartje van der Woude verschijnen aan de hand van het Amnesty-rapport regelmatig in de media om een reactie te geven op het rapport. De UvL trekt de validiteit van het rapport in twijfel. Van der Leun en Van der Woude beweren namelijk dat Amnesty stelt dat etnisch profileren structureel voorkomt, om vervolgens te beweren dat dit niet blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Hiermee suggereren zij dat Amnesty niet betrouwbaar is. Volgens Van der Leun heeft ‘Amnesty een harde conclusie getrokken, die niet gedragen wordt door onderzoek’. [Volkskrant] Van der Woude schrijft op haar blog onder meer: ‘Amnesty has gone a step too far by declaring ethnic profiling to be a structural problem.’

    Amnesty concludeert in haar rapport echter niet dat de Nederlandse politie structureel etnisch profileert. Wel beweert Amnesty-directeur Nazarski op 28 oktober 2013 in het televisieprogramma Nieuwsuur dat etnisch profileren ,,tamelijk structureel” plaatsvindt. Een dag later kiest hij tijdens een seminar voor andere bewoordingen en zegt dat etnisch profileren ,,vaker dan incidenteel” plaatsvindt. Hoewel de externe communicatie van Amnesty niet eenduidig is, mag van de wetenschappers Van der Leun en Van der Woude worden aangenomen dat zij reageren op Amnesty’s rapport, en niet op Nazarski’s ‘tamelijk structureel’ uitspraak in Nieuwsuur.

    Tevens verwijt de UvL dat Amnesty in haar onderzoek een selectieve weergave heeft gegeven van bestaand onderzoek naar etnisch profileren. De ngo zou te weinig aandacht hebben besteed aan het politieperspectief. Volgens Van der Woude wordt in het Amnesty-rapport ,,grotendeels voorbijgegaan aan de complexe situaties waarin agenten hun beslissingen moeten nemen. […] Juist de kant van de politie, haar perspectief, ontbreekt in het gros van het door Amnesty aangehaalde onderzoek.” [Volkskrant, 30-10-13]

    Partijdigheid Amnesty

    Volgens het rapport Etnisch profileren in Den Haag? uit 2014, opgesteld door de UvL in opdracht van de overheid, concludeert Amnesty dat etnisch profileren het niveau van opzichzelfstaande incidenten overstijgt, maar wordt ‘onderzoek dat dit niet constateert buiten beschouwing gelaten of opnieuw geïnterpreteerd door Amnesty’. Van der Leun en Van der Woude suggereren hiermee dat Amnesty partijdig is. De wetenschappers specificeren echter niet welke onderzoeken Amnesty buiten beschouwing heeft gelaten of anders heeft geïnterpreteerd.

    Tijdens een gemeenteraadsbijeenkomst in Den Haag op 25 juni 2014, waar Van der Leun een toelichting geeft op het door de UvL gepubliceerde rapport over etnisch profileren in Den Haag – wordt haar gevraagd om aan te geven welke onderzoeken Amnesty in haar rapport buiten beschouwing heeft gelaten. Ook de aanwezige Amnesty-medewerker geeft aan dit graag te vernemen. Van der Leun laat deze vraag echter onbeantwoord.

    Amnesty zou – volgens de UvL – bestaande onderzoeken herinterpreteren. Opvallend genoeg herinterpreteert Van der Leun in 2014 zelf onderzoek dat in 2011 onder haar verantwoordelijkheid verscheen. Het betreft de scriptie van Clothilde Caillault (Etnicity of policing in France and the Netherlands), waarvoor Van der Leun als scriptiebegeleider fungeerde. Het is een vergelijkend (observatie) onderzoek naar de Franse en de Nederlandse politie, en de rol die stereotype denkbeelden en vooroordelen over etnische minderheden spelen in het politiewerk.

    Caillault concludeert dat Nederlandse politieagenten, meer dan Franse, openlijk spreken in vooroordelen over etnische minderheden en criminaliteit. Voor de politie zijn dergelijke vooroordelen ‘part of a police operational culture guiding police action and can thus have practical consequences.’ Stereotype denkbeelden onder politieagenten leiden er volgens Caillault toe dat de Nederlandse politie stelselmatig etnisch profileert: ‘By triggering police suspicion, stereotypes can lead to ethnic profiling practices and discrimination (understood as intended action). In the Netherlands, where we conducted our observations, we found that such methods were routinely used by police officers.’

    Deze scriptie werd goedgekeurd door Van der Leun en men dient er dus vanuit te gaan dat ze aan de wetenschappelijke standaarden voldoet. (de scriptie werd voorgedragen voor de UvA scriptieprijs) De UvL refereert in haar rapport van 2014 aan dit onderzoek, maar geeft een verdraaide weergave van Caillault’s bevindingen. In het Leidse rapport wordt gesteld dat, volgens Caillault, de Nederlandse politie ook in generaliserende zin veel openlijker spreekt over bevolkingsgroepen dan de Franse politie, en dat Caillault ‘veronderstelt dat dit eerder leidt tot etnisch profileren dan het meer neutrale taalgebruik van de Franse politie’.

    ‘Veronderstelt’ is een aanzienlijke afzwakking van wat Caillault daadwerkelijk concludeerde, namelijk dat de Nederlandse politie (routinely) stelselmatig etnisch profileert. Scriptiebegeleider Van der Leun kon zich in 2011 nog in deze conclusie vinden, in 2014 herschrijft zij haar eigen academische geschiedenis. Haar verwijt aan Amnesty bestaande wetenschappelijke onderzoeken naar etnisch profileren te herinterpreteren, komt hiermee in een vreemd daglicht te staan.

    Polarisering

    Voorheen bepleitten Van der Leun en Van der Woude voor meer politieke, maatschappelijke en wetenschappelijke aandacht voor het plaatsvinden voor etnisch profileren. Wanneer er in oktober 2013 daadwerkelijk een publiek debat over etnisch profileren ontstaat, beschuldigt men Amnesty van polarisering. Van der Leun: ,,Ik ben bang dat zo’n harde conclusie van Amnesty, die niet wordt gedragen door het onderzoek dat er is, alleen maar polariserend werkt. Terwijl het op zich juist belangrijk is dat er een debat over wordt gevoerd.” [Volkskrant, 29-10-13]

    Amnesty doet – met het onderkennen van het (op enige schaal) plaatsvinden van etnisch profileren – in de ogen van Van der Woude een frontale aanval op de politie: ,,Voor een vruchtbaar debat over verantwoorde beslissingsprocessen is het van groot belang dat debat daadwerkelijk met en dus niet louter tegen de politie te voeren. Taboes zijn er om doorbroken te worden, zo ook het taboe rond etnisch profileren. Maar het debat daarover mag niet leiden tot nog meer stereotyperen, in dit geval tot stereotypering van de politie.” [Volkskrant, 30-10-2013]

    Ook in haar rapport van 2014 over etnisch profileren in Den Haag neemt de UvL stelling tegen Amnesty: ‘De rol van de media en de ngo’s die het debat over etnisch profileren hebben aangezwengeld […] mag niet onbenoemd blijven: het debat werd conceptueel niet altijd even zuiver gevoerd, waardoor begrippen als etnisch profileren, discriminatie en racisme inwisselbaar leken te zijn.’

    De UvL suggereert zelfs dat de publieke aandacht voor etnisch profileren ertoe heeft geleid dat mensen zich gediscrimineerd voelen. ‘Percepties van burgers over etnisch profileren en de mate waarin dit voorkomt worden onmiskenbaar ook beïnvloed door dergelijke publieke discussies’, aldus het Leidse rapport. Mensen zouden dus niet op basis van hun eigen ervaringen de indruk hebben gediscrimineerd te worden door de politie, maar dit zou hen zijn aangepraat door Amnesty en andere ngo’s.

    Het politieperspectief

    Een constante in de publieke optredens van Van der Leun en Van der Woude vanaf oktober 2013 is hun pleidooi om het politieperspectief in het publieke debat over etnisch profileren te betrekken. Hiermee bedoelen zij dat er rekening dient te worden gehouden met ‘de complexe situaties waarin agenten hun beslissingen moeten nemen’. Amnesty zou het politieperspectief onvoldoende in ogenschouw nemen en voorbijgaan aan de moeilijke omstandigheden waaronder agenten hun werk verrichten. Amnesty zou slechts polariseren en de dialoog met de politie verstoren. Van der Leun en Van der Woude wekken hiermee de indruk de

    politie in bescherming te willen nemen, namens de politie te spreken, en als spreekbuis van de politie op te treden.

    De ommezwaai in de Leidse opvattingen en dito pleidooi voor het politieperspectief komt terug in de slotoverwegingen van het in juli 2014 verschenen rapport van de UvL over etnisch profileren in Den Haag. De UvL reflecteert hierin de professionalisering van multicultureel politiewerk en plaatst vraagtekens bij de bruikbaarheid van de term etnisch profileren: ‘Of het begrip etnisch profileren daarbij een goed aanknopingspunt vormt, is de vraag.’ De term etnisch profileren zou voornamelijk tot verwarring leiden, omdat mensen verschillende definities hanteren: ‘Bovendien lijkt het bijna automatisch koppelen van de term aan discriminatie en racisme in plaats van aan professionele beslissingsprocessen eerder contraproductief te werken, dan dat het de verbinding tussen politie en samenleving zal verbeteren.’

    De ommezwaai in de Leidse opvattingen is hiermee compleet. Voorheen pleitten Van der Leun en Van der Woude voor meer aandacht voor het mogelijk plaatsvinden van etnisch profileren, hoewel het onderwerp gevoelig ligt. Nu stellen zij het gebruik van de term etnisch profileren ter discussie, en beschouwen zij etnisch profileren niet op voorhand als een vorm van discriminatie.

    Door de politie wordt het contraproductief bevonden om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en etnisch profileren te koppelen aan discriminatie. Men kan zich echter afvragen of de wetenschap zich in deze mate in het politieperspectief dient te verplaatsen. De taak van de wetenschap is om onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek te verrichten. En niet om zich af te vragen wat er wel en niet contraproductief is voor de verbinding tussen politie en samenleving.

    Afspraken UvL met Haaglanden

    Hoe is het onderzoek Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat uit 2014, opgesteld door de Uvl, eigenlijk tot stand gekomen? Naar aanleiding van het Amnesty-rapport en de berichtgeving over discriminatie door de politie Den Haag wordt in november 2013 in de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad gevraagd om een wetenschappelijk onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren. De UvL kwam al snel in beeld om dit onderzoek uit te laten voeren.

    In het rapport van de UvL naar etnisch profileren in Den Haag wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren. Buro Jansen & Janssen heeft in 2015 via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) van de politie Haaglanden documenten verkregen over de totstandkoming van het Leidse onderzoek. Hieruit blijkt dat de UvL en de politie Haaglanden voorafgaand aan het onderzoek afspraken hebben gemaakt om mogelijke imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen, en dat het Leidse onderzoek berust op twee eerder verschenen masterscripties criminologie. De UvL heeft dit altijd verzwegen.

    De UvL benaderde de politie Haaglanden in 2011 met een voorstel om onderzoek te doen naar de interactie tussen de politie en jongeren uit etnische minderheden. Twee master studenten criminologie zouden hiervoor onder meer meelopen met politiediensten en interviews houden met agenten. Binnen de politie Haaglanden stond men positief tegenover het onderzoeksvoorstel, maar zag men wel een mogelijk afbreukrisico: ‘Afbreukrisico kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op (mogelijke) discriminatie door de politie. Om die reden zal vooraf goed doorgesproken moeten worden met Criminologisch Instituut wat de insteek is van het onderzoek: multicultureel vakmanschap of discriminatie.’ [Memo aan OKD 14-11-11]

    Uit de notulen van de korpsdirectie vam politie Haaglanden blijkt dat bovengenoemd afbreukrisico is besproken, en afgekaart, met Van der Leun: ‘Afbreukrisico [van het onderzoek] kan zijn dat het de aandacht kan vestigen op [mogelijke] discriminatie door de politie. Dit risico is met professor Van der Leun besproken. Zij begrijpt de onwenselijkheid hiervan en heeft aangegeven dat zij […] dit punt expliciet zal bespreken met de studenten en dat zij hierop zal letten bij de tussentijdse besprekingen van de (concept) scripties.’ [Notulen Korpsdirectie Den Haag, 27-1211]

    Scripties worden belangrijk

    De UvL en de politie Haaglanden spraken in 2011 dus af dat, wanneer de twee Leidse studenten tijdens hun onderzoeken zouden stuiten op mogelijke voorbeelden van discriminatoir optreden door de Haagse politie, zij terughoudend zouden zijn om dit in hun scripties op te schrijven. Van der Leun zou hier tijdens de voortgang van het onderzoek en het schrijven van de scripties op letten.

    De UvL en de politie Haaglanden spraken in 2011 tevens af dat de scripties in eerste instantie bedoeld waren voor intern gebruik door de Haagse politie. De twee studenten verrichtten hun veldwerk in 2012 en rondden hun scripties in augustus 2013 af. De scripties werden, zoals afgesproken, niet openbaar gemaakt en het was op dat moment nog niet aan de orde om de scripties om te vormen tot een publiek toegankelijk onderzoek.

    In november 2013 besluit de UvL de twee scripties op te schalen tot een publiek toegankelijk onderzoek. Hiermee werkt de universiteit mee aan een politieke operatie in schadebeheersing. De overheid heeft in november 2013 namelijk behoefte aan wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren vanwege verschijning van het Amnesty-rapport. Ook de Haagse gemeenteraad vraagt naar aanleiding van berichtgeving over discriminatoir optreden door de politie Den Haag om een onderzoek.

    Het inschakelen van de UvL moet beschouwd worden als een vorm van politiek opportunisme: de UvL ‘levert op bestelling’. Wanneer minister Opstelten (Justitie) en burgemeester Van Aartsen het onderzoek in november 2013 toezeggen, zijn de conclusies al in grote lijnen bekend, aangezien de twee Leidse studenten hun masterscripties augustus 2013 hebben afgerond.

    Dat de conclusies eind 2013 al bekend waren, blijkt ook uit een interne notitie waarin staat: ‘Dat etnisch profileren door de politie, ook in Den Haag, wel eens voorkomt is bekend. Op basis van de ervaringen tot nu toe wijst ook volgens de onderzoekers er tot dusverre echter niets op, dat het een structureel probleem is. Ook het onderzoek dat in Den Haag plaatsvindt, wijst daar niet op. De conclusie dat het wel een structureel probleem zou zijn, komt volledig voor de rekening van Amnesty.’ [Notitie Onderzoek naar etnisch profileren in eenheid Den Haag, 2013]

    Onjuiste voorlichting

    Zowel het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Haagse gemeentebestuur, als wel politie Haaglanden en de UvL geven geen openheid van zaken over de totstandkoming van het onderzoek. In november 2013 zeggen toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten en de Haagse burgemeester Van Aartsen in de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren toe. Zij hebben het hierbij over een lopend onderzoek naar de politie Den Haag dat door de UvL wordt uitgevoerd.

    De Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad worden hier dus onjuist en onvolledig geïnformeerd: het betreft geen lopend onderzoek maar onderzoek op basis van twee reeds afgeronde masterscripties. Bovendien verzwijgen Opstelten en Van Aartsen de gemaakte afspraken tussen de UvL en de politie Haaglanden. Ook in de hierop volgende maanden informeren het Ministerie en het Haagse gemeentebestuur de Tweede kamer en de Haagse gemeenteraad verschillende malen onjuist en onvolledig over de totstandkoming van het onderzoek.

    De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek. Van der Leun geeft op 4 december 2013, 4 juni 2014 en 25 juni 2014 een toelichting op het onderzoek in de Haagse gemeenteraad. Zij maakt hier geen gewag van de vooraf met de politie Haaglanden gemaakte afspraken om imagoschade voor de Haagse politie te voorkomen. Zij meldt niet dat het Leidse onderzoek berust op onderzoek dat is verricht ten behoeve van twee masterscripties criminologie.

    Ook in het in juni 2014 verschenen onderzoeksrapport geeft de UvL hierover geen openheid van zaken. Wel wordt hierin vermeld dat het veldwerk voor het onderzoek al in 2012 is verricht, maar het rapport meldt dat het veldwerk ‘door twee junior onderzoekers is verricht’. Kortom, de UvL heeft een onderzoek op bestelling geleverd. Het Leidse rapport wordt door de overheid beschouwd als een repliek op de in oktober 2013 door Amnesty geuite zorgen en berichtgeving over discriminatie door de Haagse politie.

    Dit laatste blijkt bijvoorbeeld uit een interne memo van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 3 juli 2014, waarin naar aanleiding van het verschijnen van het Leidse rapport wordt geconcludeerd: ‘Het door Amnesty International geschetste beeld in november 2013 is daarmee genuanceerd’. In een interne e-mail van 3 juni 2014 wordt gesteld: ‘Toon van rapport is positief voor politie. Er is geen sprake van etnisch profileren.’ De regering, het Haagse gemeentebestuur en de politie doen hun voordeel met het Leidse rapport en zullen er in 2014 en 205 regelmatig naar verwijzen in reactie op nieuwe berichten en aantijgingen over discriminatie door de politie Den Haag.

    Observatieonderzoek

    Etnisch profileren in Den Haag? roept ook vraagtekens op over de wijze waarop de UvL haar onderzoek heeft uitgevoerd. Het observatieonderzoek is niet systematisch gedaan en de wijze waarop de rechtvaardiging van politiecontroles in het rapport beoordeeld wordt, wordt niet inzichtelijk gemaakt. De beantwoording van een stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meeste dienders van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt, maar in het rapport wordt dit op een andere niet inzichtelijke wijze geïnterpreteerd.

    Voor het observatieonderzoek is de volgende vraagstelling gehanteerd: ‘In hoeverre kunnen beslissingen van agenten om in concrete situaties te handelen worden gerechtvaardigd in die situatie en welke rol spelen etniciteit en/of huidskleur daarbinnen.’ De twee studenten (in het rapport aangeduid als ‘junior onderzoekers’) hebben gedurende vier maanden 153 uur meegelopen met 17 politiediensten. De conclusies berusten op een analyse van zestig geobserveerde politiecontroles, waarin agenten op grond van hun discretionaire bevoegdheden overgingen tot een controle of staandehouding. Het rapport concludeert dat drie van de geobserveerde zestig controles mede worden ingegeven door iemands huidskleur en etnische afkomst, zonder dat dit gerechtvaardigd kan worden.

    De wijze waarop de rechtvaardiging van politiecontroles in het Leidse rapport wordt beoordeeld, is niet inzichtelijk. Er is sprake van een rechtvaardiging wanneer de onderzoekers een rechtvaardiging voor een controle kunnen geven. ‘Het gaat er hierbij om te bezien in hoeverre geobserveerde beslissingen agenten tijdens hun dienst in de ogen van de onderzoekers objectief en redelijk gerechtvaardigd kunnen worden’, aldus de opstellers.

    In het rapport wordt echter veelal niet inzichtelijk gemaakt waarop de onderzoekers hun beoordeling baseren. Volgens het rapport baseren politieagenten hun controle meestal op concrete gedragingen, informatie of situationele omstandigheden. De onderzoekers stellen herhaaldelijk dat zij niet de indruk hebben dat huidskleur en etniciteit een rol spelen bij de beslissing van agenten welke personen te controleren. Het rapport maakt echter niet inzichtelijk waarom de onderzoekers deze indruk hebben, en op grond waarvan zij dit concluderen. Volgens het rapport zijn ‘de gebeurtenissen tijdens de diensten op een redelijk ‘vrije’ manier geobserveerd’.

    Tijdens het observatieonderzoek hebben de twee studenten nauwelijks gevraagd naar de overwegingen van agenten voor hun keuze welke personen te controleren. Het observatieonderzoek heeft niet systematisch plaatsgevonden. Dit wordt in het Leidse rapport ook onderkend: ‘Gezien het karakter van de diensten en de intensiviteit van het onderzoek was het niet mogelijk bij elke handeling van agenten gestructureerd te vragen waarom zij handelden.’

    Het niet systematisch vragen naar de overwegingen van agenten is merkwaardig. Het is de vraag hoe de rechtvaardiging van politiecontroles dan beoordeeld kan worden? Zeker daar in het Leidse rapport als tekortkoming van andere wetenschappelijke onderzoeken wordt geconstateerd ‘dat er in concrete interacties, beslissingen en afwegingen daarbinnen geen concreet zicht is op de rechtvaardiging van voor staandehoudingen, hetgeen essentieel is bij de vraag of over etnisch profileren gesproken kan en mag worden.’

    Interviews met agenten

    Het onderzoek van de UvL beoogt tevens de percepties van agenten over het plaatsvinden van etnisch profileren te onderzoeken. De beantwoording van een stelling hierover door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meeste dienders van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt. In het rapport wordt de beantwoording van de stelling echter op een andere wijze geïnterpreteerd.

    De twee studenten hebben aan 33 politieagenten de volgende stelling voorgelegd: ‘Er wordt gezegd dat sommige politieagenten mensen van bepaalde etnische groepen staande houden omdat zij denken dat deze groepen eerder bepaalde vormen van criminaliteit plegen dan andere groepen.’ De stelling wordt door het merendeel van de geïnterviewde politieagenten (22 van de 33) bevestigend beantwoord.

    De voor de hand liggende conclusie lijkt hier te moeten zijn dat de antwoorden van de agenten een aanwijzing vormen dat etnisch profileren vaak voorkomt. Het Leidse rapport onderkent dit ook en stelt: ‘Op het eerste gezicht lijken deze percepties in tegenspraak met de observaties, die weinig aanwijzingen voor etnisch profileren lieten zien.’

    In het rapport wordt echter voor een andere interpretatie van de interviews gekozen. Een aantal agenten zou de vraagstelling niet goed begrepen hebben en zou (ook) van etnisch profileren spreken wanneer relatief veel personen met een migrantenachtergrond worden staande gehouden, omdat die nu eenmaal een groot aandeel van de bevolking uitmaken in bepaalde wijken – en dit kan volgens het rapport niet als etnisch profileren beschouwd worden.

    Het is niet inzichtelijk hoe de onderzoekers tot deze interpretatie komen. Het rapport maakt bovendien niet duidelijk hoeveel agenten de stelling wel en niet goed begrepen hebben. Bovendien kan men zich afvragen, indien men concludeert dat een aantal agenten de stelling niet goed begrepen heeft, of de stelling wel voldoende duidelijk geformuleerd is en het überhaupt nog mogelijk is conclusies te trekken uit de beantwoording ervan.

    Oververtegenwoordiging

    In het Leidse rapport blijft onduidelijk in hoeverre politieagenten zich bij de keuze welke personen te controleren baseren op het algemene feit dat bepaalde etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit. In het rapport blijft bovendien onduidelijk of de onderzoekers deze oververtegenwoordiging als een rechtvaardiging voor een controle, of als etnisch profileren, beoordelen.

    Het rapport wekt de indruk dat de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in bepaalde vormen van criminaliteit voor de Haagse agenten een belangrijke rol speelt in de overwegingen bij de keuze welke personen te controleren. Het rapport maakt echter niet inzichtelijk welke rol deze zogeheten ‘ervaringskennis’ precies speelt, en het blijft veelal onduidelijk of agenten hun controle baseren op algemene informatie over oververtegenwoordiging, of op concrete actuele informatie zoals dadersignalementen.

    In het rapport blijft het dus veelal onduidelijk in hoeverre de Haagse politie (bijvoorbeeld) Marokkaans-Nederlandse jongeren controleert, omdat deze jongeren nu eenmaal oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken, maar zonder dat er een verdere concrete geïndividualiseerde aanleiding of rechtvaardiging voor een controle bestaat. Evenmin wordt duidelijk hoe een controle op basis van dergelijke algemene ervaringskennis (de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in bepaalde vormen van criminaliteit) wordt beoordeeld.

    Beschouwt de UvL dit als een controle waarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat, en die dus als etnisch profileren aangemerkt moet worden? Of beschouwt men dit als een controle die gerechtvaardigd kan worden, en dus niet als etnisch profileren aangemerkt hoeft te worden? In het inleidende hoofdstuk van het rapport wordt dit als een grijs gebied benoemd: ‘In de wetenschappelijke literatuur wordt veel minder ingegaan op de vraag of bekende criminaliteitspatronen ook een rechtvaardiging kunnen en mogen zijn. Dit lijkt een grijs gebied, dat meer aandacht behoeft.’

    Hiermee wordt de analyse niet inzichtelijk gemaakt. Bovendien zijn Van der Leun en Van de der Woude op dit punt van opvatting veranderd. In het verleden vonden zij namelijk nog dat politiecontroles op basis van het algemene feit van oververtegenwoordiging op gespannen voet staan met het verbod op discriminatie. Van der Leun en Van der Woude schreven in 2013 nog in het in het Tijdschrift voor Cultuur en Criminaliteit: ‘Ondanks de mogelijke oververtegenwoordiging van bepaalde etnische groeperingen bij specifieke vormen van criminaliteit, staat deze laatste vorm van profileren op gespannen voet met het in de Grondwet verankerde verbod op discriminatie.’

    Wetenschappelijke onafhankelijkheid

    Het onderzoek van de UvL getuigt niet van het serieus nemen van het plaatshebben van etnisch profileren. De conclusie van het onderzoek stond feitelijk al vast, aangezien de UvL vooraf heeft afgesproken om mogelijke imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen. De universiteit vond het, net als de politie Haaglanden, onwenselijk wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatie door de Haagse politie.

    Met de kennis van nu komt de conclusie van het onderzoek – er zijn geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren – in een ander daglicht te staan. Er zijn vraagtekens te plaatsen bij de inzichtelijkheid van de analyse en de kwaliteit van het onderzoek. Het observatieonderzoek berust niet op een systematische beoordeling van de rechtvaardiging van politiecontroles, maar op de inschatting van de onderzoekers waarbij het veelal niet inzichtelijk is waarop deze inschatting is gebaseerd en waarbij nauwelijks is gevraagd naar de overwegingen van agenten bij de keuze welke personen te controleren.

    Het rapport maakt niet inzichtelijk in hoeverre politieagenten zich bij controles baseren op het algemene feit dat bepaalde etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit, en het is niet duidelijk of het algemene feit van oververtegenwoordiging als een rechtvaardiging voor een controle of als etnisch profileren wordt beoordeeld. De beantwoording van een stelling over het plaatsvinden van etnisch profileren door 33 Haagse politieagenten duidt erop dat de meeste dienders van mening zijn dat etnisch profileren vaak plaatsvindt, maar in het rapport worden de antwoorden op een andere niet inzichtelijke manier geïnterpreteerd.

    De precieze invloed van de in 2011 gemaakte afspraken tussen de UvL en de politie Haaglanden over de inhoud van het Leidse rapport is onduidelijk. De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven over de totstandkoming ervan en heeft – ook in antwoord op het WOB-verzoek van Buro Jansen & Janssen – de twee scripties en onderliggend onderzoeksmateriaal (zoals veldwerkaantekeningen en de transcripties van de interviews met de politieagenten) nooit openbaar gemaakt. Het blijft hierdoor onduidelijk in hoeverre de (concept) scripties door Van der Leun zijn aangepast en welke onderzoeksresultaten en bevindingen mogelijk niet, of in aangepaste vorm, in de scripties zijn opgenomen. Evenmin is duidelijk in hoeverre de onderzoeksvragen van de twee scripties overeenkomen met die in het Leidse rapport van 2014.

    De wetenschappelijke onafhankelijkheid van het onderzoek van de UvL is in het geding. Onderzoeksleider professor Joanne van der Leun was tijdens het onderzoek tevens lid adviesraad politie Haaglanden. Dit staat op zichzelf geen onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek in de weg. Met de in 2011 gemaakte afspraken heeft de politie Haaglanden echter invloed verkregen op de inhoud van het rapport, omdat was afgesproken dat het onwenselijk is wanneer het onderzoek zou wijzen op discriminatie door de Haagse politie.

    De titel van het onderzoeksvoorstel dat de UvL in 2011 indiende bij de politie Haaglanden is in dit verband illustratief. De universiteit noemde dit namelijk geen onderzoeksvoorstel, maar een ‘voorstel tot samenwerking’. Onderzoek naar de politie, en samenwerking tussen de universiteit en de politie: het zijn twee verschillende dingen, met te verwachten verschillende uitkomsten.

    Kwantitatief onderzoek

    Van der Leun en Van der Woude geven geen openheid van zaken over de redenen waarom zij voor Etnisch profileren in Den Haag? geen kwantitatief onderzoek hebben verricht. Bovendien relativeren zij in 2014 het belang van kwantitatief onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in het plaatsvinden van etnisch profileren, terwijl zij in het verleden nog pleitten voor kwantitatief onderzoek en het gebruik van controleformulieren.

    Kwantitatieve gegevens over het totaal aantal politiecontroles en staande houdingen kunnen meer inzicht geven op de vraag of etnische minderheden onevenredig veel gecontroleerd worden door de politie en aldus meer inzicht bieden in het plaatsvinden van etnisch profileren. Een methode om kwantitatief onderzoek te verrichten is door middel van het gebruik van zogenoemde controleformulieren (stop forms). Hierop maken politieagenten melding van de redenen van een controle, de uitkomst van de controle en de naam en het bureau van de betrokken politieagent.

    Buitenlandse onderzoeken tonen aan dat het gebruik van controleformulieren inzicht kan bieden in het plaatsvinden van etnisch profileren, en de politie handvatten kan bieden om hier iets aan te doen. In Nederland is geen kwantitatief onderzoek naar etnisch profileren verricht. Het gebruik van controleformulieren ligt gevoelig bij de Nederlandse politie en de politieleiding heeft zich er nimmer een voorstander van getoond.

    In de Tweede Kamer werd in november 2013, naar aanleiding van het Amnesty-rapport, gevraagd om een kwantitatief onderzoek naar etnisch profileren. Toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten zegde de Kamer toe om de mogelijkheid van kwantitatief onderzoek met de UvL te bespreken. Het onderzoek van de UvL bevat echter geen kwantitatief onderzoek. In het onderzoeksrapport wordt het belang van kwantitatief onderzoek naar etnisch profileren zelfs sterk gerelativeerd. Het rapport gaat uitgebreid in op het zogenoemde ‘benchmark’ probleem dat zich voordoet bij kwantitatief onderzoek.

    Wanneer uit kwantitatief onderzoek zou blijken dat etnische minderheden vaker worden gecontroleerd door de politie, kan hieruit niet op voorhand worden geconcludeerd dat er sprake is van etnisch profileren omdat er, volgens het rapport, ‘aan de mogelijke vergelijkingscategorieën nadelen kleven.’ Het rapport concludeert daarom: ‘om die redenen is in het voorliggende onderzoek niet gekozen voor een kwantitatief onderzoek dat tracht disproportionaliteit vast te stellen.’

    De UvL geeft in haar rapport geen openheid van zaken over de reden waarom geen kwantitatief onderzoek is verricht. Het scriptieonderzoek van de twee studenten was namelijk vanaf het begin gepland als een kwalitatief, en niet als een kwantitatief onderzoek. Het aangehaalde benchmark probleem is wellicht een relevante factor waarmee rekening dient te worden gehouden bij de interpretatie van kwantitatieve gegevens. Het vormde voor Van der Leun en Van der Woude in het verleden echter geen belemmering om te pleiten voor kwantitatief onderzoek en het gebruik van controleformulieren.

    Tekortkoming

    In 2011 wezen Van der Leun en Van der Woude in een artikel in Policing in Society erop dat in Nederland tot op heden geen kwantitatief onderzoek naar etnisch profileren is verricht. Zij beschouwden dit als een tekortkoming in vergelijking met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, waar wel controleformulieren worden gebruikt: ‘With respect to research, we must conclude that sound and actual empirical research of the practice and effects of ethnic profiling is lacking. […] Still today, registered data are not readily available. Unlike in the UK there are no stop and search forms, and the police is not held accountable for their decisions as long as no complaints are filed.’

    In het artikel pleitten zij voor kwantitatief onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in het plaatsvinden van etnisch profileren: ‘With quantitative research, researchers may be able to show a disparity along ethnic lines, concluding that this is necessarily ethnic profiling is less clear-cut. Qualitative research, on the other hand, may unravel rationales behind police decisions.’

    Van der Leun en Van der Woude toonden zich in het verleden ook voorstanders van het gebruik van controleformulieren als onderzoeksmethode. Begin 2013 bepleitten zij in het Tijdschrift voor Criminaliteit onderzoek door middel van controleformulieren: ‘Een mogelijke eerste stap in de richting van het verkrijgen van dit nadere inzicht (zou) kunnen liggen in het invoeren van zogenoemde stop & search forms. Op deze formulieren, die door individuele ambtenaren moeten worden ingevuld iedere keer als ze een burger staande houden, moet in ieder geval de reden van de staandehouding worden genoteerd evenals de etniciteit van de betrokkene.’

    De werkelijke reden waarom het onderzoek van de UvL geen kwantitatief onderzoek is niet het vermeende benchmark probleem bij de interpretatie van kwantitatieve gegevens, maar een andere. Het onderzoeksvoorstel dat de UvL in 2011 bij de politie Haaglanden indiende was namelijk bedoeld als onderzoek voor twee scripties van twee masterstudenten criminologie. In het onderzoeksvoorstel was geen plaats voor een kwantitatief onderzoek; een dergelijk onderzoek is veel omvattender en gecompliceerder.

    Toen de UvL in november 2013 besloot om de twee scripties op te schalen tot een publiek toegankelijk onderzoek, viel er niet meer te kiezen voor een kwantitatief onderzoek. Het veldwerk en de twee scripties waren immers inmiddels afgerond. Dit kon de UvL in haar rapport echter niet opschrijven. Men had immers geen openheid van zaken gegeven over de totstandkoming van het onderzoek en had verzwegen dat het rapport berust op twee reeds afgeronde scripties.

    Conclusie

    De rol van Joanne van der Leun en Maartje van der Woude in het debat over etnisch profileren in Nederland wordt ten minste gekenmerkt door een flexibele omgang met de academische integriteit en de wetenschappelijke onafhankelijkheid. Zij hebben in het recente verleden gepleit voor meer aandacht voor het plaatsvinden van etnisch profileren. Wanneer etnisch profileren in oktober 2013, naar aanleiding van een rapport van Amnesty International, in de publieke en politieke belangstelling komt te staan, veranderen zij echter van opvatting en gedragen zich als spreekbuis van de politie.

    Beide wetenschappers beschuldigen Amnesty van polarisering, hoewel de oproep van de ngo om het plaatsvinden van etnisch profileren te onderkennen en adresseren overeenkomt met de oproep die beide wetenschappers in het verleden zelf deden. Hierbij pogen zij de betrouwbaarheid van het Amnesty-rapport in twijfel te trekken en beweren zij dat de ngo wetenschappelijke onderzoeken herinterpreteert en bepaalde onderzoeken buiten beschouwing laat, maar zij specificeren dit zelf nooit.

    Van der Leun en Van der Woude pleitten er in het verleden voor dat de wetenschap het plaatsvinden van etnisch profileren serieus moet nemen. Het onderzoek van de Universiteit van Leiden naar etnisch profileren in Den Haag getuigt echter niet van het serieus nemen ervan. Voorafgaand aan het onderzoek maakte de UvL en de politie Haaglanden afspraken om mogelijke imagoschade voor het korps te voorkomen.

    Voorheen vonden deze wetenschappers dat het plaatsvinden van etnisch profileren onderkend moet worden, hoewel het gevoelig ligt. Nu beschouwen zij het onderkennen van het plaatsvinden van etnisch profileren als contraproductief voor de verbinding tussen politie en samenleving. Zij leveren een onderzoek waarvan zij het onwenselijk vinden wanneer het resultaat wijst op discriminatoir optreden door de Haagse politie. Bovendien berust het onderzoeksrapport op twee reeds afgeronde scripties waarvoor het veldwerk al in 2012 werd verricht en die in augustus 2013 waren afgerond.

    Van der Leun en Van der Woude hebben hun onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag verricht als wetenschappers in dienst van de overheid. De overheid heeft in november 2013 behoefte aan een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren omdat hier in de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad om werd gevraagd. Beide wetenschappers hebben een onderzoek op bestelling geleverd en meegewerkt aan een politieke operatie in het kader van schadebeheersing.

    De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven over de gemaakte afspraken en de totstandkoming van het onderzoek. Met de kennis van nu komt de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in een ander daglicht te staan. Vooraf is immers afgesproken om imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen. De UvL vond het onwenselijk wanneer het onderzoek zou wijzen op mogelijke discriminatoir gedrag van de Haagse politie. Hiermee stonden de conclusies van het onderzoek in feite al bij voorbaat vast.

    Vertrouwensband

    Criminologen zijn voor de uitvoering van hun onderzoek voor een belangrijk deel afhankelijk van de medewerking van de politie en andere veiligheidsdiensten. Zo is observatieonderzoek voor criminologen alleen mogelijk wanneer zij toestemming krijgen om mee te lopen met politiediensten. Voor dataverzameling geldt hetzelfde. De UvL heeft daarom belang bij het opbouwen van een een vertrouwensband met de politie.

    Dit wordt tevens duidelijk aan de hand van een reactie van de universiteit op het WOB-verzoek van Buro Jansen & Janssen. De universiteit schrijft op 30 juli 2015 – als motivatie om de twee scripties en het onderliggende onderzoeksmateriaal zoals de veldwerkaantekeningen niet openbaar te maken – dat de anonimiteit hiermee in gevaar zou komen. ‘Hierbij zou de opgebouwde vertrouwensband – hetgeen een groot goed is bij kwalitatief onderzoek – dusdanig geschaad zijn dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er in de toekomst nog dergelijk maatschappelijk ingebed onderzoek uitgevoerd zou mogen en kunnen geworden’, aldus de UvL.

    De UvL heeft een vertrouwensband met de politie opgebouwd en wil deze in stand houden. Dit blijkt tevens uit een blog van Van der Woude in december 2013, waarin zij de bereidwilligheid van de Nederlandse politie om mee te werken aan wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren prijst. ‘Several researchers in the field have experienced that the Dutch police have demonstrated that they are interested in the issue. They acknowledged its importance and they have been open to researchers. This is more than most of our foreign colleagues who do research in their own countries can say’, aldus Van der Woude.

    Juist vanwege deze bereidwilligheid van de politie om medewerking te verlenen aan wetenschappelijk onderzoek, lijkt Van der Woude het niet gepast te vinden om kritiek te leveren op het korps. Zij schrijft: ‘We do not see why people point towards the police instead of inviting them to join the dialogue so they can help protect and where necessary rebuild trust. The time would appear to be right.’

    Van der Woude maakte in haar blog duidelijk blij te zijn met de Nederlandse politie. En de politie is, op haar beurt blij, met de UvL. November 2014 publiceren Van der Leun en Van der Woude een artikel in het Tijdschrift voor de Politie met de titel Etnisch profileren. Wat weten we nou echt? Hierin zetten zij alle bestaande onderzoeken en inzichten over etnisch profileren in Nederland – waaronder hun eigen onderzoek in Den Haag – nog eens op een rij. En concluderen (terecht) dat uit wetenschappelijk onderzoek geen structureel etnisch profileren blijkt.

    Ook herhalen zij nog maar eens hun visie over het belang van een dialoog met de politie: ‘Welles-nietes discussies en een beschuldigende houding nodigen agenten niet uit kritisch naar hun eigen handelen te kijken. Reflectie op het cruciale belang van vertrouwen van alle burgers in de politie, en op de legitimiteit van politiewerk in de huidige diverse samenleving vormt ons inziens een beter uitgangspunt.’

    Van der Leun en Van der Woude ontvangen voor dit artikel een prijs van het Tijdschrift voor de Politie voor het beste artikel dat in 2014 over de Nederlandse politie is geschreven. ‘Ieder jaar beloont de redactie het meest bijzondere artikel op het jaarcongres. Dit jaar is de eer voor Joanne van der Leun en Maartje van der Woud en hun artikel over etnisch profileren’, aldus de redactie van het tijdschrift.

    Het optreden van Van der Leun en Van der Woude in het publieke debat over etnisch profileren, en het onderzoek van de UvL naar etnisch profileren in Den Haag, tonen aan dat het in stand houden van de vertrouwensband op gespannen voet staat met wetenschappelijke onafhankelijkheid. De vraag is dan ook gerechtvaardigd: wanneer de wetenschap zoveel waarde hecht aan het in stand houden van een vertrouwensband met de politie, behoort een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar het plaatsvinden van etnisch profileren dan nog wel tot de mogelijkheden?

    Professoren als spreekbuis van de politie (samenvatting)De Universiteit van Leiden en etnisch profileren.

    Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen

    Professoren als spreekbuis van de politie. (samenvatting)

    Professoren als spreekbuis van de politie. (samenvatting)

    De Universiteit van Leiden en etnisch profileren.

    Het onderkennen en benoemen van discriminatie ligt gevoelig in Nederland, zeker in relatie tot de politie. Deze gevoeligheid laat ook de wetenschap niet onberoerd.

    Dit werd de afgelopen jaren zichtbaar tijdens het optreden van professor Joanne van der Leun en assistent-professor Maartje van der Woude, verbonden aan het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Universiteit van Leiden, in het publieke debat over etnisch profileren in Nederland. In het verleden vonden beiden dat de wetenschap het mogelijk plaatsvinden van etnisch profileren serieus moet nemen, hoewel het onderwerp gevoelig ligt.

    Maar als naar aanleiding van een rapport van Amnesty International en voortdurende berichtgeving over discriminatie en geweld door de politie in Den Haag etnisch profileren in oktober 2013 in de politieke en publieke belangstelling komt te staan, valt het optreden van Van der Leun en Van der Woude niet te rijmen met hun eerdere opvattingen. Zij manifesteerden zich in het publieke debat over etnisch profileren als spreekbuis van de politie. Zij verrichten onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag als wetenschappers in dienst van de overheid.

    Van der Leun en Van der Woude pleitten in het verleden voor meer aandacht van overheid, politie en wetenschap voor het plaatsvinden van etnisch profileren en hebben verschillende (wetenschappelijke) publicaties over het onderwerp op hun naam staan. Voor oktober 2013 vonden beide wetenschappers dat het plaatsvinden van etnisch profileren onderkend moest worden, hoewel het onderwerp gevoelig ligt.
    Thans beschouwen zij het onderkennen van etnisch profileren als contraproductief voor de verbinding tussen politie en samenleving. Van der Leun en Van der Woude beschuldigen Amnesty van polarisering. Hierbij pogen beiden de betrouwbaarheid van het Amnesty-rapport in twijfel te trekken en beweren zij dat de mensenrechtenorganisatie wetenschappelijke onderzoeken herinterpreteert en bepaalde onderzoeken buiten beschouwing laat. Zij specificeren dit echter nooit.

    Juni 2014 publiceerde de Universiteit van Leiden (UvL) een onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag (Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat) dat niet getuigt van het serieus nemen van het plaatsvinden van etnisch profileren. Uit stukken die door Buro Jansen & Janssen recent zijn verkregen via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) blijkt dat de UvL en de politie Haaglanden voorafgaand aan het onderzoek afspraken hebben gemaakt om mogelijke imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen.

    Voorheen vonden Van der Leun en Van der Woude dat het plaatsvinden van etnisch profileren serieus genomen dient te worden, hoewel het onderwerp gevoelig ligt. Nu houden zij rekening met deze gevoeligheid en leveren een onderzoek waarbij zij het onwenselijk vinden indien het onderzoek zou wijzen op discriminatoir handelen door de Haagse politie. Bovendien berust het bewuste onderzoeksrapport op twee reeds afgeronde scripties waarvoor het veldwerk al in 2012 was verricht en die in augustus 2013 reeds waren afgerond.

    De overheid had in november 2013 behoefte aan een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren, omdat hier in de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad om werd gevraagd. De UvL heeft dit onderzoek op bestelling afgeleverd en bewust meegewerkt aan een politieke operatie in schadebeheersing. Onderzoeksleider Joanne van der Leun was tijdens het onderzoek tevens lid adviesraad politie Haaglanden.

    De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven omtrent de totstandkoming van het onderzoek, de gemaakte afspraken en het feit dat haar onderzoek berust op twee masterscripties. Er vallen vraagtekens te plaatsen bij de inzichtelijkheid van de analyse en de kwaliteit ervan. Met de kennis van nu komt de door de wetenschappers getrokken conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in een ander daglicht te staan. Vooraf is immers afgesproken om imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen. Hiermee stonden de conclusies van het onderzoek in feite al bij voorbaat vast.

    Bovendien bevat het rapport geen kwantitatief onderzoek. Van der Leun en Van der Woude geven geen openheid van zaken over de redenen waarom zij geen kwantitatief onderzoek hebben verricht. Tevens relativeren zij in 2014 het belang van kwantitatief onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in het plaatsvinden van etnisch profileren, terwijl zij in het verleden nog hebben gepleit voor kwantitatief onderzoek en het gebruik van controleformulieren.

    De rol van Van der Leun en Van der Woude in het debat over etnisch profileren in Nederland wordt ten minste gekenmerkt door een flexibele omgang met de academische integriteit en de wetenschappelijke onafhankelijkheid. Hierbij wordt duidelijk dat beide wetenschappers veel belang hechten aan het opbouwen en onderhouden van een vertrouwensband met de politie. Eind 2014 ontvingen zij een prijs van het Tijdschrift voor de Politie voor het beste artikel dat in dat jaar over de Nederlandse politie is geschreven.

    Professoren als spreekbuis van de politieDe Universiteit van Leiden en etnisch profileren.

    Observant 68, 25 april 2016, Buro Jansen & Janssen

    Dupont is bijna jarig

    Het was in de vroege namiddag toen Dupont zijn voordeur achter zich dichtdrukte en in de regen ging hardlopen. Hij had zojuist een telefoongesprek gevoerd en zou voortaan als blogger met de naam ‘Dupont’ bijdragen gaan leveren op de nieuwe website ‘justitieenveiligheid.nl’. Zijn specialisatie: motorclubs. Het was net mei 2015 en het zou nog een kleine maand duren voordat Dupont zijn eerste bijdrage op de site zette. ‘De brave burgervader en de motorbendes’ heette het artikel.

    We zijn nu een jaar verder en Dupont leverde inmiddels meer dan 70 bijdragen. Soms humoristisch, soms kort door de bocht, altijd verontwaardigd en strijdbaar. Dupont gelooft in wat hij doet. Alleen tegen de overheid, alleen tegen wat hij ziet als onrecht, maar niet alleen tegen de wereld. Want de wereld, dat zijn jullie!

    Na een jaar Dupont een tussenbalans. Wat hebben we geleerd van 70 blogartikelen van één van de kwaadste mensen van Nederland? Wat zijn de lijnen die zichtbaar werden? Is er een patroon? Kunnen we conclusies trekken?

    1. Uit een aantal artikelen van Dupont wordt duidelijk dat incidenten met motorclubs veelal verzonnen zijn. Uit ‘Burgemeester Jos Som in het nauw!’ van 9 juli blijkt dat de bedreigingen die zogenaamd zouden zijn gedaan door de lokale Hells Angels niet op waarheid berusten. Er is wel veel publiciteit over geweest. In het artikel ‘Liegt de politie?’ wordt duidelijk gemaakt hoe de politie in zijn officiële rapportages over motorclubs aantoonbaar liegt en subjectieve kwalificaties gebruikt die niet worden gestaaft door rechterlijke uitspraken. In ‘Herhaal de leugen totdat de mensen denken dat het de waarheid is’ zet Dupont uiteen hoe politie, media en burgemeesters liegen over motorclubs. Ook uit ‘Leugens maken de weg vrij voor een politiestaat’ wordt duidelijk hoe in politierapportages wordt gelogen en de waarheid wordt verdraaid. De lezer van ‘De creatieve officier van justitie’ op 22 februari leert hoe een officier van justitie die is belast met de bestrijding van de zware misdaad valse telefonische meldingen doet via Meld Misdaad Anoniem en daarmee motorclub Satudarah in diskrediet brengt. Tevens blijkt op 9 maart uit ‘Meld Misdaad niet Anoniem’dat er ook wordt gelogen over de anonimiteit van het meldnummer: Meld Misdaad Anoniem is niet anoniem.
    2. Dupont toont aan dat een aantal bestrijders van motorclubs een belang hebben bij die bestrijding. Zo blijkt op 11 juni dat burgemeester Jos Som via zijn dochter een belang heeft bij het sluiten van het clubhuis van de Hells Angels. Dit clubhuis zit naast de zaak van zijn eigen dochter en bovendien zit de motorclub pontificaal in het zojuist opgeleverde nieuwe stadscentrum dat is gebouwd door mensen die ook worden genoemd in verband met omkoping. Dupont vraagt zich bovendien af of Jos Som ook financieel beter is geworden van dit prestigeproject (artikel van 15 juli ‘Het gevecht in de OK corral van een klein Limburgs dorp). Op 27 april 2016 (‘Ondermijning als goudmijn’)blijkt dat er veel geld wordt verdiend met de bestrijding van onder anderen motorclubs. Particuliere organisaties zetten de trend en geven cursussen van ambtenaren door ambtenaren. Bovendien blijkt dat politiefunctionarissen bijbanen hebben die een financieel belang hebben bij het opzetten van die nieuwe trends.
    3. Uit tal van artikelen blijkt dat de politie gebruik maakt van twijfelachtige opsporingsmethoden. Op 16 (‘Opvallend rijgedrag’)en 27 maart 2016 (Een rechtstreekse aanval op onze vrijheid’) blijkt dat de politie verkeerswetgeving lijkt te misbruiken om op te sporen. Bovendien heeft de politie een niet-aangemelde databank waarin leden van motorclubs zijn opgenomen.Die databank blijkt ook uit het artikel van 24 juni 2015 (‘Rekenen voor dummies’). Op 3 (‘Particuliere samenwerking tussen Nederlandse politie en mensenrechtenschendende landen om motorclubs te bestrijden’) en 4 april (‘Politiemotorbendes, provocaties en ongeoorloofde opsporingsmethoden’) wordt duidelijk dat de Nederlandse politie samenwerkt met korpsen uit landen waar mensenrechten worden geschonden of waar wordt gewerkt met ook daar ongeoorloofde opsporingsmethoden. Informatie uit juist die landen wordt vervolgens door de Nederlandse politie tegen eigen onderdanen ingezet. Verder heeft de politie het ‘name&shame’ geïntroduceerd, waarbij mensen die worden verdacht, maar nog zeker niet zijn veroordeeld, al worden genoemd als leden van motorclubs. Dit stelt motorclubs en leden daarvan in een slecht daglicht, terwijl die mensen niet schuldig zijn bevonden.
    4. De artikelen van 18 en 28 april laten zien dat er afspraken zijn gemaakt tussen media, politie en justitie en belangenorganisaties over berichtgeving over motorclubs. (‘Branche-organisaties’ en ‘Je suis Charlie’).Dit heeft blijkbaar een commercieel doel. Uit het artikel op 14 juni 2015 (‘Bandidos MC of bandieten B&W?’) blijkt dat de media een deal hebben met de politie toen er een inval kwam door een arrestatieteam bij een aantal leden van de Bandidos MC. Uit ‘Je suis Charlie’ van 28 april 2016 blijkt bovendien hoe journalisten uit de ruif van politie en politiek eten.
    5. Er is sprake van een zeer eenzijdig beleid waar het de bestrijding van motorclubs betreft. Uit artikelen op 10 (‘Voetbalsupporters en motorclubs’), 25 (‘Motorclubhuizen en drankketen’) en 27 april 2016 (‘Ondermijning als goudmijn’)blijkt dat vele malen meer last en schade wordt ondervonden door bijvoorbeeld hooligans of drankketen. Maar daar wordt gestuit op onwil van plaatselijke besturen of de onmogelijkheid het probleem adequaat op te lossen. Op 20 maart 2016 (‘De politiedatabank van Outlaw VVD’ers’)bleek dat de VVD een fors aantal wetsovertreders en integriteitsschandalen kent. Toch komen veel van de grootste ‘diehards’ en ‘crimefighters’ uit deze partij.
    6. Er worden door de politie ernstige fouten gemaakt, zoals te lezen in ‘Foutje….bedankt!’ van 21 april. Een lid van de Bandidos MC wordt verwisseld met een andere persoon en vervolgens wordt het lid van de Bandidos onterecht opgepakt. Een politiewoordvoerdster is vervolgens uiterst lakoniek over die vergissing. Volgens haar kan dat wel vaker voorkomen. Ondertussen is er wel weer een lid van een motorclub het slachtoffer geworden van dat foutje.
    7. De politie doet alsof zij de macht willen grijpen. De wet moet verandert worden en er moeten meer bevoegdheden komen. Dit blijkt uit de artikelen van 22 juli 2015 (‘Boeman Bouman en zijn patriotten van de politiestaat’) en 23 januari (‘Is er niets illegaals? Dan passen wij de wet wel even aan en kunnen wij toch optreden!’). Hoge politiechefs doen telkens uitspraken over wetsveranderingen die niet aan hen zijn, maar aan het parlement. Zij willen bovendien iets strafbaars maken dat het op dit moment helemaal niet is.
    8. Gemeenten die optreden tegen motorclubs hebben in een aantal gevallen onverklaarbare, maar wel aantoonbare, tekorten in hun gemeentekas. Zij weigeren hierover opheldering te geven. Dit blijkt uit de artikelen van 13 (‘Wikijansia: Barneveld’)en 27 augustus (‘Belastinggeld Langedijk ‘expendable’ ‘), 25 september (‘De tientallen verdwenen miljoenen van Kaag en Braasem en het motorclubje’)en 8 oktober (‘De goochelaar en de verdwenen miljoenen en de tattooconventie’). Het gaat over vele miljoenen gemeenschapsgeld die weg zijn. Dit is aangetoond door onderzoek van een voormalig accountant.
    9. Sommige burgemeesters halen alle feiten over motorclubs door elkaar in verklaringen die zij afgeven aan de pers. Dit wordt onder anderen duidelijk in het artikel van 27 juni (‘De burgemeester en absoluut betrouwbare feiten en cijfers’)waar niet alleen de ene motorclub voor de andere wordt aangezien door burgemeester Onno Hoes, maar waar ook aantallen motorclubleden niet kloppen.
    10. De voortdurende propaganda door politie en media heeft in het buitenland geleid tot grote schietpartijen door de politie waarbij verschillende motorclubleden omkwamen. Dit is uitvoerig aangetoond in het artikel van 30 juni 2015 (‘Ontmenselijking maakt van vreedzame mannen moordenaars’). In Nederland is er nu al aantoonbare schade bij mensen die niet zijn veroordeeld door een rechter, zoals bijvoorbeeld blijkt in het artikel ‘Cordon sanitaire’ van 21 april. Mensen raken hun baan kwijt, worden door bedrijven of horecazaken geweigerd en komen soms in een sociaal isolement.
    11. Magistraten die moeten oordelen over zaken waar motorclubs bij betrokken zijn, zijn soms partijdig. Zo blijkt uit het artikel ‘De raadsheer die om de hoek van het clubhuis woonde’ dat één van de rechters die moest oordelen in een zaak die was aangespannen door Veterans MC om de hoek van het clubhuis van deze club woonde in Haren. De man stond bovendien bekend als een fatsoensrakker die te pas en te onpas stappen onderneemt voor een harder beleid en stelde suggestieve vragen over de colors van de motorclub die hij in verband bracht met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog.
    12. Er zijn diverse motorbendes die alleen uit politiemensen bestaan en die niets in de weg wordt gelegd. In het buitenland hebben deze politiemotorbendes al gezorgd voor schietpartijen waarbij doden vielen. Het bestaan van deze politiemotorbendes wordt uit de doeken gedaan op 20 maart (‘Motorbendes met alleen maar politieagenten’), op 21 maart (‘Politieagenten als outlawbiker’) en op 4 april (‘Politiemotorbendes, provocatie en ongeoorloofde opsporingsmethoden’). Politiemotorbendes als Lex Legio MC, LEMC Marshalls, IPA-MC en Blue Knights MC wordt niets in de weg gelegd. De leden komen niet terecht in de speciale OMG-databank van de politie, er worden geen vergunningen voor clubhuizen of evenementen geweigerd. Op tenminste één foto waar wij de hand op wisten te leggen heeft een lid van Blue Knights MC onder zijn clubcolors een setje handboeien.
    13. De grote man van de politievakbond ACP is zelf verwikkeld in een affaire van vriendjespolitiek. In het artikel ‘Die wet past ons allemaal!’ van 13 juni 2015 wordt duidelijk hoe Gerrit van de Kamp, de grote man van politievakbond ACP en hét gezicht van politie Nederland, niet alleen telkens roept om meer bevoegdheden en wetsveranderingen, maar ook is verwikkeld in een zaak van vergaande vriendjespolitiek. Van de Kamp is een groot voorstander van het verbieden van motorclubs, maar speelt zijn eigen vriendin een baantje toe binnen de Nationale Politie.
    14. De politie intimideert het parlement en zet gemeenten onder druk tot het nemen van maatregelen tegen motorclubs. Op 2 juli in ‘The man who would be king’ wordt beschreven hoe actievoerende politiemensen met dienstwapens en dienstmaterieel in diensttijd het Haagse Binnenhof bezetten. Meer loon wilden en dat ook kregen. Gemeenten waar motorclubs zijn gevestigd worden ‘op de hoogte gebracht’ van de grote gevaren die aan die clubs kleven. De ambtenaren van de gemeenten weten dit zelf niet en vertrouwen dus maar op de politie die dit initieert (‘Voortgaan met rapporteren’ 19 juli 2015 en ‘Blablablabla’ op 26 juli).
    15. De politie zet brancheorganisaties en belangenorganisaties onder druk om maatregelen tegen motorclubleden te nemen. Op 3 juli 2015 al blijkt dit uit ‘De pot verwijt de ketel’ en op 4 augustus ‘Nederland wordt wakker!’ De beveiligingsbranche wordt door de politie gewaarschuwd en vervolgens komt de voorzitster van die branche, die bijklust als VVD’er, in actie. Op 24 augustus ‘De blaffende honden van het nieuwe beleid’ waarin het MKB zich grote zorgen zegt te maken over infiltraties van motorclubs. En op 18 april 2016 ‘Branche-organisaties’.
    16. Leden van motorclubs worden uitgesloten van de maatschappij. Het artikel ‘Cordon sanitaire’ van 21 april 2016 geeft een onthutsend beeld van hoe burgers die niet zijn veroordeeld door een rechter uit de maatschappij worden verwijderd. De politie speelt hierin een grote rol als trendsetter en aangever.
    17. Particuliere organisaties die niet tot de overheid behoren proberen de trend te zetten die moet leiden tot de uitbanning en vervolging van motorclubs. Op 3 april 2016 ‘Particuliere samenwerking tussen Nederlandse politie en mensenrechtenschendende landen om motorclubs te bestrijden’, waarin duidelijk wordt gemaakt hoe een particuliere internationale organisatie van politiemensen niet alleen trends bedenkt, maar ook oplossingen aandraagt door middel van trainingen waardoor deze materie ook gaat leven in de landen van herkomst van de deelnemende politiefunctionarissen. Dit blijkt ook uit ‘Riding Ralf tegen motorbendes’ van 21 maart.
    18. De instanties die pleiten voor een verbod van motorclubs gaan bewust voorbij aan het feit dat een verbod geen invloed heeft op misdaadcijfers. Uit cijfers, dus feiten, uit Australië en Duitsland blijkt dat een verbod geen invloed heeft op misdaadcijfers. Dit is te lezen in de artikelen ‘Holle vaten’ van 29 juli 2015, ‘Verbal diarrhea’ van 27 september en ‘’Zware maatregelen zonder effect’ van 7 april 2016.

     

    Wat we zien is een onthutsend beeld. Politiefunctionarissen zetten vanuit particuliere internationale organisaties trends in misdaadbestrijding en geven vervolgens particulier georganiseerde trainingen om politiemensen internationaal daarmee te bevruchten. Daarna wordt internationaal door middel van een informeel netwerk samengewerkt tussen Nederlandse politiemensen en politiemensen uit landen waar soms ongeoorloofde, in Nederland soms verboden, opsporingsmethoden worden gehanteerd. Door middel van overdreven en soms niet op waarheid berustende rapportages, druk vanuit een politievakbond waar ook zaken mis zijn, worden overheden ‘bewerkt’. Belangenorganisaties worden ingezet om een zo breed mogelijk front te maken en via partijdige of luie journalisten wordt in de media van leer getrokken met als doel publieksbewustwording en beïnvloeding van de overheid. Leden van politieke partijen waarop veel strafbare feiten zijn aan te merken sluiten zich aan bij deze kruistocht, daarin gesteund door schreeuwende, maar onkundige opiniemakers die zich voordoen als misdaadverslaggever. Particuliere bedrijven gerund door (oud)-politiefunctionarissen verdienen aan het vervolgingsbeleid dat op deze manier wordt uitgezet. Tegelijkertijd zien we bij diezelfde politie dat chefs erg veel geld verdienen, terwijl de ondergeschikten stakingsacties houden voor meer salaris. De vorming van de Nationale Politie kost honderden miljoenen meer dan ingeschat, maar moet als prestigeproject koste wat kost toch doorgaan. Om de schuld van de politie zelf weg te houden, wordt geklaagd over onvoldoende wettelijke bevoegdheden en wetsveranderingen. Iemand moet de schuld krijgen en de motorclubs worden zondebok. De moderne heks zit niet meer op een bezemsteel, maar op een motor.

     

    Bevrijdingsdag 5 mei 2016. Er kan geen enkele link zijn tussen de heldhaftige bevrijders van toen en de bezetters van nu!

     

     

     

    Cordon sanitaire

    Een cordon sanitaire is een techniek waarbij men een ongewenste of gevaarlijke situatie probeert te isoleren door er een beschermende kring rond te leggen. Men gebruikt daarom ook het woord ‘schutkring’.

    In de veehouderij gebeurt zoiets wanneer ergens een besmettelijke ziekte, bijvoorbeeld varkenspest of vogelpest, uitgebroken is. Niemand mag dan nog dieren van en naar dat bedrijf vervoeren en andere contacten worden ook tot het strikte minimum beperkt.

    In de internationale politiek wordt soms een handelsembargo als cordon sanitaire uitgevaardigd. Diplomatieke contacten en internationale handel worden dan tot een strikt minimum teruggeschroefd. Een voorbeeld was het Irak van Saddam Hoessein na de aanval op Koeweit

    In de binnenlandse politiek spreekt men van een cordon sanitaire als men een groep of een initiatief consequent negeert en weigert bij zaken te betrekken. Hoewel het hetzelfde beoogt, is het het tegenovergestelde van repressieve tolerantie. De bedoeling is die persoon of groep buitenspel te zetten. Volgens sommigen is deze tactiek niet democratisch. (Wikipedia)

    Het is nooit op deze manier uitgesproken, maar vandaag wordt in Nederland deze methode ook gehanteerd tegenover motorclubs. Het lijkt welhaast een militaire techniek. Opsporen, vaststellen, isoleren, vernietigen. Het opsporen is het vaststellen om wie het gaat en waar de vijand zich bevindt. Het vaststellen is dat het inderdaad om elementen van de vijand gaat. Het isoleren is het cordon sanitaire. Het gebied waar de vijand zich bevindt wordt hermetisch afgegrendelt. Communicatie, bevoorrading en verplaatsing wordt tegengegaan. Druk wordt gezet op elke manifestatie van de vijand door vuurdwang. Een ouderwetse omsingeling. Of, zoals in The Lord of the Rings, een aanval van de Orcs.

    Het is duidelijk wie door politie en justitie uitgeroepen zijn tot vijand. Het zijn de motorclubs. De MC’s. Achter de klinkende namen van de motorclubs vinden wij gewone Nederlandse burgers. De meesten met een gewone baan. De meesten met een gewoon gezin. De meesten met hele gewone bezigheden. Burgers als doelwit van politie en justitie.

    Hoe werkt het cordon? Ten eerste moet door propaganda sterk overdreven worden dat de gekozen vijand ook daadwerkelijk de vijand is. Elk incident wordt daarom sterk benadrukt en krijgt dus ook veel publiciteit. Eventuele positieve publiciteit moet worden omgebogen naar negatieve publiciteit door de goede bedoelingen in twijfel te trekken. Wanneer voor iedereen duidelijk is wie de nieuwe vijand is, wordt deze geïsoleerd. Dupont kroop op handen en voeten door de linies en keek in het kamp van de vijand. Hoe wordt daar ervaren wat het cordon sanitaire teweeg brengt?

    Satudarah-voorman Guus Pronk in een artikel van Omroep Brabant op 20 april 2016: ‘De strijd tegen motorclubs neemt volgens Pronk dusdanige vormen aan, dat leden en hun families daar flink last van ondervinden. “Ik kan niet eens fatsoenlijk op het terras zitten zonder door agenten bekeken te worden”, zegt Pronk. “Bij sommigen is het erger gesteld. Zij worden niet aangenomen of de toegang tot een gebouw ontzegd vanwege hun lidmaatschap van een motorclub die niet als crimineel bestempeld is.’

    Crimesite bericht op 30 juni 2015: ‘Het ministerie van Justitie heeft een bewaarder van de gevangenis in Lelystad strafontslag gegeven omdat hij president is van het Lelystadse chapter van de motorclub Black Sheep.’ De betrokken cipier heeft jarenlang als gewaardeerd collega gewerkt in deze instelling.

    Bij een andere cipier was het nog erger: hij was helemaal geen lid van een motorclub maar kende alleen maar leden van een club. Omroep Brabant daarover op 24 maart 2016: ‘Ontslagen omdat hij Satudarah-leden kende, Molukse beveiliger PI Vught pikt het niet.’ De ontslagen man stond zeer gunstig bekend bij collega’s en werkte al jarenlang tot volle tevredenheid.

    De Telegraaf op 19 januari 2013: ‘De gemeente Amsterdam wil af van gemeenteambtenaren die lid zijn van motorbendes als Hells Angels en Satudarah. Voor ambtenaren die weigeren hun lidmaatschap op te geven dreigt een ontslagprocedure.’ Het blijkt dat een aantal ambtenaren al vele jaren naar volle tevredenheid bij de gemeente werkt.

    Omroep Brabant op 2 november 2012: ‘Defensie slaat alarm: elitemilitairen uit Roosendaal lid van foute motorclub.’ Het ging om ongeveer twintig leden van het Korps Commandotroepen die lid waren van Demons MC. Inmiddels heeft het Korps Commando Troepen de allerhoogste Nederlandse militaire onderscheiding ontvangen: de Militaire Willems Orde. Zo slecht waren die jongens dus blijkbaar.

    Leden van motorclubs worden dus niet aangenomen of ontslagen alléén omdat zij lid zijn van een motorclub. Nogmaals: er zijn geen motorclubs verboden in Nederland. Maar of het al niet erg genoeg is, er mag ook geen vrijwilligerswerk worden verricht:

    RTL Nieuws op 12 april 2016: ‘Voedselbank stopt samenwerking met ‘weldoeners’ No Surrender.’

    Satudarah-voorman Guus Pronk bij Omroep Brabant op 20 april 2016: ‘Volgens de Nationale Politie doen Satudarah en andere motorclubs verwoede pogingen om zichzelf mooier voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Een beschuldiging die Pronk recht in het hart raakt. “Wij doen al jaren aan vrijwilligerswerk en dat doen we vanuit een goed hart. Vaak proberen we inzamelingsacties te houden voor zieke kinderen, maar wordt dat belemmerd doordat de overheid dwarsligt.’

    Evenementen overal in het land worden verboden, alleen omdat het mogelijk zou kunnen zijn dat leden van motorclubs komen.

    Het Dagblad van het Noorden daarover op 18 april 2016: ‘Organisatie afgelaste Chopper Day: Geen angst voor motorclubs’. De organisatie heeft na achttien jaar succesvolle Chopper Day’s geen angst voor de aanwezigheid van motorclubs. De gemeente zet als vergunninggever de organisatie toch onder druk om motorclubs te weren en het dragen van colours te verbieden. Er zijn nooit incidenten geweest en de clubs zijn helemaal niet verboden. De vergunning wordt niet afgegeven.

    In sommige gemeenten worden leden van motorclubs geweerd en mogen geen colours gedragen worden.

    Op 3 oktober 2014 bericht het Brabants Dagblad: ‘Politie blundert in overleg met motorclubs over kledingverbod Tilburg.’

    Op 23 november 2014 bij RTV Oost: ‘De horeca in Deventer weigert leden van motorclubs met herkenbare kleding. Zo moet voorkomen worden dat motorclubs zich in Deventer vestigen.’

    Op 8 juni 2014 in het Nederlands Dagblad: ‘Een 27-jarige Tilburger is zaterdagnacht aangehouden omdat hij een T-shirt droeg dat duidelijk verwees naar motorclub Satudarah. Agenten hadden hem vrijdagnacht al gewaarschuwd dat bikers in zogeheten full colours tussen 22.00 uur en 06.00 uur niet welkom zijn in de gemeente.’

    Soms gaat het zover dat je je af kan vragen of de overheid wel een hart heeft. Veteranen die lid zijn van Veterans MC wordt expliciet verboden mee te rijden in het défilé op de Nationale Veteranendag in Den Haag. Eer betuigen aan gesneuvelde collega’s, vechten tegen je eigen trauma’s is verboden. L1.nl op 24 juni 2014: ‘Motorclub Veterans niet welkom bij Veteranendag’

    Zo wordt dus door een cordon sanitaire een groep gewone burgers geïsoleerd van de rest van de Nederlandse samenleving. Desintegratie dus.

    Dupont was heel benieuwd wat de politiek daar nu van vindt. Geen stijl op 16 maart 2015: ‘Minister-President Rutte: ‘Sta op en vecht tegen discriminatie.’ Logisch dat hij dit zegt. Want iedereen moet mee kunnen doen.

    Vluchtelingen Werk Nederland op zijn website vluchtelingenwerk.nl: ‘Integratie van vluchtelingen is nodig om zo snel mogelijk volwaardig te kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving.’ Dat geldt voor vluchtelingen, maar ook voor ieder ander. Nieuwkomers, minderheidsgroepen, oud-gevangenen, kortom iedereen die hier woont.

    Ja, het is duidelijk. Deelnemen aan de maatschappij. Deel uitmaken van de maatschappij. Werken, wonen, leven. Iedereen moet integreren. Nieuwkomers moeten een inburgeringscursus volgen. Verplicht. Niemand mag aan de kant blijven staan. Wanneer grote groepen mensen niet deelnemen aan de maatschappij ontstaan er sociale problemen. Sociale onrust. Criminaliteit. Een parallelle maatschappij. Zelfs ondermijning. En over die ondermijning schreven wij al eerder. De overheid creëert zelf een probleem, geeft vervolgens iemand anders de schuld en daarna komen de lakeien met een oplossing. Wij zullen hier nog op terugkomen.

    I’ll be back!

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Branche-organisaties

    Op 5 oktober 2011 krabten motorliefhebbers zich enigszins achter de oren. Wat bleek namelijk? De nieuwe secretaris van de afdeling Gemotoriseerde Tweewielers van de RAI was een totale onbekende in motorrijdersland. Tweewieler.nl zei hierover: ‘Tot vorig jaar was Warmerdam overigens wel actief voor de ANWB – als innovatie consulent – en ook in de politiek (D66) en als beleidsmedewerker en adviseur voor het ministerie van LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) is haar naam bekend. Met Gemma Warmerdam kiest de RAI dus voor een secretaris die de weg in Haagse kringen goed kent. Inmiddels is ze, zo meldt men in Amsterdam, volop aan het lessen op de motor.’

    U denkt nu natuurlijk: ‘Gemma Warmerdam?’ Waar gaat dit over? Zeker de vele bikers die hier komen lezen, zullen zich dat afvragen. Blijf nog even op deze pagina en u weet het.

    Vandaag kwam Gemma Warmerdam, die onbekende van de RAI dus, in het nieuws door enige fraaie uitspraken bij BNR.nl. ‘Het onderscheid moet duidelijk worden tussen 99 procent van de motorrijders die gewoon gezellig samen rondrijdt en de 1 procent die elkaar en de rest van de samenleving het leven zuur maakt.’ Het lijkt sprekend op de uitspraken gedaan na de relletjes in het Amerikaanse stadje Hollister in? 60 of 70 jaar geleden? Warmerdam reageert met deze uitspraken op het feit dat de Rotterdamse hoofdcommissaris van politie Frank Paauw vorige week sprak over motorclubs toen hij het had over de Hells Angels en de Mongols naar aanleiding van een vechtpartijtje in een Van der Valk-hotel.

    ‘Dit terwijl twee jaar geleden werd afgesproken om die term in die context niet meer in de mond te nemen. Ze zegt dat het langdurig negatief publiceren over motorclubs uiteindelijk leidt tot een daling van de omzet van motorverkopers.’, voegt Gemma er nog aan toe. Afgesproken? Met wie? En met welke wettelijke basis kun je afspreken bepaalde clubs een crimineel stempel op te leggen?

    BNR.nl gaat verder: ‘Ook leidde de discussie twee jaar geleden tot afgelasting van motorevenementen. Om te voorkomen dat dit nu weer gebeurt, roept Warmerdam politie, overheidsfunctionarissen en media op zorgvuldiger met de term ‘motorclubs’ om te gaan. Ook voorzitter Patrice Assendelft van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging, KNMV, doet dat. Hij wijst erop dat er al herhaaldelijk overleg is geweest met politie, het ministerie van Justitie en de gemeenten. “Het gaat dan een tijdje goed, en vervolgens zie je het toch weer gebeuren.” Motorrijders hebben er volgens Assendelft echt last van dat ze over een kam worden geschoren met criminele bikers.’

    Blijkbaar hebben politie, het ministerie van Justitie en de gemeenten samen met de KNMV en de RAI afgesproken dat een aantal motorclubs ‘bendes’ zijn en geen clubs. De voorzitter van de KNMV zegt zelfs ‘criminele clubs’. Eenzijdig, zonder enige rechterlijke tussenkomst of bemoeienis. ‘Want’, zo stelt Warmerdam, ‘die motorbendes maken elkaar en de samenleving het leven zuur!’ Dat is een hele statement, zo zonder een bijbehorende rechterlijke uitspraak.

    Wat zegt nu Gemma Warmerdam over zichzelf? Op LinkedIn vinden wij het volgende: ‘Vanaf 1994 heb ik gewerkt bij invloedrijke politieke, ambtelijke en consumenten organisaties in Den Haag. Sinds 2011 werk ik voor de branche organisatie RAI Verenging in Amsterdam. Gestart als beleidsmedewerker landbouw in de Tweede Kamer, vervolgens politiek adviseur van een minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en daarna bij de ANWB als belangenbehartiger en corporate innovatie- en strategieconsultant. Ik heb bewust gekozen om ervaring op te doen met de ‘witte vlek’ van politiek & beleid georiënteerde professionals namelijk marketing, creatie en innovatie. Door deze combinatie ben ik nu een veelzijdig strategisch adviseur en belangenbehartiger die ook kan meedenken met de leden in de branche vereniging. Ik heb ruime ervaring in belangenbehartiging, innovatie begeleiding, projectmanagement, visie-, strategie- en beleidsontwikkeling en woordvoering. Ik heb veel ervaring met complexe politieke en bestuurlijke issues.’

    Gemma Warmerdam is dus actief lid van de politieke partij D66, zij was politiek adviseur van twee ministers, en zij omschrijft zichzelf als strategieconsultant, belangenbehartiger, strategisch adviseur, en zeker niet als iemand die ook maar iets te maken heeft met motorrijders. Gemma gaat nog even verder op LinkedIn:

    ‘Belangenbehartiging, deelnemen aan het publieke debat, delen van kennis van wet en regelgeving, lobby in Nederland en Brussel, collectieve promotie coördineren en ontwikkeling van strategie- en beleidsvorming, zijn de activiteiten die ik voor de leden uitvoer en organiseer. Daarnaast onderhoud ik directe relaties met branche- en belangenorganisaties, politiek, overheden, consumentenorganisaties etc.’

    Is het nu iets duidelijker geworden? Een lobbyiste met zeer goede contacten in Den Haag, die afspraken maakte over het benoemen van motorclubs als ‘motorbendes’ zonder een enkele rechterlijke uitspraak. Motorverkopers zien hun omzet ook dalen door die ‘motorbendes’, zegt Warmerdam. Is daar onderzoek naar gedaan? En dalen die verkopen omdat er echt iets aan de hand is, of omdat de kranten op aandringen van de Warmerdam-lobby, schrijven dat er iets aan de hand is. En waarom worden politiemotorclubs niet genoemd? Dupont toonde al eerder aan dat in ieder geval in de Verenigde Staten deze politieclubs betrokken zijn bij talrijke moorden, schietpartijen en mishandelingen in het motorclubmilieu.

    In eerdere artikelen van Dupont bleek dat branche-organisaties door de politie worden aangezet maatregelen te nemen tegen motorclubs. Branche-organisaties van beveiligingsbedrijven moeten bikers weren, anders kunnen zij een keurmerk mislopen van de politie. Horeca-organisaties moeten hun leden aanzetten tot een colourverbod. Dupont toonde aan dat bestuursleden van dit soort branche-organisaties ook banden hebben met politieke organisaties of daarin zelfs actief zijn. Gemeenten wordt aangespoord actie te ondernemen tegen clubhuizen, ook wanneer er nimmer incidenten zijn geweest. Op deze manier kan het natuurlijk niet anders dan dat het publiek langzamerhand echt gaat geloven dat er iets aan de hand is. Er wordt dus bewust maatschappelijke onrust gecreëerd, iets dat kan worden gebruikt om een verbod van motorclubs te bewerkstelligen.

    Dus Gemma Warmerdam? Leuk geprobeerd, maar ga eerst je motorrijbewijs maar eens halen.

     

    De biker als ideale zondebok

    Vorig jaar schreeuwde de Kerkraadse burgemeester Jos Som moord en brand toen het Openbaar Ministerie hem waarschuwde dat hij werd bedreigd. Hoewel Jos Som eerst nog verklaarde dat onbekend was uit welke hoek de bedreigingen afkomstig waren, riep hij later dat het om ‘motorjasjes’ ging. Dat kwam hem dan ook heel goed uit, want nadat zijn dochter, de eigenaresse van Café Suus, zogenaamd bedreigd zou zijn door Hells Angels, besloot Jos Som het clubhuis van die motorclub te sluiten. Achteraf bleek dat zijn dochter helemaal niet was bedreigd. Het clubhuis was toen al dicht, de burgemeester had zijn gezicht gered en er kon weer een dossiertje toegevoegd worden aan de bestrijders van motorclubs.

    Omroep Brabant berichtte op 11 maart 2016 hoe de fantaserende officier van justitie Lucas van Delft zelf bedreigingen verzon en doorgaf via Meld Misdaad Anoniem. ‘Volgens Van Delft zou hasjbaas Van Laarhoven leden van de motorclub Satudarah hebben ingehuurd om Van Delft te bedreigen. Advocaat Taco van der Dussen, die Van Delft vertegenwoordigt, en het Landelijk Parket willen niet reageren omdat het strafrechtelijk onderzoek tegen de ervaren officier nog loopt. De crimefighter zit vanwege de vermeende bedreigingen al ruim vier maanden thuis.’ Het artikel brengt perfect de tegenstellingen aan het licht. Bedreigende leden van motorclub Satudarah enerzijds en de ‘ervaren crimefighter’ anderzijds. Het moet dus haast wel waar zijn.

    Op 10 maart 2016 berichtte De Telegraaf dan weer dat de burgemeester van Heerlen ternauwernood had kunnen voorkomen dat een beruchte motorbende zich had gevestigd in het Limburgse kerkdorp. De burgemeester wilde de naam van de ‘motorbende’ niet noemen, zelfs niet aan de gemeenteraad. Het zit er dan ook in dat die gemeenteraad hem niet zou geloven wanneer hij toch opening van zaken zou geven. Wat de burgemeester ook zei was dat ‘Den Haag’ niet genoeg handvaten gaf om de ‘motorbendes’ te bestrijden. Het geroep van burgemeester Krewinkel had dus ook een politiek doel en was een boodschap om hulp aan de regering.

    Zo worden motorclubs tegen wil en dank en geheel buiten hun eigen handelen en medeweten betrokken in tal van dossiers. Onderzoeken gaan lopen, clubhuizen worden dichtgetimmerd en de burger kruipt angstig weg na de zoveelste subjectieve berichtgeving. Maar er gaat altijd baas boven baas. Sommige mensen gaat echt geen zee te hoog om hun daden te rechtvaardigen. En laat nou uitgerekend weer een politieman daarvan het voorbeeld geven.

    Want 1Limburg bericht op 17 maart 2016: ‘De 54-jarige politieman C.P. heeft volgens het OM vorig jaar “onnodig vuurwapengeweld gebruikt tegen een man die psychotisch was, en niet wist wat hij deed. Op 31 mei vorig jaar schoot P. een verdachte in zijn benen. De man uit Sittard zou in Susteren vuurwerk tegen een voordeur hebben gegooid. Na een korte achtervolging loste P. een waarschuwingsschot, maar daarop reageerde de man niet. De agent schoot de verdachte daarop in zijn benen. Na onderzoek door de Rijksrecherche besloot het Openbaar Ministerie (OM) om de agent te vervolgen. Het Openbaar Ministerie liet tijdens de zitting weten een psychiatrisch rapport over de agent te laten opstellen. Volgens de verdediging was de politieman nog gespannen van de acties tegen motorbendes afgelopen jaar, en kampte hij met PTSS, een post traumatisch stress syndroom.’

    Als politieman schiet je zomaar een man met psychische problemen neer die hard wegloopt en feitelijk niets heeft gedaan en dan zeg je dat het komt door de spanningen van die ‘motorbendes’. Dit is natuurlijk een open deur voor andere verdachten van een zeer ernstig misdrijf. Je zegt gewoon dat je erg in de war bent geraakt van ‘motorbendes’. De kranten staan er vol mee en het eist gewoon zijn tol.
    1Limburg gaat verder: ‘Uit onderzoek bleek later dat de verdachte helemaal geen vuurwerk tegen de deur had gegooid, maar een steen. De bewoner had in paniek de politie gebeld met de mededeling dat iemand vuurwerk tegen zijn deur had gegooid. De politie schakelde vervolgens via vuurwerk naar motorbendes.’

    ‘De politie schakelde vervolgens via vuurwerk naar motorbendes’? Wat is het verband? Is er sprake van zodanige berichtgeving, ook binnen de politie zelf, dat de agenten geloven wat er in al die politierapportages staat over motorclubs? Dan kan er binnenkort ook maar zo een lid van zo’n motorclub worden neergeschoten. Een agent in de war maakt rare sprongen.

    De politie ondertussen onderzoekt of er een extra wapen kan worden toegevoegd aan het arsenaal om vuurwapengebruik zo te voorkomen. En de neergeschoten psychoot? Die wordt mogelijk vervolgd voor het gooien van een steen. Hij zal wel in de war zijn geweest over wat hij in de krant over politiegeweld had gelezen.

    Bommetje!

    Open brief aan 150 wijze mannen en vrouwen die regelmatig vergaderen in Den Haag

    Vorige week werd eindelijk door de Tweede Kamer goedgekeurd, wat al lang in het vat zat. Nederlandse F-16’s mogen meedoen aan het bombarderen van IS-doelen in Syrië.

    Ik heb hier enkele vragen over:

    De Nederlandse vliegtuigen die ‘mee mogen doen’ aan die aanvallen op IS in Syrië zijn onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht. Wanneer een missie van de krijgsmacht wordt voorbereid, wordt er altijd eerst een analyse gemaakt van de situatie (in dit geval in Syrië), en wat een eventueel ingrijpen betekent. Of er voordelen zijn en ook nadelen. Hoeveel het kost aan geld, maar ook aan materieel. Hoeveel het kost aan mensenlevens, van eigen troepen, maar ook van onschuldige burgers. Het totale plaatje wordt voorgelegd via de minister van Defensie aan de Tweede Kamer. U dus.

    En ik heb het niet horen vragen. Ik heb niemand erover gehoord. Dus vraag ik nu: hoeveel burgerslachtoffers zijn maximaal aanvaardbaar bij de Nederlandse missie in Syrië? Hoeveel burgerslachtoffers mogen er vallen door onze bommen, voordat er wordt gezegd dat het genoeg is? Wie is degene die dat gaat zeggen? Zal de Tweede Kamer, u dus, op elk moment te weten kunnen komen hoeveel burgers onze bommen hebben gedood? Hoe gaan wij die slachtoffers tellen? Hoe groot zal het percentage vrouwen zijn onder die te verwachten burgerslachtoffers? En hoeveel kinderen? Hoeveel bejaarden? Is daar door de Tweede Kamer iets over besloten? Stel dat u dit jaar met Kerst krijgt te horen dat dankzij die luchtaanvallen 100 burgers, vrouwen en kinderen zijn gedood. Wat dan? Stel dat het er meer zijn. 500? 1000? Wat is de limiet? Wanneer is het genoeg? Is daarover nagedacht? Wat is voor u, als kamerlid, de limiet? Heeft u een idee hoe iemand sterft wanneer het gebouw waarin hij of zij zich bevindt wordt getroffen door een bom? Mensen die levend verbranden in een gebouw dat half is ingestort. Mensen die er niet meer uit kunnen. En dan levend verbranden. Of stikken in stof, rook en gassen ontstaan bij brand.

    Omdat ik weet dat de Nederlandse kamerleden zich zeer goed hebben voorbereid, ga ik er van uit dat zij precies weten hoeveel burgerdoden er zijn gevallen bij Nederlandse operaties in Irak. Zijn het er 100? 500? Of nog meer? Hoe zijn die aantallen tot stand gekomen? Hoe weten wij dat het er zoveel zijn? Wie telt die mensen? Hadden die mensen nog kunnen leven wanneer wij het anders hadden gedaan? Zijn wij onvoorzichtig geweest? Ik ben er zeker van dat alle 150 kamerleden het weten. Anders hadden zij nooit besloten tot luchtaanvallen op Syrië. De Nederlandse kamerleden, u dus, zijn medeverantwoordelijk en dus ook medeschuldig aan die slachtoffers.

    In het pakket aan maatregelen om de gruwel van IS te bestrijden zit nog meer. Iraakse veiligheidstroepen krijgen hulp uit Nederland. Veiligheidstroepen, wat zijn dat? Zijn het militairen of zijn het politiemensen. Wat doen zij precies? Wat is hun taak?

    Ook Peshmergastrijders krijgen hulp. Wat voor hulp? Geld, of materiaal, of training? En nu die Koerdische strijders van de Peshmerga hulp krijgen van Nederland, waarom krijgen de Koerden in Turkije dan eigenlijk geen hulp? Waarom staan Koerdische organisaties die in Irak en Syrië meevechten tegen IS, in Turkije en in Nederland op de lijst van verboden terroristische organisaties?

    U ziet het. Ik heb veel vragen. Dat is normaal voor een burger die geen besluiten hoeft te nemen. U, als kamerlid echter, heeft vele antwoorden. Dat is normaal voor iemand die mee mag besluiten.

     

    Laat honderd bloemen bloeien!

    Op Wikipedia staat het volgende: Laat Honderd Bloemen Bloeien was de slogan van een kortstondige liberalisatiecampagne in de Volksrepubliek China van 1956 tot 1957, waarin de autoriteiten kritiek aanmoedigden met, naar eigen zeggen, als doel om misstanden in het bestuur te kunnen opsporen en aanpakken.

    De campagne was het initiatief van premier Zhou Enlai, maar een belangrijk deel van de partijleiding, waaronder Mao Zedong, was geschokt over de felheid van de kritiek die toen los kwam. De Communistische Partij van China ging toen snel over tot vervolging van de personen – intellectuelen, boeren en arbeiders – die deze kritiek hadden durven uiten. Het aantal slachtoffers liep in de honderdduizenden, zo niet miljoenen.

    Deze vervolging was zo fel, dat velen de overtuiging zijn toegedaan dat de hele “Honderd Bloemen Campagne” alleen maar een valstrik is geweest om critici uit de tent te lokken en vervolgens in de kraag te grijpen. Mao had deze tactiek namelijk al eens eerder gebruikt, tijdens zijn periode in Yan’an. Hij noemde dit ‘Lok de slangen uit hun holen’.

     

    Laat honderd bloemen bloeien. Het refereert dus eigenlijk naar iets moois. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bloeiden ook honderd bloemen. Honderd bloemen? Nee, misschien wel duizend! Overal in de grote steden werden panden ontnomen aan speculanten, aan sloop, aan leegstand. De politie hakte er met de botte bijl op los, namens de machthebbers van het fatsoenlijke Nederland en er ontstond een tegenbeweging. Een tegenbeweging met politieke denkbeelden. Maar ook met zeer talrijke initiatieven. De ‘Honderd Bloemen’.

    In kraakpanden werden kunstateliers gevormd, waar jonge kunstenaars experimenteerden. Er werd muziek gemaakt. De kraakbeweging bracht schrijvers voort. Dichters. Er werd geëxperimenteerd met een geldloze maatschappij. Er kwamen kleine drukkerijtjes. Journalisten van vandaag schreven hun eerste stukken in een kraakpand. Met kaarslicht en achter een dichtgespijkerd raam. Onderzoekscollectieven sprongen tevoorschijn. Om de overheid te onderzoeken, of speculanten, of nazi’s, of de politie en inlichtingendiensten. Woongemeenschappen ontstonden. Dit waren de ‘Honderd Bloemen’ die bloeiden.

    Vandaag beginnen opnieuw honderd bloemknoppen aan een onzekere toekomst. Er zit onkruid tussen, maar wie bepaalt wat onkruid is? Geef water aan alles en zie zelf wat uiteindelijk de moeite waard is! De reden in de jaren tachtig en negentig dat zoveel initiatieven opbloeiden, was dat er gewoon veel ideeën waren. Vaak jonge mensen, optimisme, levenskracht. En natuurlijk een gemeenschappelijke tegenstander. Een overheid die moeite had met luisteren. Een overheid die graag waterkanonnen inzette. Niet om de honderden bloemen water te geven, maar om ze weg te spoelen.

    De dood van de Antilliaan Mitch Henriquez zorgt vandaag voor honderd bloemen. Andere bloemen dan indertijd in de kraakbeweging. Vandaag is de tijd van de sociale media. Op Facebook zijn pagina’s aangemaakt met namen als ‘Justice For Mitch Henriquez’, ‘Rechtvaardigheid voor Mitch Henriquez’, ‘A candle for Mitch Henriquez, for Unity’, ‘Gerechtigheid voor Mitch Henriquez’, ‘Justice for #MitchHenriquez’. Op deze pagina’s staan reacties van boze mensen, woedende mensen, verdrietige mensen, verontruste mensen, goedbedoelende mensen. Mensen die weten hoe je je gedachten onder woorden brengt. Maar ook mensen die grote tegenstellingen aan het licht brengen. Immers, hoe kan een analfabeet toch op Facebook terechtkomen?

    Naast die uitingen van medeleven op Facebook, zijn er ook fysieke bloemen gaan bloeien. Er worden gedichten gemaakt, een rapper heeft een lied geschreven, er wordt een stille tocht georganiseerd, er waren hevige rellen in de Haagse Schilderswijk, er wordt vergaderd, er is een speciale gemeenteraadsvergadering. Het betekent dat duizenden mensen bezig zijn met de dood van een landgenoot. En het houdt niet op. Er komen mensen bij, er komen Facebookpagina’s bij, er komen initiatieven bij. En er komt weerstand bij.

    Er zijn twee voorname redenen dat er weerstand bij komt. Weerstand tegen al die initiatieven. Dat komt omdat steeds vaker oude zaken terug worden gehaald. Oude zaken waarbij een burger stierf door toedoen van politieagenten. Oude zaken? Cold cases? Volgens de politie zijn het zaken die al geclasseerd zijn. Een rechter heeft de politieagenten vrij gesproken en dus ‘is het heel vervelend voor de destijds betrokken politieagenten om opnieuw te worden herinnerd aan die oude zaken’. Vervelend hè, wanneer iemand dood is. Iemand die je zoon was, of je dochter. Iemand die je man was, of je vriend. Vervelend hè, om daaraan te worden herinnerd. Ook wanneer je vrij bent gesproken. Wat een nare mensen hè, die nabestaanden. Misschien is het een idee om voortaan ook nabestaanden op te pakken. Je weet maar nooit.

    Namen die nu worden genoemd zijn Mike Stok, Rishi Chandrikasing, Ihsan Gurz, Michael Koomen. En er wordt al bijgezegd dat er nog veel meer zijn. Vervelend hè, dat die ouders en die vrienden, die familie en kinderen, daar nog steeds mee zitten. Vervelend hè, voor die politieagenten die zijn vrijgesproken. Vervelend dat dat nu allemaal weer naar boven wordt gebracht. Op die Facebookpagina’s worden profielen van mensen door Facebook geblokkeerd volgens sommigen, en de politie laat weten mensen te gaan vervolgen.

    Een tweede zaak is dat nu op de sociale media politieagenten worden bedreigd. Een Haagse wijkagent die zegt te lijken op één van de verdachten in de doodslagzaak van Mitch Henriquez, kwam deze week nog boos in het nieuws. ‘Ik wordt bedreigd!’, riep hij. ‘En ik heb helemaal niets gedaan!’ Het is een zaak van spontane ‘name and shame’. ‘Name and shame’, een beleid van de politie zelf om leden van motorclubs te noemen wanneer zij in beeld komen bij een misdrijf. Of het ‘etnisch profileren’, een ander beleid van de politie. De huilende wijkagent is slachtoffer van ‘name and shame’, van ‘beroepstechnisch profileren’. Ook hier heeft de politie aangekondigd te gaan onderzoeken of mensen kunnen worden vervolgd.

    De Facebookpagina ‘Justice for Mitch Henriquez’ schreef gisteren dit over die weerstand van de politie: ‘Nadat wij gisteren oude koeien uit de sloot hadden gehaald is de politie nu gekwetst door onze actie. Het feit dat wij [33.000 mensen] ons gekwetst voelen over de ‘moord van Mitch’ met iedere morgen nieuwe zorgen erbij doet hun helemaal niets. Geen een van die agenten hebben tot nu toe publiekelijk ‘excuses aangeboden’. Eerst gingen ze opzettelijk leugens verspreiden over de doodsoorzaak van Mitch samen met hun tovaritsj [het OM]. Wanneer dringt het tot jullie door dat leugens hebben korte benen. “En wat voor een impact dit soort berichtgeving op agenten en hun omgeving heeft.”Voelden jullie ook gekwetst toen Rishi werd vermoord? Voelden jullie ook gekwetst toen Ishan lag dood te gaan in de cel? Voelden jullie ook gekwetst toen Mitch dood-gewurgd werd?

    Totaal geen medeleven met de duizenden mensen die dag en nacht niet kunnen slapen, die traumas hebben overgehouden van die nekklem, die overdag bang en onzeker voelen wanneer ze een politie agent zien. De politie is niet voor iedereen. Dat is een mythe. Als jullie echt voor iedereen waren, dan hadden jullie op z’n minst een korte speech gehouden om de harten van de burgers gerust te stellen. Dat hebben jullie ook niet gedaan. Wij hebben niets nieuws geplaats. Wij hebben enkel het leed van een burger gedeeld. En als dat een ‘misdaad’ is, dan moeten we allemaal ophouden met leven want het leven bestaat eenmaal uit verhalen en getuigenissen die onderling worden gedeeld. Wees niet bang, wij gaan geen ‘kruistocht’ of ‘jihad’ tegen jullie voeren. Wij weten dat jullie dit lezen. Wij weten dat jullie het erg vinden. Voel de pijn die wij jarenlang hebben gevoeld. Niets kan tippen aan de intimidatie en chantage afkomstig van jullie kant jegens de burgers. Het wordt ook tijd dat jullie de burgers als mensen behandelen en niet als een kudde vee in stallen waarop jullie los kunnen gaan timmeren.’

    De boodschap is duidelijk. Tienduizenden mensen zijn boos, verdrietig of verontwaardigd. Nog vele bloemen zullen bloeien. En nog vele waterkanonnen zullen worden ingezet. Al die bloemen bloeien niet zomaar! Fijne zomer!

     

     

     

     

     

    Arubaanse man doodgeslagen door Haagse politie

    Haagse agenten hebben gisteren (zaterdag 27 juni 2015) na het ‘Night at the Park’ festival in het Zuiderpark de 42 jarige Arubaan Mitch Henriquez doodgeslagen. In een verklaring stelt het Openbaar Ministerie (OM) dat Henriquez onderweg naar het politiebureau onwel werd, echter blijkt uit camerabeelden dat hij al buiten bewustzijn of in coma was voordat hij de politiebus in werd gesleurd zonder medische hulp te krijgen.

    Getuigen zeggen dat Henriquez na het festival grapjes aan het maken was met vrienden, toen een groep agenten bovenop hen dook. Henriquez belandde in een coma, en overleed vandaag in het ziekenhuis. Volgens omstanders en zijn familie hebben agenten veel geweld gebruikt bij zijn arrestatie.

    Volgens het ‘officiële’ bericht van het OM zou Henriquez geroepen hebben dat hij een wapen had, en zou hij zich hebben verzet tegen zijn aanhouding, waarop er geweld tegen hem werd gebruikt. Pas onderweg naar het politiebureau zou Henriquez onwel zijn geworden. Ooggetuigen en een zojuist verschenen filmpje vertellen echter een heel ander verhaal. Henriquez zou grapjes aan het maken zijn met vrienden, waarop hij werd gewaarschuwd door de politie en doorliep. Ook zijn zus Lila zegt dat hij misschien wat luidruchtig was maar het niet tegen de politie had maar tegen zijn vrienden.

    Mitch Henriquez is duidelijk al buiten bewustzijn of in coma voor dat hij de politiebus wordt in gesleept.

    Vlak daarna werden hij en zijn vrienden belaagd door de politie, waarbij er 4 agenten op zijn nek sprongen. Op filmpjes is duidelijk te zien dat Mitch Henriquez schijnbaar levenloos en geboeid in het gras ligt terwijl er agenten op hem zitten. Dit strookt duidelijk niet met het verhaal van het OM, die stellen dat Henriquez pas in het politiebusje onwel is geworden.

    De doktoren op de intensive care hebben tegen de familie gezegd dat de dood van Henriquez duidelijk geen natuurlijke oorzaak had. Zijn zus Lila zegt in een interview: “zijn hoofd was helemaal opgezwollen, de meeste klappen heeft hij op zijn hoofd gehad. Hoe kan het dat iemand in de boeien geslagen wordt, in de de auto wordt gegooid en vervolgens bont en blauw en zonder te ademen aankomt?” vraagt de zus van Henriquez zich af.

    De Haagse politie eenheid is al jaren in opspraak vanwege (racistisch) politiegeweld. Zo werd op 24 november 2012 de 17 jarige Rishi Chandrikasing doodgeschoten op station Hollands Spoor terwijl hij wegrende voor de politie. Ook is racistisch politiegeweld een dagelijkse realiteit in de Haagse wijken Schilderswijk en Transvaal. In deze wijken kent iedereen wel iemand die slachtoffer is geweest van politiegeweld of is zelf slachtoffer geweest. Slachtoffers verklaarden eerder in de lokale media: “Ik word vaak om mijn legitimatie gevraagd, gewoon uit het niets. Als ik vraag waarom word ik meegenomen en word ik in de politieauto in elkaar geslagen en mishandeld. Op het bureau gaat het verder. Ze stopten mij in de cel en met de handboeien nog om hebben zij me in mijn ribben geslagen. Daarna hebben ze mij met de brandslang nat gespoten en mij heel de nacht in de cel laten zitten terwijl ik helemaal doorweekt was.” Ook ex-agenten spreken van een cultuur van geweld en racisme binnen de politie-eenheid. Het zijn slecht enkele voorbeelden van de racistische en gewelddadige cultuur die er heerst bij de politie in Den Haag, die tot zo ver altijd is gedekt door korpsleiding en burgemeester van Den Haag Jozias van Aartsen.

    28 juni 2015
    afadenhaag.wordpress.com/2015/06/28/arubaanse-man-doodgeslagen-door-haagse-politie/

    Find this story at 28 June 2015