• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.

  • Categorieën

  • Je suis Charlie!

    Ze stonden allemaal op de barricades na de aanslag op het Franse satirische blad Charlie Hebdo. Ze verdrongen elkaar zowat voor de camera’s. Staatshoofden, regeringsleiders, partizanen van het vrije woord. Vóór de camera’s waren het allemaal grote voorstanders van de vrijheid van de pers, van de democratie en van de vrijheid van meningsuiting. Je suis Charlie, riepen ze.

    Inmiddels bevinden we ons niet meer vóór, maar áchter de camera’s. En wat zien we daar? De grote vrijheidsstrijdster Merkel maakt de weg vrij voor de vervolging van de Duitse bespotter van de Turkse premier Erdogan. Minder dan een week later staat ze in de Zeeuwse metropool Middelburg om een hoge onderscheiding in ontvangst te nemen. Regeringsleider erbij, geen enkele kritiek, geen enkel protest. Ich bin der Charlie? Op-Merkel-ijk.

    Die kritiek op een vreemd staatshoofd doet ons in Nederland natuurlijk meteen denken aan de censuur in het Derde Rijk. Daarom is het zo vreemd dat er juist vanuit het kritische Nederland geen enkele kritiek komt. Vreemd? Of is er in Nederland ook geen echte persvrijheid?

    Waarschijnlijk is er in Nederland vooral sprake van zelfcensuur. Een soort zeer vergaande beleefdheid om problemen niet te benoemen of zelfs goed te praten. Tijdens de oorlogen die Nederland mee hielp voeren in Irak en Afghanistan was er al sprake van ’embedded’ journalistiek. Journalisten konden met het leger meereizen ‘voor hun eigen veiligheid’, maar schreven dan wel positief over de Nederlandse militaire bezigheden.

    Bijna alle journalisten deden mee met deze vorm van censuur. Eén van de zeer weinigen die weigerden zich te conformeren was Arnold Karskens. Karskens trok meestal alleen het land in en sprak met de mensen zelf. Terug in Nederland verscheen hij dan foeterend en blazend op televisie met nieuws over Nederlandse schuld bij dodelijke schietpartijen en bombardementen. En passant was hij ook nog op zoek naar oorlogsmisdadigers en oorlogsprofiteurs. Dankzij Karskens liepen zij tegen de lamp en werden in heel Nederland bekend.

    Het optreden van Karskens heeft tenminste als voordeel dat de burger niet in slaap valt en wordt geconfronteerd met nieuws dat andere media vaak niet of anders brengen. Karskens is niet te vatten, hij ligt dwars, evolueert volgens sommigen van linkse signatuur tot rechtse sympathieën, benoemt zichzelf tot held en experimenteert met crowd-funding. Lezen van zijn artikelen brengt de lezer op zijn minst tot de slotsom dat er ook ander nieuws is.

    Dupont schreef op 18 april in het artikel ‘Branche-organisaties’: ‘‘Dit terwijl twee jaar geleden werd afgesproken om die term in die context niet meer in de mond te nemen. Ze zegt dat het langdurig negatief publiceren over motorclubs uiteindelijk leidt tot een daling van de omzet van motorverkopers.’ Het ging hier over Gemma Warmerdam, secretaris van de afdeling Gemotoriseerde Tweewielers van de RAI. Warmerdam trok van leer tegen politiechef Paauw van Rotterdam, nadat deze had gesproken over het verbieden van motorclubs. En daar stak het Warmerdam, want, zo riep zij nijdig, er waren twee jaar geleden afspraken gemaakt om motorclubs ‘motorbendes’ te noemen wanneer het ging om ‘onepercenters’. Anders zou er schade optreden voor motorverkopers. Gemma riep politie, overheidsfunctionarissen en media op voorzichtig te zijn met de term ‘motorclub’.

    Er wordt hier dus door een lobbyiste van de Gemotoriseerde Tweewielers opgeroepen zich te houden aan afspraken gemaakt tussen politie, overheidsfunctionarissen en de media. Met als doel meer motorfietsen te verkopen. Afspraken? Wie hebben die afspraken gemaakt? Welke overheidsfunctionarissen? Welke politiemensen? Welke journalisten of kranten? Je suis Charlie?

    En nu het toch weer gaat over motorclubs, kijken we meteen even verder naar hoe er over die clubs geschreven wordt. Op 8 april 2016 schrijft Gerlof Leistra in Elsevier: ‘Mocht een verbod te ver gaan – ook bikers kunnen zich beroepen op de vrijheid van vereniging – dan kan hen in elk geval het leven zuur worden gemaakt. Bijvoorbeeld door ze geen vergunning te geven voor feesten en ook de vergunning voor hun clubhuis nog eens tegen het licht te houden. Louter hun aanwezigheid op straat is een gevaar voor de openbare orde. Alle strafdossiers leveren bij elkaar het beeld op van organisaties waarvan veel criminelen lid zijn. Het verschil met een criminele organisatie is louter juridisch.’

    Leistra geeft in dit artikel niet alleen zijn mening, hij fantaseert ook: ‘Leden van de clubs houden zich onder meer bezig met drugs- en wapenhandel, afpersing, prostitutie en protectie. Zodra ze in elkaars vaarwater belanden, is het meteen oorlog: kom niet aan ons geld!’

    Leistra is niet aan zijn proefstuk. Al jaren fulmineert de ‘misdaadverslaggever’ tegen motorclubs en pleit hij voor een verbod. In motorland is de brave Leistra echter totaal onbekend. Niemand heeft hem ooit gezien of gesproken. Alle informatie waarmee Leistra komt lijkt onmiddellijk afkomstig van de politie.

    Op het Facebookweblog ‘Discriminatie van motorclubs’ worden regelmatig journalisten aan de kaak gesteld die volgens de maker van het blog de feiten verdraaien of er op los fantaseren. Met name oud-politieman, nu journalist, John van den Heuvel, Bjorn Thimister en Mick van Wely van De Telegraaf krijgen het voor hun kiezen. Deze journalisten lijken volgens het blog partizanen van de overheid in plaats van het vrije woord. Ook het NOS Journaal moet er in het blog vaak aan geloven.

    Op 20 oktober 2015 schreef Dupont al in het artikel ‘De mol die eigenlijk een rat was’: De aangehouden burger die voor RTL-4 werkte is Peter van Vugt, een oude bekende. Van Vugt begon zijn carrière bij de politie Brabant Zuid-Oost, waar hij lid was van een arrestatieteam. Peter van Vugt was tevens eigenaar van het bedrijf Quick Look Investigations en werkte al jaren nauw samen met de eveneens uit Eindhoven afkomstige oud-politieman John van den Heuvel. Op Ibiza verzorgde Peter van Vugt de beveiliging van enkele vermogende Nederlanders die daar woonden. Van Vugt wordt volgens De Telegraaf verdacht van vuurwapenbezit en het uitlokken van het lekken van politiegegevens. Overigens heeft dat waarschijnlijk niets te maken met John van den Heuvel zelf of zijn programma.’

    In een artikel van The Post Online van 26 april 2016 zegt Arnold Karskens over de NOS: ‘Het NOS Journaal is, afgewogen tegen het budget, het slechtste journalistieke programma. Ver beneden de maat. Ze zijn doorgeefluik voor nieuws uit Den Haag, Brussel en Washington. Veel NOS’ers worden later voorlichter, ze likken zich in bij de macht. Niets ten nadele van sommige correspondenten, maar de redactie is niet goed. Daar zijn ze meer ambtenaar dan journalist.’

    Op dezelfde dag meldt Quotenet.nl enkele andere uitspraken van Karskens: ‘Nou je hebt natuurlijk pure corruptie, zoals een Telegraaf-journalist die voor geld slecht schrijft over een huurder die de huisbaas eruit wil hebben. Maar wat je vooral veel ziet is dat de commercie, de advertentie-afdeling zich met de inhoud bemoeit. Dan zijn er nog journalisten die al tijdens hun werk voorsorteren op een baan als woordvoerder ergens. Of journalisten die overstappen naar de politiek of adviseur worden bij een ministerie of partij, en daarna zelfs weer doodleuk terugkeren in de journalistiek. Mensen die niet gaan voor het onthullen en het openbaren, zoals ze zouden moeten doen, maar voor hun toekomst of pensioen. Wat ook opvallend is dat veel Nederlandse journalisten er helemaal geen moeite mee hebben samen te werken met de AIVD.’

    Het zijn zeer ernstige beschuldigingen van een man die al vele jaren meedraait in de journalistiek. Journalisten die zich laten omkopen, samenwerken met inlichtingendiensten, politieke belangen hebben of commerciële belangen van media die belangrijker zijn dan nieuwsgaring en publieksvoorlichting. Is het waar wat Karskens daar allemaal roept? Hij durft het in ieder geval te zeggen. Want het opnemen tegen een machtig concern als De Telegraaf doe je niet zomaar. Of de machtige staatsomroep NOS bekritiseren.

    Het verwijt van Karskens over journalisten in de politiek is in ieder geval zeker niet uit de lucht gegrepen. Rinke van de Brink werkt al jaren bij de staatsomroep NOS en zegt over zichzelf op over.nos.nl : ‘In al die jaren in de journalistiek zijn mijn drijfveren dezelfde gebleven: nieuwsgierigheid, het zoeken naar de feiten en het aandragen van informatie om die feiten te kunnen begrijpen.’ Van den Brink geeft op dezelfde pagina aan hoe hij zijn journalistieke carrière begon, maar verzwijgt dat hij vele jaren lang redacteur was van het communistische blad De Waarheid. In het boek ‘De schijn-élite van de valsemunters’ zegt auteur Martin Bosma dat Rinke redacteur was van het blad en lid van de CPN van mei 1977 tot september 1983. Nogal politiek gekleurd dus. Maar toch nog goed terecht gekomen, want de NOS betaald zijn medewerkers goed. Haast Kafkaesque zo’n ommeslag.

    Het Dagblad van het Noorden plaatste op 26 april 2016 een stuk van rechtbankjournalist Rob Zijlstra. ‘Organisaties proberen steeds nadrukkelijker grip te krijgen op de inhoud van journalistieke publicaties’, zegt hij. Zijlstra schiet uit zijn slof door een eerder artikel van hem over de politie in de noordelijke provincies. ‘De politie had het reeds gecorrigeerde artikel nogmaals voor publicatie willen inzien. Nog meer regie. Eigenlijk had het een heel ander artikel moeten zijn. Eigenlijk hadden ze het zelf willen schrijven. De teleurstelling, meldt de voorlichter, heeft ook gevolgen. Geen nieuwe afspraken.’

    ‘Journalisten die niet naar de pijpen dansen van de voorlichter van de politie kunnen het vergeten.’, is de conclusie van journalist Rob Zijlstra. En dat is zeer ernstig. De politie als bedwinger van het vrije woord.

    Een korte rondgang door het land van de ‘onafhankelijke pers’ levert dus al meteen iets op:

    Er worden afspraken gemaakt tussen de media en belangenorganisaties/brancheorganisaties.

    De politie wil alleen journalisten te woord staan die schrijven wat zij willen.

    Sommige journalisten of medewerkers van journalisten zijn oud-politiemensen en sommigen nemen het niet zo nauw met de wet.

    De krijgsmacht neemt ‘voor hun eigen veiligheid’ embedded-journalisten mee in oorlogsgebieden, waar zij eigenlijk onafhankelijk nieuws zouden moeten vergaren.

    Journalisten hebben een politiek extremistisch verleden en werken nu voor een staatsomroep die onder vuur ligt als eenzijdig.

    Journalisten of media hebben commerciële belangen bij onderwerpen waarover zij schrijven.

    Journalisten zijn over bepaalde onderwerpen totaal kritiekloos.

    Journalisten werken samen met inlichtingendiensten.

    Journalisten proberen hun eigen mening koste wat kost, ook door verdachtmakingen, aan de lezer op te dringen. Zelfs wanneer de feiten die zij presenteren helemaal niet bewezen zijn.

    Je suis Charlie? Ja, Charlie Chaplin!